HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
WIE HET EERST DE HAND UITSTEEKT IN EEN SCHAAKPARTIJ
Recent heeft de raad van bestuur van de FIDE voorgeschreven dat op een FIDE-toernooi spelers verplicht zijn voorafgaande en na afloop van de partij elkaar de hand te schudden. Doet een speler dat niet verliest hij de partij. Het is een voorbeeld van de juridisering van een bepaald aspect van sporti-
viteit in het schaakspel. Een pars pro toto.

Overzicht van paragrafen:
1. Het Lange Voorhout
2. Enkele koetsincidenten
3. De schaakscheidsrechter
4. Gedetailleerde regels
5. De opvatting van Slavenkoorde
6. De opvatting van grootmeester Donner


1. Het Lange Voorhout

Het Lange Voorhout is een prachtige laan in Den Haag, vlak bij het Binnen-
hof. Daar staan 310 Hollandse linden en vier Amerikaanse linden. Bij zijn bezoek aan Den Haag in 1536 heeft keizer Karel V opdracht gegeven op het Lange Voorhout vier rijen lindebomen te planten. De gewone Hagenaren noemden het Voorhout in die tijd: Lindepad of Lindelaan. De tongbreker "Liesje leerde Lotje lopen langs de lange lindelaan" slaat op het Lange Voorhout.



Foto Chris Schram


Na de Tachtigjarige Oorlog is Den Haag het centrum van diplomatieke acti-
viteiten. Den Haag ontwikkelt zich als een internationale ontmoetingsplaats. Er zijn in die periode op het Voorhout veel diplomatieke geschillen geweest.

En ook enkele beroemde koetsincidenten. Het probleem daarbij is dat door de smalle baan er geen ruimte is voor het passeren van twee koetsen. Een van de koetsen zal achteruit moeten. Verkeersregels zijn er nog niet in die tijd. Het is ondenkbaar dat een koets met een inzittende in hoger aanzien terug gaat voor een koets met een inzittende van een lager aanzien.

In de volgende beroemde koetsincidenten is de inzet: prestige, protocol, belangrijkheid, niet voor de ander onder willen doen en eer. Eigenschappen die heel herkenbaar zijn voor topschakers, want ook daar geldt hiërarchie: in volgorde van hun rating gaan zij door de draaideur.


top  


2. Enkele koetsincidenten



Den Haag, links de Kloosterkerk, aan het begin van het
Lange Voorhout in de zeventiende eeuw


Op de smalle baan van het Lange Voorhout staan in 1651 de koetsen met de Engelse gezant en die met de hertog van Holstein tegenover elkaar. Geen van hen wil wijken. Hetzelfde gebeurt op 12 augustus 1657 met de koetsen met de Franse ambassadeur, na zijn bezoek aan prinses Amalia van Solms op Huis ten Bosch, en die met de Spaanse ambassadeur. Geen van beiden gaat opzij. Dat zou gezichtsverlies betekenen.

In Londen staan op 30 september 1661 de koetsen met de Spaanse en Franse ambassadeurs tegenover elkaar.

En opnieuw op het Lange Voorhout staan op 6 mei 1664 de koetsen met de Franse ambassadeur Godefroi d'Estrades en die met de jonge prins, de latere stadhouder, Willem III tegenover elkaar. De stemming wordt zelfs dreigend. De gouverneur van de prins snelt naar de grootmoeder van de prins, prinses Amalia van Solms, die op dat moment verblijft op het paleis Noordeinde, het huidige werkpaleis van koningin Beatrix.

Het gaat om de vraag wie er voorrang heeft, wie voor de ander terug moet gaan. In 1651 heeft Johan de Witt het geschil beslecht, hoewel hij niet kon voorkomen dat er gewonden zijn gevallen. In 1657 heeft hij het geschil wel op vreedzame wijze beslecht. En in 1664 heeft de prinses-douairière Amalia haar kleinzoon uit de koets laten halen en hem opdracht gegeven te voet verder te gaan zodat zijn koets kon terugkeren. Echter, in Londen zijn bij het incident in 1661 twaalf doden en veertig gewonden gevallen.


top  


3. De schaakscheidsrechter

Hoe had een schaakscheidsrechter de koetsincidenten beslecht? Of, anders geformuleerd, wie moet volgens de scheidsrechter voorafgaande aan een schaakpartij het eerst de hand uitsteken om de hand van de tegenstander te schudden?

