HOME     SCHAAKRECHT     SCHAAKRECHTSVRAGEN     VRAAG 01-05-2005
DRIE MAAL DEZELFDE STELLING EN DE MOGELIJKHEID VAN ROKADE
Samenvatting

In dit stuk wordt een antwoord gegeven op een internationale schaakrechts-
vraag over driemaal dezelfde stelling en de mogelijkheid van rokade. Bij de beantwoording daarvan moet in de eerste plaats gelet worden op de vraag of de competitieleider of een commissie van beroep 'marginaal' of 'volledig' moet toetsen. Die verschillen worden belicht. Voorts moet nagegaan worden welke interpretatiemethode wordt gehanteerd: de grammaticale interpretatie of de doelgerichte interpretatie.

Bij de beantwoording van de eerste vraag gaat het erom of het schaakrecht voor bijzondere schakers een uitzondering moet maken.
Bij die van de tweede vraag wordt stilgestaan bij het 'marginaal' of 'volledig' toetsen. Dit wordt toegelicht aan de hand van de uitspraak van de commis-
sie van beroep van de KNSB inzake Promotie 2 - Oud Zuylen. Voorts wordt aangegeven hoe een competitieleider moet beslissen.
In de derde vraag hoe een commissie van beroep moet oordelen.
Tot slot wordt in de vierde vraag antwoord gegeven welke opvatting de juiste is, die van Gijssen of die van Stewart Reuben.

Zo komt de benaderingswijze overeen om tot een oplossing te komen in de internationale schaakrechtsvraag en die in de zaak Promotie - Oud Zuylen.


Antwoord

Wit: Koen Koning
Zwart: G. Kasparov
Derde klasse KNSB-competitie 2005

Deze partij is van schaaktechnisch commentaar voorzien op de website van de SV Heerhugowaard lees verder  




Het vervolg: 16. ... Ke7 17. Pf5+ Ke8 18. Pg7 Ke7 19. Pf5+ Ke8.
De vraag rijst vervolgens of de remiseclaim 20. Pg7+ gehonoreerd moet worden. Twee opvattingen. Geurt Gijssen vindt dat de claim afgewezen moet worden, Stewart Reuben honoreert deze.


Driemaal dezelfde stelling

Artikel 9.2 van de FIDE-regels gaat over driemaal dezelfde stelling en bevat de hoofdregel. Deze luidt: 'Stellingen (...) worden geacht dezelfde te zijn, als dezelfde speler aan zet is, stukken van dezelfde soort en kleur dezelfde velden bezetten, de zetmogelijkheden van alle stukken van beide spelers dezelfde zijn.'

De bijzondere regel daarover luidt bij rokade: 'Stellingen zijn niet dezelfde (...) als het recht om te rokeren, tijdelijk of blijvend is veranderd.'

Wat rokeren is, is geregeld in artikel 3.8. Dat artikel onder a sub 2 geeft aan wat wordt verstaan onder 'tijdelijk niet kunnen rokeren'. Rokeren is tijdelijk niet toegestaan zolang:
a. het veld waarop de koning staat, het veld dat hij overschrijdt of het veld dat hij gaat bezetten, wordt aangevallen door een of meer stukken van de tegenstander;
b. als er een stuk staat tussen de koning en de toren waarmee wordt gerokeerd.

Op grond van artikel 3.8 onder a sub 1, zoals deze luidt met ingang van 1 juli 2005, is rokeren ongeoorloofd (volgens de Engelse tekst 'castling is illegal', dat in het Nederlands is vertaald met: het recht op rokeren is opgeheven, cursief PdG):
a. als met de koning al een zet is gedaan, of
b. met een toren waarmee reeds is gezet.


top  

Mogelijke opvatting Gijssen

Ik neem aan dat Gijssen bedoeld heeft te zeggen dat de zet 16. Pg7+ een zet is in de zin van artikel 3.8 onder a sub 2 onder a. Zolang de koning niet verplaatst is, mag hij tijdelijk niet rokeren. Pas door de zet 16. ... Ke7 is rokeren op grond van artikel 3.8 onder a sub 1 ongeoorloofd. Dus, op 16. Pg7+ mag zwart tijdelijk niet rokeren, terwijl hij dat op de 18e en 20e (definitief) niet mag. Daarom is de 16e zet anders dan de 18e en 20e.
Om die reden wijst Gijssen de remiseclaim af.


