HOME     SCHAAKSCHOLING LES 4
HET TORENEINDSPEL (1): ALLES DRAAIT OM ACTIVITEIT!
Het is hoog tijd voor de beloofde vierde les. Een les over het toreneindspel. Omdat de torens in de beginstelling een beetje geïsoleerd staan opgesteld (in de hoek, achter de randpionnen) duurt het vaak een hele tijd voordat ze mee gaan doen. In de praktijk begin je te schaken met je (centrum-)pion-
nen, paarden, lopers en dame. Maar als die afgeruild zijn kunnen de torens uit hun hoek tevoorschijn komen en hebben we te maken met het toreneind-
spel. Een toreneindspel komt heel vaak voor en is dus belangrijk.

Het aardige van een toreneindspel is dat het een wedstrijd op zich is. Je kunt niet simpel uitrekenen wie er gewonnen staat, zoals bij een pionneneindspel. Je moet er voor spelen. Daarom gelden de voorgaande lessen zeker ook voor het toreneindspel: nooit remise aanbieden of aannemen (behalve als het Koning en Toren tegen Koning en Toren is) en altijd "vanuit de toekomst" denken.

Als het om die toekomst gaat is het heel belangrijk om het volgende te beseffen:
  • De situatie van Koning, Toren en één pion tegen Koning en Toren
    is in principe heel kansrijk. Twee pionnen is natuurlijk nog beter, maar één is al heel mooi. Tegen een speler van gelijk niveau heb
    je daarbij volgens mij zo'n 75% kans om te winnen.

  • Let op: met een randpion (a of h) heb je minder kans. Je tegen-
    stander kan zich dan gemakkelijker met zijn koning in de hoek verschuilen.
Maar mijn advies is: ga er altijd voor. Met een pion meer heb je het volste recht om rustig wat aan je tegenstander te gaan duwen en trekken. Als hij een fout maakt sla je toe. Ook grootmeesters doen dit, zelfs in stellingen die volgens de boekjes relatief eenvoudig remise te maken zijn.

Dat was de blik in de toekomst. Ik kom daar zo nog op terug. Nu eerst wat algemene uitgangspunten voor het toreneindspel. Ik geef daarvoor eerst een voorbeeld, anders wordt het te saai. Een partij uit mijn eigen praktijk, van 26 november 2009 tegen Maurice Manoch.


top  


Maurice is een fanatieke èn sportieve speler. Een leuke tegenstander dus. Hieronder volgt de stelling na wit's 37e zet. Wit (Maurice): Kg1, Te6, pi. b6, f2, f6, g2, h3. Zwart (Jan Willem): Kb7, Ta3, pi. a6, f7, g5, h6.




We hebben beiden niet al te veel tijd meer, zo'n 10 minuten per persoon. Maurice heeft net met Txe6! de zwarte loper van e6 geslagen, een moge-
lijkheid die ik over het hoofd gezien had. Het goede nieuws is dat hierdoor ineens een heel interessant toreneindspel is ontstaan. Zwart mag natuurlijk geen fxe6 spelen, want dan loopt de witte f-pion door naar Dame. Maar wat dan wel?

Wit dreigt de zwarte f-pion te gaan winnen. Ik speelde 37. ... Ta5. De beste zet, gelukkig. Er volgde: 38. Te7+ Kxb6 39. Txf7 Tf5! Dat was de bedoeling van 37. ... Ta5. De beste manier om je tegen een oprukkende pion te ver-
dedigen is met je toren er achter te gaan staan. We gingen verder met 40. Tf8 a5 41. f7 Kb7.




Kb7 is nodig omdat wit anders schaak geeft met zijn toren en daarna promoveert. De koning kan niet naar c7, want dan volgt Ta8 en na Txf7 wint wit de zwarte toren met Ta7+.


top  


Wat nu? Ik voelde me wel happy in deze stelling. Wit heeft een pion meer, maar de zwarte a-pion rukt dreigend op, de witte koning staat ver weg en de witte toren staat vast op f8. Maurice beseft het gevaar en laat de pion op f7 lopen.

Er volgde: 42. Th8 Txf7 43. Txh6 a4 44. Td6 Tf5 45. Td3 Ta5 46. Ta3 Kc6. Wit staat nu voor een heel lastige keuze. Gaat hij met koning en toren pro-
beren de zwarte a-pion tegen te houden of gaat hij zo snel mogelijk zelf een vrijpion creëren om naar te overkant te gaan (dat impliceert dat hij zijn to-
ren moet geven tegen de zwarte a-pion)? Met weinig tijd op de klok is dat een lastige keuze.