Net als bij de koetsincidenten bestaan hier geen regels voor. Wel geldt sinds kort artikel 13.4 van het reglement voor bijzondere toernooien van de FIDE. Dat artikel luidt: 'De spelers moeten elkaar de hand schudden (of elkaar op een andere op een algemeen aanvaarde wijze groeten die in overeenstem-
ming is met de omgangsvormen van het land) voor en na afloop van elke partij. Indien een speler aan dit vereiste niet voldoet, ook niet nadat de hoofdscheidsrechter heeft gevraagd dat te doen, zal hij de partij onmiddellijk verliezen,' vergelijk Handbook, D. Regulations for Specific Competitions, D.X. Regulations for the Grand Prix.
FIDE Handbook  
Zie ook:
Waarden en normen, hoofdstuk 1  
Waarden en normen, hoofdstuk 6  

En kijk, daar staan twee topschakers op een FIDE-Grand Prixtoernooi te-
genover elkaar. Beide spelers kunnen elkaar niet zien of luchten. Het liefst willen ze elkaar geen hand geven. Maar dat betekent dat de speler die weigert, een reglementaire nul ontvangt. Dat genoegen gunt hij de ander niet. Daarom verplaatst het probleem zich.

Op grond van artikel 13.4 verzoekt de scheidsrechter de spelers elkaar een hand te geven. Beiden antwoorden dat zij daartoe bereid zijn. Echter, beiden stellen dat de ander als eerste de hand moet uitsteken. Er kunnen daarvoor verschillende redenen bestaan. Men kan het als een teken van onderwerping beschouwen. Zo steekt bijvoorbeeld degene die de partij opgeeft ook als eerste zijn hand uit naar de tegenstander. Een beslissing van de scheids-
rechter dat beide spelers de hand tegelijk moeten uitsteken, werkt niet. Er zal altijd één speler zijn die later is dan de ander, zodat de eerste zich heeft onderworpen.

Welke speler moet de scheidsrechter aanwijzen die het eerst de hand moet uitsteken: de speler met de laagste rating of juist de hoogste rating, de wit-
speler of de zwartspeler? Anders dan bij een koetsincident waar de koetsen uren tegenover elkaar konden staan, heeft de scheidsrechter in verband met het aanvangstijdstip van de partij, slechts weinig bedenktijd voordat hij be-
slist. En hoe gedraagt hij zich als een van de spelers boos op zijn beslissing reageert? Trouwens, met Johan de Witt is het niet goed afgelopen. In 1672 heeft een woedende menigte hem op afschuwelijke wijze gelyncht vlak bij het Lange Voorhout.


4. Gedetailleerde regels

Emoties hebben een functie. Zij zijn wachters van menselijke waarden. Het houdt in dat de speler zichzelf serieus neemt en een gevoel van eigen waar-
de heeft. Het is de kunst de emoties goed te uiten. Als iemand dat op juiste wijze weet te doen, is dat mooi om te zien.

Als een tegenstander een ander ernstig beledigt, is het goed dat de speler dat niet accepteert. Indien de speler daarna gedwongen wordt de tegen-
stander de hand te drukken, kan dat de speler hinderen in zijn spel. De gedraging buiten het schaakbord werkt door tijdens het spel. Zo kan een tegenstander buiten het bord zijn wil opleggen aan de speler. Lijfelijk con-
tact kan dan voor de speler belemmerend werken op zijn schaakspel.

Het is de taak van de scheidsrechter deze emoties te kanaliseren opdat op beheerste, vreedzame wijze de spelers samen het spel kunnen spelen. De belangrijkste taak van een scheidsrechter is het ordenen van het schaak-
spel. En dus was het beter geweest indien de scheidsrechter de spelers een ontheffing kan geven van de etiquette.

De FIDE had zich over het uiterst zeldzaam voorkomende geval dat een speler weigert de ander de hand te schudden zich niet druk moeten maken. Hij had ruimte moeten laten bestaan voor de mogelijkheid te schaken zon-
der het handen schudden. De raad van bestuur van de FIDE heeft een pro-
bleem van iets gemaakt waarvan niemand zich bewust was dat het een pro-bleem was. Door de gedetailleerde regel komen er juist meer problemen.