Verduidelijking Stewart Reuben

Op 21 mei heb ik mijn interpretatie van de uitleg van Gijssen aan Reuben gemaild. Binnen enkele uren mailde hij mij onder meer het volgende aan de hand van twee voorbeelden.




Vervolg diagram: 1. ... Pf3+ 2. Kf2 Pd4 3. Ke1 Pf3+ 4. Kd2 Pe5 5. Ke1 en zwart kan remise claimen met Pf3. De drie stellingen zijn zo op het gezicht dezelfde en ook schaaktechnisch zijn ze gelijk ('are optically identical and also chessically identical'), aldus Reuben.

In tegenstelling tot:




1. Kf2 Pd4 2. Ke1 Pf3+. De tweede stelling is niet gelijk aan de eerste omdat in het tweede geval wit het paard kan slaan en later kan rokeren. In het tweede geval kan hij niet rokeren als hij zijn koning heeft verplaatst, zo meent Reuben.


top  

Antwoorden op vragen

Vraag 1

De witspeler claimt remise bij de scheidsrechter. Kasparov vindt dat de claim afgewezen moet worden. De scheidsrechter vreest moeilijkheden als hij de claim afwijst. Wat zou de scheidsrechter moeten beslissen?

Iedereen moet maar zelf uitmaken wat hij tegen Kasparov zegt. Een voor-
waarde is, dat een scheidsrechter 'volstrekt objectief' moet zijn, aldus het Voorwoord op de FIDE-regels. Hij mag zich onder geen enkel beding laten beïnvloeden door een speler, de Nederlandse schaakwereld, een sponsor of door wie dan ook.

Toch is het soms lastig. Hans Ree geeft daarvan een voorbeeld in zijn column van 13 mei 2005 op de site van NRC Handelsblad, waar hij schrijft dat tijdens de Olympiade in Leipzig in 1960 Bobby Fischer in strijd met de 30-zetten regel na de 17e zet waarin een levenloze stelling op het bord staat, remise aanbiedt aan Unzicker.

De scheidsrechter vraagt: 'Kent u niet de 30-zetten regel die luidt dat binnen de eerste 30 zetten geen remise aangeboden mag worden?' Fischer, die volgens Ree de grootste vechter van allen is en die vrijwel nooit een snelle remise speelt, antwoordt: 'Die regel is er voor communistische bedriegers en niet voor mij.'

De scheidsrechter durft Fischer niet tegen te spreken, want hij beseft wat de gevolgen zijn als hij de remise niet aanvaardt: Fischer zal onmiddellijk uit Leipzig vertrekken. Dat zullen de organisatoren van de Olympiade en zelfs de politieke leiders van de DDR (Duitse Democratische Republiek) heel onprettig vinden.


En het meest bekende voorbeeld is dat van Euwe. Om het toernooi van het wereldkampioenschap Fischer-Spasski, Reykjavik 1972, te redden, maakte Euwe voor Fischer een uitzondering door zich niet aan de FIDE-regels te houden.

Ook kan gedacht worden aan Karpov die in Tilburg tijdens een partij een uur naar de bank gaat om financiële zaken te doen. En aan Kasparov die in Linares 2004 tweemaal tijdens het toernooi naar zijn hotelkamer gaat.
In deze gevallen hebben de scheidsrechters gezwegen.

Wellicht bestaat er een norm dat wat Fischer, Karpov en Kasparov mogen, daarom nog niet elke schaker mag. Zo is hier sprake van een scheids-
rechterlijke realiteit die het verschil illustreert tussen gelijk hebben en gelijk krijgen.


De plaatselijke scheidsrechter is onder de indruk van het betoog van Kasparov. Ook realiseert hij zich dat in de derde klasse van de KNSB alle deelnemers graag tegen Kasparov willen spelen. Het redden van deelname van Kasparov aan de derde klasse speelt bij de scheidsrechter dan ook een voorname rol.

