HOME     SCHAAKSCHOLING LES 15
ENCYCLOPEDISTEN EN OPPORTUNISTEN
Beste lezer. Dit keer een les over het gemak van een openingsrepertoire. Hans Bouwmeester verdeelt in zijn aloude pocket (nr. 10) "Openingen" de schaakwereld in twee typen: encyclopedisten, dat zijn spelers die hun ope-
ningen precies kennen en daarop vertrouwen, en opportunisten, spelers die de openingsfase eigenlijk maar een hinderlijk obstakel vinden op weg naar wat zij als het echte schaken zien.

Ik maak zelf altijd een onderscheid tussen spelers met een smal en spelers met een breed openingsrepertoire. Ik heb de indruk dat dit een aanvullend onderscheid is. Bij zowel de encyclopedisten als de opportunisten heb je liefhebbers van een breed en een smal spectrum.

Hoe het ook zij. U kent ze wel. Clubgenoten die altijd "De Leeuw" of altijd "Frans" spelen. Of mensen die gewoon maar wat doen. Hoe ga je met deze "typen" om? Belangrijker nog: wat is je eigen openingsstrategie?

Voordat ik hier wat dieper op in ga vat ik nog even kort samen wat ik in de voorgaande lessen over de schaakopening gezegd heb.
  1. Speel geen 1. e4 en in reactie op 1. e4 zeker geen 1. ... e5. Dat is te gevaarlijk en te veeleisend (voor onderbondspelers).
  2. Zorg dat je een opening speelt waarmee je in je favoriete speltype terecht komt en bij voorkeur niet in het favoriete speltype van je tegenstander.
  3. Begrijp wat je speelt. Liever een wat minder goede zet waarvan je de voor- en nadelen snapt dan een zet "uit de boeken" die je niet echt door hebt.
top  


Ik weet nog goed dat ik een jaar of tien geleden, als herintreder in de schaakwereld, voor het eerst tegen Stefan Buchly speelde. Hij speelde, met zwart, een rare opening, althans dat vond ik. Later begreep ik dat hij de net uitgevonden opening "De Leeuw" speelde. Ik deed normale zetten, kwam iets beter te staan, maar kon niet winnen.

In de jaren daarna heb ik "De Leeuw" van Stefan meermalen bestreden, beter voorbereid, maar mijn resultaten werden er niet beter van. Hetzelfde geldt voor de aanpak van een opening als "De Draak". In partijen tegen liefhebber Rinze Mulders kwam ik er met wit nooit ver mee.

Ik heb er de conclusie uit getrokken dat je tegen (smalle) "encyclopedisten" niet zo dom moet zijn om ze op hun eigen terrein op te zoeken. Dat is zelf-
moord. Mijn eerste tip is dus om tegen een specialist niet in te gaan op zijn favoriete menu. Speel tegen Stefan gewoon 1. c4, 1. d4 of 1. Pf3 en als je tegen Rinze zo nodig 1. e4 wilt spelen, speel dan na 1. ... c5 een gesloten Siciliaan met 2. Pc3 of een zogenaamde "Lb5-Siciliaan" met 2. Pf3 d6 3. Lb5+. Simpel.

Maar nu nogmaals de vraag: hoe pak je het zelf aan? Ik denk dat iedereen daarin zijn eigen weg moet vinden. Voor spelers op onderbond-niveau vind ik de combinatie "encyclopedist" met een breed repertoire ondoenlijk. Dat kost zeeën van tijd. Voor zover ik weet hoort bij Botwinnik alleen Bob Ame-
ling nog in die categorie thuis, maar voor jonge spelers is dat niet meer te doen.

Interessant is de keuze die Erik Middelkoop gemaakt heeft. Hij is na zijn dertigste als clubspeler begonnen en heeft er bewust voor gekozen om een klein, maar inmiddels bijzonder effectief repertoire op te bouwen. Hij speelt bijvoorbeeld 1. e4 e5 2. Lc4 en andere varianten waar hij hinderlijk veel van weet en die hij goed begrijpt. Hierdoor wordt hij zelden verrast en kan hij ook tegen ervaren KNSB-spelers een vuist maken.

Belangrijk voordeel van zo'n strategie is ook dat je er tijd mee wint. Bij ra-
pidpartijen en snelschaken is dat natuurlijk een enorme plus. Een praktische tip is dus om enkele openingen wat beter te bekijken en om die vaker te hanteren.

Een heel eenvoudig repertoire voor zwart is bijvoorbeeld de Caro Kann te-
gen 1. e4 (dat is de opstelling met 1. ... c6 gevolgd door 2. ... d5) en tegen 1. d4 of 1. c4 precies hetzelfde, dus ook 1. ... c6 gevolgd door 2. ... d5 (of andersom), dat heet Slavisch. Ik ben best bereid om hier eens een club-
avondje wat dieper op in te gaan.

Met wit adviseer ik 1. d4 gevolgd door 2. Lf4 of 2. e3. Ik heb daar al eerder iets over gezegd. Zelfs tegen een grootmeester hou je dat gemakkelijk twintig zetten vol, zonder direct te verliezen. En je krijgt gewoon de kans om je stukken rustig op te stellen en de strijd aan te gaan. Een snel mat zit er niet in, maar wat is daar nu eigenlijk leuk aan?


top  


Serieus alternatief voor zo'n smal repertoire is de strategie van de "brede opportunist". Dat in tegenstelling tot een "smalle opportunist". Een smalle opportunist is iemand die direct vanaf het begin alle openingstheorie wil ontwijken, bijvoorbeeld met extravagante openingszetten als 1. a3 of 1. b4 en door met zwart heel snel en bewust een "afwijkende" zet te spelen.

Ik vind dat geen goede optie voor spelers tot elo-niveau 2000. Je kunt dat alleen doen als je een heel goed positiegevoel hebt, waardoor je bewust risico's kunt nemen. De strategie van een brede opportunist is in lijn met mijn derde aanbeveling aan het begin van de les.

Een brede opportunist heeft een goede algemene kennis van openingen en begrijpt wat hij speelt, zonder de details te kennen. Op hyperscherpe, mo-
derne varianten kan hij niet ingaan, daarvoor ontbreekt hem de kennis. Maar hij kan zijn tegenstanders wel verrassen omdat hij gemakkelijk kan switchen tussen openingen. Je kunt je ook niet op hem voorbereiden omdat je nooit weet wat hij gaat spelen.

Uiteraard kan een brede opportunist ook flink onderuit gaan, als hij in een opening terecht komt waarin hij de weg kwijtraakt. Enfin. Ik weet niet zeker of ik deze route moet aanbevelen, maar zelf vind ik deze "brede weg" het meest aantrekkelijk. Het is in ieder geval nooit saai.

Genoeg theorie. Ik laat een paar partijfragmenten zien uit de Botwinnik-keuken (interne en externe competitie) in de hoop om daarmee het voor-
gaande te illustreren. Ik laat bewust de namen van de spelers weg, maar geef wel een indicatie van hun speelsterkte.


top  


Wit: elo 1500.
Zwart: elo 2000.

1.   d4 d5
2.   Pf3 Lg4
3.   e3 c5
4.   Le2 Pc6
5.   c3 Pf6
6.   h3 Lxf3
7.   Lxf3 e5
8.   dxe5 Pxe5
9.   0-0 Dd7
10. Pd2 0-0-0




De witspeler, die ik niet verdenk van veel openingskennis, heeft heel simpel (opportunistisch) gespeeld. Zwart heeft weliswaar de "beste" zetten gedaan, maar heeft niet meer bereikt dan een gelijke stelling. Hij staat wellicht iets actiever, maar als wit vervolgt met 11. Le2 is er niets aan de hand.

Mijn conclusie: er is geen enkele reden om tegen een veel sterkere speler in de opening te verliezen. Wat zo'n sterke speler het liefst wil is de stelling snel openen, materiaal winnen en de partij uitschuiven. Geef hem die kans niet, maar dwing hem om zelf te "komen" en geef hem daarbij de kans om fouten te maken. Wit heeft het in dit geval prima aangepakt.


top  


Wit: elo 1950.
Zwart: elo 2150.
Externe competitie.

1.   e4 Pf6
2.   e5 Pd5
3.   d4 d6
4.   Lg5 dxe5
5.   dxe5 Pc6
6.   Lb5 Lf5
7.   Df3 Dd7
8.   Pe2 h6
9.   Ld2 e6
10. 0-0 Lc5




De witspeler heeft een aardig niveau, maar wordt geconfronteerd met de weinig gespeelde Aljechin-verdediging in handen van een sterke speler. Goede raad is duur. De zet 1. e4?! kan niet meer teruggenomen worden, maar hoe verder?