Maurice kiest aanvankelijk voor het verkeerde plan. 47. Kf1? Kc5 48. Ke2 Kb4 49. Ta1 Kb3 50. Kd2? Kb2 51. Tf1 a3 52. Ke2 a2 53. Kf3 Tc5 54. Te1! (de beste kans) Tc1 55. Te2+ Tc2 56. Te1 Tc1 57. Te2+ en remise door zetherhaling, met beide spelers in hoge tijdnood. Ik vond de witte konings-
pionnen te gevaarlijk. Achteraf ten onrechte.




Zwart heeft met 57. ...Tc2 58. Te1 a1D een gewonnen positie, al vraagt het nog secuur spel om het ook echt te winnen. Speel het maar eens na. Zo zie je maar, zelfs de slotstelling herbergt nog een nieuw interessant eindspel!


top  


Wat leren we hiervan?
  1. Met een toren kun je beter aanvallen dan verdedigen, zeker als je
    "in de kleine ruimte" moet verdedigen. Streef altijd naar een actieve positie van je toren(s). Dat is meer waard dan een pion.

  2. In een toreneindspel is de ideale positie: je koning in de buurt van
    je pionnen (liefst bovenop het promotieveld!) en je toren die op afstand assisteert.

  3. Een regel die te maken heeft met de vorige regels: probeer je eigen vooruit-
    geschoven pion(nen) met je toren van achteren te ondersteunen en probeer als je moet verdedigen de vooruitgeschoven pion(nen) van je tegenstander van achteren aan te vallen. Op die manier blijft je eigen toren actief en kom je met je toren niet in de kleine ruimte terecht.
Eén technisch puntje nog. Hoe moet je het spelen als je in een toreneind-
spel een pion achter staat? Bij een pionneneindspel weten we allemaal dat
je dan de "oppositie" moet proberen te krijgen (ik ga daar zeker nog op terugkomen!), maar hoe zit het in een toreneindspel. Is daar ook een methode voor?

Ik hou het simpel. Koning en Toren tegen Koning, Toren en pion. Wit: Kg5, Ta7, pion f5. Zwart Kf8, Tb8.




Zwart is aan zet. De situatie is dreigend! Wit dreigt Kg6 te spelen en dan is goede raad duur. Maar gelukkig is zwart aan zet. Zwart speelt Tb6!! Dat is een zet om te onthouden. Deze positie heet de Philidor-positie.

De hele truc is dat wit daardoor niet met zijn koning op de zesde rij kan komen. Dat kan alleen als hij eerst zijn pion naar f6 speelt, zodat hij zich achter die pion kan gaan verschuilen. Zullen we even kijken wat er dan gebeurt? Dus 1. ... Tb6 2. f6 Tb1! Dat is de grap. De zwarte toren kan de witte koning nu vanaf de eerste rij gaan stalken, waardoor wit niet verder komt.

Deze methode kun je ook toepassen op andere situaties, want vaak heb je nog wat meer tijd dan in de beginpositie hierboven. Maak daar gebruik van door je toren op de zesde (of derde) rij te plaatsen en dwing je tegenstander om de pion naar die rij te brengen. Dan duik je naar de eerste rij en ga je de aanvallende koning van achteren bestoken.

Mijn advies is om dit soort posities een paar keer te oefenen met een spar-
ringpartner. Je zult zien hoe leuk, maar ook hoe moeilijk het is. Er zijn dikke boeken over vol geschreven. Die gaan we niet lezen, maar een beetje oefe-
ning kan geen kwaad.

Ik laat het hierbij. Hoe speel je het toreneindspel? Maak je toren(s) actief, ga je vooruitgeschoven pionnen met je koning ondersteunen en blijf altijd vechten. Speel als het kan voor de winst, als het moet voor remise. Het schaakplezier ontstaat dan vanzelf.

Tot de volgende les!

© 2009  Jan Willem Duijzer

top  


Inleiding  

Schaakles 1  
Schaakles 2  
Schaakles 3  
Schaakles 4
Schaakles 5  
Schaakles 6  
Schaakles 7  
Schaakles 8  
Schaakles 9  
Schaakles 10  
Schaakles 11  
Schaakles 12  
Schaakles 13  
Schaakles 14  
Schaakles 15  
Schaakles 16  
WIL JE REAGEREN?
Jan Willem Duijzer stelt een inhoudelijk reactie op de artikelen zeer op prijs.

Natuurlijk kunt je hem ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailJan Willem Duijzer