Nu hij de competitieleider telefonisch niet kan bereiken, volgt hij daarom de opvatting van Gijssen, en wijst hij de remiseclaim van Koen Koning af. Hij denkt: 'Dit durf ik niet voor mijn verantwoordelijkheid te nemen. Dit zoekt de competitieleider maar uit. Die heeft per slot van rekening een grotere verantwoordelijkheid dan ik.'

Tegen die beslissing tekent Koen Koning bezwaar aan bij de competitieleider. Hoe moet deze beslissen op het bezwaar: marginaal of volledig?


2. Volledige en marginale toets

Deze paragraaf gaat op eenvoudige wijze in op het verschil tussen volledige en marginale toets.

Er is sprake van volledige toetsing indien de FIDE-regels of een regel van een regionale bond een scheidsrechter geen enkele beleids- of beoorde-
lingsvrijheid geven. Dan toetst een competitieleider of een commissie van beroep de beslissing van de scheidsrechter volledig.

Bijvoorbeeld:
'De wedstrijdleider deelt voor de wedstrijd mee dat alle mobiele telefoons moeten worden uitgezet (ook een trilstand is niet toegestaan) en dat als tijdens de wedstrijd een mobiele telefoon afgaat, de speler van wie de mobiele telefoon is, een nul krijgt. Als tijdens de partij een mobiele telefoon afgaat, verklaart de wedstrijdleider de partij verloren voor de speler van wie de mobiele telefoon is,' competitiemailing van 31 januari 2004, Schaak-
magazine februari 2004 bladzijde 22.

Marginale toetsing: indien de FIDE-regels of een regel van een regionale bond een scheidsrechter wel een beleids- of beoordelingsvrijheid geven.

Bijvoorbeeld:
Het te laat komen zoals genoemd in artikel 6.7. Een speler verliest de partij als hij meer dan uur na het te voren vastgestelde aanvangstijdstip van de zitting aan het schaakbord verschijnt, tenzij de regels van de wedstrijd anders bepalen of de scheidsrechter anders beslist. Het cursief geplaatste geeft aan dat de scheidsrechter een beoordelingsvrijheid heeft.

Het onderscheid is van belang als aan de scheidsrechterlijke beslissing naast een juridische ook een beleidsmatige afweging vooraf gaat. Deze beleids-
matige afweging vloeit voort uit een open norm. Bij een beleidsmatige afweging stelt de competitieleider of de commissie van beroep zich bij een marginale toets terughoudend op (eenvoudig gezegd: kon de scheidsrechter in redelijkheid tot deze beslissing komen) terwijl bij een volledige toets de competitieleider of de commissie van beroep in de inhoudelijke afweging treedt (zijn de aspecten op de goede manier afgewogen).

In de praktijk schijnt - ten onrechte - de opvatting te leven dat op grond van een ongeschreven regel een competitieleider de beslissing van een scheids-
rechter marginaal toetst.

Indien een competitieleider zich op het standpunt stelt dat hij de beslissing van de scheidsrechter marginaal beoordeelt, kan hij de beslissing van de scheidsrechter in stand laten. Als de commissie van beroep op haar beurt de beslissing van de competitieleider (en niet die van de scheidsrechter) ook zo toetst, is de kans groot dat de leer van de ene opvatting de heersende wordt.

Echter, als een andere scheidsrechter de andere opvatting heeft toegepast, waartegen bezwaar en beroep wordt aangetekend, gebeurt hetzelfde. Dit is een vreemde toestand, natuurlijk.


top  

Een voorbeeld

2.1 De mobiele telefoon en de marginale toets

2.1.1.
Neem de 'reglementaire nul' bij het afgaan van een mobiele telefoon.
Zoals de competitieleider van de KNSB heeft voorgeschreven, moeten alle mobiele telefoons worden uitgezet. Ook een trilstand is niet toegestaan.
De achterliggende gedachte is dat het geluid andere spelers hindert en dat voorts via een mobiel kennelijk kan worden voorgezegd.

2.1.2.
Iemand heeft tijdens een partij zijn mobiele telefoon op de trilstand staan. Nu gaat die telefoon af. De scheidsrechter kent de reglementaire nul toe.
De competitieleider van de KNSB verklaart het bezwaar ongegrond.
'In uw argumentatie geeft u aan dat de telefoon geen geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Het gaat bij mobiele telefoons echter niet alleen om geluid, zij kan ook worden gebruikt als informatiebron,' aldus de competitieleider.
Vergelijk zijn beslissing omstreeks 18 december 2004 in de zaak SMB 2 - Eindhoven 2, www.schaakbond.nl, competitie 2004-2005, 3e klasse H.
In deze zaak toetst de competitieleider de zaak volledig en past de regels strikt toe.

2.1.3.
Maar nu het tweede voorbeeld. Iemand heeft tijdens een partij zijn mobiel niet aan, maar zet deze aan waardoor deze een melodietje speelt. De tegenstander claimt de reglementaire nul. De scheidsrechter wijst deze af. 'Ik heb de beslissing genomen dat doorgespeeld moest worden omdat er geen enkele beïnvloeding van de partij was opgetreden, daar het telefoon-
geluid niet het normale straatrumoer oversteeg. Bovendien heeft de betreffende speler niet getelefoneerd. Wel heb ik de betreffende speler gewaarschuwd dat herhaling van het al dan niet onbedoeld gebruiken van de telefoon hem de partij zou kosten.'

De tegenstander tekent bezwaar aan bij de competitieleider van de KNSB. Deze komt op 29 december 2004 tot de conclusie 'dat de telefoon per ongeluk was aangezet en dus niet was afgegaan. Ik kan mij vinden in de beslissing van de wedstrijdleider. Ik wijs het protest daarom af.'
Vergelijk www.schaakbond.nl, competitie 2004-2005, 3e klasse G.
De commissie van beroep geeft aan dat zij de beslissing van de competi-
tieleider marginaal toetst en oordeelt dat de competitieleider in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Vergelijk Promotie 2 - Oud Zuylen.

2.1.4. Commentaar
De zaak Promotie 2 - Oud Zuylen had ook anders kunnen lopen. Namelijk, als de betrokken scheidsrechter wèl direct een reglementaire nul had toegekend. Met als reden, dat een mobiele telefoon moet worden 'uitgezet' tijdens een partij en dus niet: mag worden aangezet tijdens een partij.
Het is niet aannemelijk dat de competitieleider van de KNSB en de com-
missie van beroep die nul gaat herroepen.

Zo zitten we met de vreemde situatie dat bij het 'aanhebben' van een mobiele telefoon het geluid van het melodietje wel hinder is, maar dat datzelfde geluid geen hinder is bij: het aanzetten. In het laatste geval speelt overigens wel een rol het aantal decibellen van het melodietje. Dat mag namelijk niet het normale straatrumoer overschrijden.
Dit laatste is een zogenaamde open norm. Gaat het om de decibellen van het Plein, de Lange Poten, of het Spui of om die van de Dorpsstraat? Of om die in mijn straat - de Tichelberg - met de vrolijk spelende kinderen? Overigens, het geluid van een mobiele telefoon overstijgt het normale straatrumoer niet. Zo hoor ik op afstand wel de tram, de bus, een auto of een brommer door de straat rijden, of hoor ik de kinderen, maar niet het afgaan van een mobiele telefoon aan de overkant van de straat.

Behalve aan Oud Zuylen is de beslissing van de commissie van beroep van de KNSB niet uit te leggen aan vijf miljoen schakers. De twee beslissingen van de competitieleider zijn onderling tegenstrijdig. Ze zijn verklaarbaar indien in de tweede zaak uitgegaan wordt van de marginale toets, zoals de competitieleider en de commissie van beroep menen die toets te moeten toepassen. Maar de regel geeft een scheidsrechter geen beleidsvrijheid.
De competitieleider en de commissie van beroep hadden de beslissing van de scheidsrechter 'volledig' moeten toetsen aan het voorschrift van 31 januari 2004.


top  

Vraag 2

De competitieleider beslist op het bezwaar alsof hij zelf scheidsrechter in het geschil is. Hij toetst de beslissing van de scheidsrechter volledig, behalve als het gaat om een beoordelingsvrijheid van de scheidsrechter dan toetst hij marginaal.

De beslissing komt ook in de plaats van die van de scheidsrechter.
De gedachte van bezwaar is dat als een speler het niet eens is met een besluit van een scheidsrechter de competitieleider van de regionale bond,
of die van de KNSB eerst de gelegenheid moet krijgen het besluit in een bezwaarschriftprocedure te heroverwegen, voordat de speler zich wendt tot een commissie van beroep.

Daarbij let de competitieleider heel specifiek op de bedoeling van de regel volgens zijn regionale bond, dan wel op die volgens de KNSB. Als we bij-
voorbeeld met zijn allen hebben afgesproken dat keihard opgetreden moet worden tegen het overtreden van het mobielverbod - dat ik dat jammer vind telt niet, want sinds oktober 2004 op het 75e FIDE-Congres in Calvia (Mal-
lorca) is dit een internationaal heersende opvatting - is het de taak van de competitieleider in een geschil zijn eigen competitiemailing van 31 januari 2004 strikt na te leven. De competitieleider van de KNSB kan immers niet tegelijk blaffen én wegrennen.

De competitieleider van een regionale bond of die van de KNSB moet ook waken voor de eenheid van uitvoering van de regels. Het is ongewenst dat een competitieleider in eenzelfde competitie regels verschillend toepast. Doet hij dat wel, bezorgt hij het schaakspel een slechte naam.


Vraag 3

De commissie toetst in beroep de beslissing van de competitieleider volledig, behalve als het gaat om een beoordelingsvrijheid van de scheidsrechter of competitieleider dan toetst zij marginaal.


Vraag 4

Gijssen en Reuben verschillen dus van mening. Het gaat om de uitleg van een FIDE-regel waarin een scheidsrechter geen beleidsvrijheid heeft. Daarom is het criterium niet of het al of niet te gek is dat een scheidsrechter heeft gekozen voor een van beide opvattingen. Het gaat om de volledige toetsing welke opvatting, welke interpretatie de juiste is.

Daartoe moet in de eerste plaats gekeken worden naar de tekst van artikel 9.2 van de FIDE-regels. Daarna moet de interpretatiemethode worden toegepast.


4.1 Interpretatiemethode

Eenvoudig gesteld past Gijssen de grammaticale interpretatie toe, hij kijkt naar de formulering van de regel en leeft deze strikt na, terwijl Reuben een doelgerichte interpretatie toepast door erop te wijzen dat de drie stellingen op het gezicht en schaaktechnisch dezelfde zijn.
Twee verschillende interpretatiemethoden. Welke gaat voor?

Er bestaat geen toelichting op een FIDE-regel. Daarom kan er bij de uitleg van een regel geen beroep worden gedaan op de bedoeling van het artikel. Vandaar dat uitgegaan moet worden van de impliciete bedoeling van de regelgever. En dat niet alleen. Er moet ook op gelet worden dat het de bedoeling van regelgeving is het scheppen van een doeltreffende en zinvolle ordening van het schaakspel.

Zo speelt het doel en het mogelijk nuttig effect van een FIDE-regel een rol bij de uitleg van een artikel. Dat geldt zelfs als een FIDE-artikel gebrekkig is geformuleerd. Bij de uitleg van een artikel gaat het om het antwoord op de volgende vragen:
- Wat is het achterliggende idee van de regel?
- Welk probleem heeft de regelgever willen regelen?

De vraag naar de remiseclaim moet dan ook beantwoord worden aan de hand van deze twee vragen.


top  

4.2 Mijn opvatting

Artikel 3.8 onder a sub 1 en 2 zijn op zich begrijpelijk. Iemand die het niveau heeft van stap 1 of 2 begrijpt die subartikelen. In stap 1 zijn voor zover mij bekend alle mogelijke situaties beschreven.

Ook artikel 9.2 is begrijpelijk. De pijn zit hem erin dat artikel 9.2 in verband met artikel 3.8 kennelijk tot een probleem leidt. De bedoeling van het artikel is geïllustreerd aan de hand van de partijen Timman - Hartoch (1972) en Karpov - Miles (1986). Die gevallen zijn te begrijpen.

Anders staat het met de zaak Koen Koning - Kasparov genoemd in de schaakrechtsvraag. Dan kan gezegd worden dat de regel gebrekkig is geformuleerd. Aan die situatie, die vermoedelijk alleen in theorie voorkomt, heeft de regelgever niet gedacht. Of, als zij er wel aan gedacht heeft, kon zij zo gauw geen duidelijke formulering maken op een manier dat vijf miljoen schakers die regel ook nog zouden begrijpen. Daar komt bij dat een regel-
gever niet alle mogelijk voorkomende situaties moet willen regelen.
De perfecte regel bestaat niet, ook al denken mensen dat dat wel zo is.

De functie van een scheidsrechter, een competitieleider en een commissie van beroep is niet om het tekortschieten van de FIDE-regels te belichten, maar om in aanvulling op die regels tot een samenhangende en zinvolle ordening van het schaakspel te komen die beantwoordt aan de behoeften van de schakers.

Bij de uitleg van de regels spelen 'het doel en het mogelijk nuttig effect van een FIDE-regel een rol'. Bij dat doel staat 'de schaker' centraal, en niet: de scheidsrechter. Het gaat er niet om dat de scheidsrechter zijn belangrijkheid in het schaakspel moet kunnen bewijzen door spitsvondig om te gaan met de FIDE-regels.

De uitleg van Gijssen heeft niets meer te maken met schaken, maar met de scheidsrechterswereld. Zijn oplossing is niet bruikbaar en aan geen schaker uit te leggen. En arme scheidsrechter die in een voorkomend geval de opvatting van Gijssen tijdens een belangrijk toernooi moet uitdragen.

Om Gijssen op zijn eigen leer te attenderen. Gijssen meent dat de geest van de FIDE-regels voorgaat op de FIDE-regels ('the spirit prevails over the rules'). Hoewel die geest niet bestaat, maar hij daarin wel gelooft - en velen met hem - rijst de vraag waarom die geest in dit geval niet van toepassing is. Als hij hem in dit geval niet toepast, wanneer dan wel?

De opvatting van Gijssen is dan ook onaanvaardbaar in de zin van artikel 12.1, vergelijk de formule FIDE-regels + strikte naleving, tenzij in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar = een gegeven voor een scheidsrechter (antwoord op schaakrechtsvraag april 2005). De uitleg van Gijssen druist zo in tegen elk schaakgevoel dat die uitleg het schaakspel een slechte naam bezorgt.

De doelgerichte interpretatie gaat dan ook in dit geval voor de grammaticale interpretatie. De zetmogelijkheid 16. Pg7+ is schaaktechnisch dezelfde als die van 18. Pg7+ en 20. Pg7+. De remiseclaim wordt daarom gehonoreerd.


Wijzigingsvoorstel FIDE-regels

In zijn mail van 21 mei schreef Stewart Reuben mij, dat David Welch een betere formulering van de regel voorstelt: 'Positions are identical if all sequences of moves that are possible from the first position involved in the claim are also possible from each of the two other positions involved in the claim.' En vervolgt: 'Unfortunately it is too late to make the change until 2009,' aldus Reuben.


© 2005  Pieter de Groot


Van Pim Blijlevens ontving ik een reactie. Hij was het eens met de opvatting van Stewart Reuben.


Geraadpleegde literatuur

J.P.H. Donner,
Hollen of stilstaan, functie en functioneren van de rechterlijke macht, Justitiële verkenningen 1995, nr. 2.

C.H. Bangma en C.S. Valkenburg,
Bezwaar en administratief beroep, praktijkdossiers Algemene wet bestuursrecht.


top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
AANVULLING
Voor een aanvulling zie het artikel "Driemaal dezelfde stelling en het recht op rokade, een vervolg"
Lees verder  


DIT WAS DE VRAAG
De schaakrechtsvraag van de maand gaat over driemaal dezelfde stelling en de mogelijk-
heid een rokadezet te doen.

Zie over dit onderwerp het artikel driemaal dezelfde stelling en het antwoord op de schaakrechtsvraag van de maand augustus 2004.

Lees de hele vraag  


EXTRA ARTIKEL
Op deze website staat een omvangrijk artikel over 'driemaal dezelfde stelling'.

Paragraaf 20 van dat artikel bevat vier voorvallen over het optreden van een scheidsrechter.

Bij het artikel hoort een overzicht met zeventien schaakpartijen dat dient als illustratiemateriaal.

Lees verder  


SCHAAKRECHTSVRAAG
Schaakrechtsvraag van augustus 2004: drie maal dezelfde stelling.

Lees verder  


WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen.

mailPieter de Groot

schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com