De witspeler, een duidelijke opportunist, besluit om verwarring te zaaien in het zwarte kamp met 4. Lg5. Volgens de machines is dat geen slechte zet, al ziet het er een beetje gek uit. Gevolg is dat de zwartspeler uit zijn encyclo-
pedie-boek moet stappen en zelf moet gaan schaken.

Na tien zetten is een interessante en unieke stelling bereikt, waarin wit on-
danks al zijn opportunisme een tikje beter staat. Maar belangrijker is dat zwart uit zijn comfort-zone is gehaald. De witspeler won de partij.


top  


Wit: elo 2050.
Zwart: elo 1950.

1.   d4 Pf6
2.   c4 c5
3.   d5 e6
4.   Pc3 exd5
5.   cxd5 d6
6.   e4 g6
7.   f4 Lg7
8.   Pf3 0-0
9.   Le2 Te8
10. Pd2 a6
11. a4 Pg4
12. Lxg4 Dh4+




De Benoni verdediging. De witspeler heeft de klok wel horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt. Hij opent actief met 7. f4, maar is kennelijk vergeten hoe het verder moet. De zet 9. Le2 is een misser, die niet past bij de stelling. Gevolg is dat zwart het initiatief snel overneemt en met voordeel uit de opening komt. Een illustratie van boekenwijsheid en onbegrip. Een slechte combinatie.


top  


Wit: elo 1850.
Zwart: elo 2100.

1.   e4 c5
2.   Pf3 e6
3.   c3 d5
4.   e5 Pc6
5.   d4 Ld7
6.   Ld3 Dc7
7.   0-0 cxd4
8.   cxd4 Pb4
9.   Pc3 Pxd3




Met zetverwisseling is een Franse doorschuifvariant op het bord gekomen. De witspeler heeft een aantal zetten theorie uit zijn hoofd geleerd, maar begrijpt hij ook wat hij speelt? Heel erg moeilijk is het niet. Wat is in deze opening een van wit's beste stukken? Juist, de witveldige loper. Die heeft veel ruimte en kan vooral in de koningsaanval een gevaarlijk wapen zijn.

Wit moet dus proberen om die loper op het bord te houden, bijvoorbeeld door 6. Le2 te spelen of 7. a3. Door deze loper snel te ruilen heeft zwart al heel snel een gelijke stelling bereikt en kan hij aan meer gaan denken. Ook hier weer de slechte combinatie van boekenwijsheid met onbegrip van waar het om draait.


top  


Mijn advies. Word een smalle encyclopedist of een brede opportunist. Verdiep je in een klein en overzichtelijk repertoire of zorg dat je op een breed front begrijpt waar het om draait. Openingsboeken kunnen daarbij helpen, maar een kanttekening is gepast.

Openingsboeken zijn sprookjesboeken. Leuk om in te bladeren, maar op de club gaat het altijd anders, zeker bij Botwinnik, waar ongeletterdheid de norm is:). Als je een openingsboek inkijkt doe het dan alleen als het een leuk boek is, met veel plaatjes, want in de praktijk heb je er weinig aan.

Beste lezer. Na de les over schaken en sex was dit er een om weer wat op adem te komen. U zult dat nodig hebben, want de volgende les gaat over schaken en politiek, onder meer over de opmerkelijke kandidatenlijst van de vijftig plus partij. Ik ga door tot alle taboes behandeld zijn.


© 2011  Jan Willem Duijzer


Inleiding  

Schaakles 1  
Schaakles 2  
Schaakles 3  
Schaakles 4  
Schaakles 5  
Schaakles 6  
Schaakles 7  
Schaakles 8  
Schaakles 9  
Schaakles 10  
Schaakles 11  
Schaakles 12  
Schaakles 13  
Schaakles 14  
Schaakles 15
Schaakles 16  
WIL JE REAGEREN?
Jan Willem Duijzer stelt een inhoudelijk reactie op de artikelen zeer op prijs.

Natuurlijk kunt je hem ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailJan Willem Duijzer