Zo is namelijk het dreigen met een reglementaire nul het beginpunt van nieuwe en lastiger problemen. Want wat moet een scheidsrechter doen wanneer een schaker
- een handschoen aan heeft?
- vieze of kleverige handen heeft?
- na het handen schudden direct zijn handen gaat wassen? Vergelijk het incidenten rijke wereldkampioenschap 1978 tussen Korchnoi en Karpov. De secondant van Korchnoi reageert op een gegeven moment: 'Het bespaart Viktor een bezoek aan het toilet om zijn handen te wassen elke keer na het begin en aan het eind van elke wedstrijd.'
- zijn gezicht af wendt bij het handen schudden of beiden hun gezicht afwenden? Zoals is gebeurd tijdens het wereldkampioenschap in 1978?

Moet de scheidsrechter in deze gevallen eigenmachtig ingrijpen, of moet hij de tussenkomst afwachten van de tegenstander die zich beledigd en gehin-
derd voelt in de zin van artikel 12.6 van de FIDE-regels? Wat is in zo'n geval een passende straf: de reglementaire nul, een zware tijdstraf?

Schakers die elkaar niet mogen zijn creatief in het ontdekken van de mazen in de regels. Om bewijsconflicten te voorkomen zou bij beladen wedstrijden de organisatie het handen schudden moeten filmen. Zo is artikel 13.4 van het toernooireglement een conflictopwekkende regel. De regel veroorzaakt meer problemen dan zij oplost. In de schaakrubriek van de New York Post van 1 juli 2007 heeft Andy Soltis het al over de komst van de 'politeness police', de beleefdheidspolitie, in de schaakwereld.


top  


5. De opvatting van Slavenkoorde

Slavenkoorde, de toenmalige voorzitter van de regelcommissie van de FIDE, schreef in december 1971 in Schakend Nederland, bladzijde 59: 'Degenen die gewend zijn zich in de wetgeving van het schaken te verdiepen weten opperbest dat sommige 'leiders' er als de kippen bij zijn om elk nieuw geval dat zich voordoet (en 'berecht' is) onverwijld in de reglementen vast te leggen. Dat zijn de 'leiders' die er niet van houden 'eigen verantwoordelijk-
heid' te dragen. Zij doen niets liever dan hun casus-boek in reglement-
bepalingen om te zetten.

Andere 'leiders' daarentegen - in het algemeen de betere - beseffen dat de wetgever ruimte heeft gelaten om alle omstandigheden in aanmerking te nemen (ook die welke in de 'wet' niet genoemd worden), waardoor zij de gelegenheid hebben een beslissing te nemen welke bij het speciale geval past, zonder gedwongen te zijn een vonnis te vellen dat weliswaar in de 'wet' is voorgeschreven doch menigmaal op het geval in kwestie slecht past,' aldus Slavenkoorde in 1971.

Zijn raad hebben zijn opvolgers in de wind geslagen. Sindsdien zijn er veel te veel regels bij gekomen. En is er geen ruimte meer voor een oplossing waar Slavenkoorde op doelt. De scheidsrechter is in een keurslijf van dwin-
gende regels terecht gekomen, waardoor de kans dat hij fouten maakt groot is.


6. De opvatting van grootmeester Donner

Door het nieuwe FIDE-Grand Prix toernooireglement geven voortaan spelers elkaar een hand niet als teken van sportiviteit om elkaar een prettige partij te wensen, maar om te voorkomen een reglementaire nul te ontvangen. Zo is weer een aspect van de sportiviteit in het schaken gejuridiseerd.

Om grootmeester Donner in feite te citeren: 'De verwoede pogingen die men tegenwoordig in de schaakwereld aanwendt om de diepe verwantschap van dat spel met het schaken te verloochenen en uit te bannen, leiden tot een opeenstapeling van extra regels en geboden, die het spel niet leuk meer maken om te spelen. Men wil een beetje al te fair zijn, vind ik,' aldus Don-
ner, De Volkskrant 8 april 1978, De Koning, bladzijde 276.


© 2008  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
WAARDEN EN NORMEN
Artikelenreeks 'Waar-
den en normen' door Pieter de Groot.

Hoofdstuk 1  
Hoofdstuk 2  
Hoofdstuk 3  
Hoofdstuk 4  
Hoofdstuk 5  
Hoofdstuk 6  
Hoofdstuk 7  
Hoofdstuk 8  
Hoofdstuk 9  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot