BEANTWOORDING SCHAAKRECHTSVRAAG AUGUSTUS 2004 (31-08-2004) |
Driemaal dezelfde stelling Inhoud - inleiding - werkwijze - andere opvatting - antwoorden - conclusie - reacties Inleiding Een scheidsrechter hoeft niet zo goed te kunnen schaken als de betrokken spelers. Zoals een scheidsrechter bij het voetbal wat conditie betreft alleen maar de Coopertest hoeft te halen door een bepaalde afstand binnen twaalf minuten af te leggen, zo hoeft een scheidsrechter bij het schaken voor zijn conditie alleen maar het niveau van stap 2 te hebben. De tengere scheidsrechter hoeft ook niet zo goed te boksen als de spelers. Toch tonen alle spelers hun respect jegens de scheidsrechter. Dat doen zij namelijk om andere redenen. Een scheidsrechter die meent net zo goed kunnen sporten als de sporters maakt zich belachelijk. Voor mij is de beste scheidsrechter Lothar Smid uit Duitsland. Zijn optreden in de derde ronde van het wereldkampioenschap in Reykjavik, 1972, in de partij Fischer - Spassky is legendarisch. Omdat de spelers gedoe maken over de voorwaarden om te schaken, willen de beide heren niet spelen. Daarop pakt de grootste scheidsrechter van de vorige eeuw Fischer en Spassky bij de kraag, sleept hen naar de schaak- tafel, zet hen in de stoel en spreekt: 'En nu schaken!' Waarop de partij begint. Ook al haalt Smid bij lange na niet het niveau van de schakers, hij dwingt zijn respect af, geeft leiding en lost de moeilijkheden op: de voortgang van het toernooi is gered. Wat een schril contrast met het gedrag van een scheidsrechter die niet optreedt tegen een schaker die vreselijk stinkt omdat hij zich zeven dagen niet heeft gewassen en al die tijd dezelfde kleren draagt. Of de scheidsrechter die een verzoek om tussenkomst afwijst van een speler die zich ergert aan zijn tegenstander die onbehoorlijk voortdurend zonder zijn hand voor zijn mond het schaakbord volhoest. Een scheidsrechter mag nog zo goed kunnen schaken, maar als hij niets doet tegen deze voorvallen 'omdat daar op diplomatieke wijze door res- pectievelijk de toernooidirecteur of de hoofdscheidsrechter tegen opgetreden moet worden', heb ik veel liever een scheidsrechter met de kennis van het niveau van stap 2 die daartegen wel krachtdadig optreedt. Werkwijze Het is dan ook een misvatting te menen dat bij het beoordelen van een driemaal dezelfde stelling de scheidsrechter de partij moet onderzoeken. De spelers hebben uren naar die stelling toegeleefd, en kennen deze. Zie in dit verband ook de reactie van Frans van Amerongen hieronder. De regelgever verlangt dan ook niet van een scheidsrechter dat hij deze stelling en de partij begrijpt. Op grond van artikel 9.2 ligt de bewijslast van driemaal dezelfde stelling namelijk bij de speler die claimt. Die moet dus bewijzen. De scheidsrechter moet objectief zijn. Hij mag dus degene die claimt niet helpen. Doet hij dat wel dan handelt hij subjectief en in strijd met het Voorwoord. Daarom kan een scheidsrechter 'achterover leunen' en samen met de tegenstander toekijken of de speler zijn claim kan waarmaken, kan bewijzen. De taak van een scheidsrechter wordt dan uiterst eenvoudig: hij beoordeelt of degene die claimt slaagt in zijn bewijs. De scheidsrechter zegt: 'Speler, u claimt dat dit de derde keer is dat deze stelling op het bord staat. Op grond van de FIDE-regels moet u uw claim waarmaken. Op u rust dus de bewijslast. Hier is een tweede bord met schaakstukken (misschien nog in een doosje) waarop u deze stelling precies kunt plaatsen. Als u dat gedaan heeft, verifiëren uw tegenstander en ik of deze stelling exact is overgenomen. Als dat zo is, verzoek ik u aan te geven op welke zet in de partij deze stelling voor het eerst op het bord is geweest. Vanaf die zet speelt u aan de hand van uw notatieformulier verder. Uw tegenstander kijkt toe, en mag niet direct met u spreken, maar mag uitsluitend op mijn verzoek via mij even- tueel commentaar leveren.' Andere opvatting Bij het beoordelen van een claim adviseert Gijssen de hele partij op een afzonderlijk bord te spelen nadat de speler een remise claim heeft gedaan, zie punt 20 het optreden van de scheidsrechter van het artikel driemaal dezelfde stelling. Zie het vermakelijke commentaar van Henderson op de werkwijze van de hoofdscheidsrechter Andrzej Filipowicz (internationaal meester en inter- nationaal scheidsrechter) en Alexander Bach (internationaal scheidsrechter): twee scheidsrechters die elk vele minuten bestuderen of een claim gehonoreerd kan worden. De vraag rijst waarom de scheidsrechter de hele partij moet naspelen. Gijssen geeft daarop het antwoord in www.chesscafe.com juli 2002, Caller Waiting. Indien remise geclaimd wordt, is de partij nog niet voorbij. De partij is pas beëindigd als de scheidsrechter de remiseclaim heeft gehonoreerd. Nu menen vele scheidsrechters dat zij op grond van artikel 7.4 verplicht zijn na te gaan of er tijdens de partij een ongeoorloofde zet is gedaan. Als dat zo is, moet de partij voortgezet worden vanaf de stelling onmiddellijk vooraf- gaand aan de ongeoorloofde zet. Zo komt de scheidsrechter niet toe aan de beoordeling van de remiseclaim. De schaakrechtsvraag van september 2004 gaat over de ongeoorloofde zet in het begin van de partij gedaan die pas aan het eind van de partij wordt ontdekt. De scheidsrechter controleert dus of de partij is verlopen overeenkomstig de FIDE-regels, of er zo duidelijk en leesbaar is genoteerd in de algebraïsche notatie en beoordeelt daarna in zijn eentje de remiseclaim. Dat kan hij bijvoorbeeld doen met behulp van een computer, zoals blijkt uit een vraag aan Gijssen. Als de scheidsrechter daarbij een fout maakt, is het goed dat hij die later herstelt. Deze werkwijze is naar mijn mening in strijd met de FIDE-regels. Hierna geef ik de gevraagde antwoorden met naar mijn mening de juiste werkwijze. Antwoorden 1. De eerste partij van de schaakrechtsvraag betrof een partij van Wit: Tim Krabbé Zwart: ICC Deze partij staat op de website van Tim Krabbé Op de 23e zet claimt Krabbé remise door de zet 23. Lh6 te noteren en de tussenkomst van de scheidsrechter in te roepen. Op verzoek van de scheidsrechter plaatst Krabbé op een ander bord de volgende stelling: Wit: Kg1, De5, Td1, Td4, Lg5, a2, b2, c2, e6, f2, g2, h2 Zwart: Kg8, Dd8, Ta8, Tf8, Lb7, Pd6, a6, c4, e7, f5, g6, h7 Nadat de tegenstander en de scheidsrechter hebben gecontroleerd dat dit de juiste stelling is, nodigt de scheidsrechter Krabbé uit de zet te doen 23. Lh6. 'Meneer Krabbé u claimt dus dat dit de derde keer is dat deze stelling op het bord staat. Kunt u uw tegenstander en mij laten zien wanneer deze stelling voor het eerst op het bord stond?' Als Krabbé dat niet zo snel kan aangeven, mag hij daar gerust enige tijd voor krijgen. Vervolgens wijst Krabbé aan dat dit de 21e zet was van wit. 'Juist, dan gaan we vanaf die zet opnieuw spelen, en gaan we tellen of de stelling drie keer zal verschijnen.' Vervolgens blijkt dat op de 23e zet de stelling slechts voor de tweede maal op het bord is verschenen. Gezamenlijk constateren de tegenstander, Krabbé en de scheidsrechter dat de claim moet worden afgewezen. Krabbé ontvangt een tijdstraf en diens tegenstander een vermeerdering van de bedenktijd, zie artikel 9.5. Zie voor het vervolg de website van Krabbé. 2. De tweede partij van de schaakrechtsvraag betrof een partij van Wit: Anatoly Karpov Zwart: Tony Miles Tilburg Interpolis 1986 Op de 26e zet claimt Karpov remise door de zet 26. Pb5 te noteren en de tussenkomst van de scheidsrechter in te roepen. De scheidsrechter hoeft helemaal niet zenuwachtig te zijn. Hij vraagt of Karpov op een ander bord de volgende stelling wil plaatsen: Wit: Ke2, Ta1, Th1, Ld2, Pc3, a2, e4, g2, h2 Zwart: Ke8, Ta8, h8, Lf8, Pb2, e6, f7, g7, h7 Nadat Miles en de scheidsrechter hebben vastgesteld dat deze stelling ontstaat na 25. ... Ta8, nodigt de scheidsrechter Karpov uit de zet te doen 26. Pb5. 'Meneer Karpov u claimt dus dat dit de derde keer is dat deze stelling op het bord staat. Op u rust de bewijslast dit aan te tonen. Kunt u uw tegenstander en mij laten zien wanneer deze stelling voor het eerst op het bord stond?' Vervolgens wijst Karpov aan dat dit de 22e zet was van wit. 'Juist, dan gaan we vanaf die zet verder spelen, en gaan we tellen of de stelling drie keer verschijnt.' Karpov wijst aan dat op de 24e zet van wit voor de tweede maal de stelling op het bord staat. De scheidsrechter: 'Neemt u mij niet kwalijk, maar u vergist zich. De stellingen zijn niet dezelfde.' 'Wat is dat voor onzin?! Sinds wanneer zijn deze stellingen verschillend?' vraagt Karpov, verontwaardigd over zoveel domheid bij een scheidsrechter. De scheidsrechter: 'Ik begrijp dat u verbaasd bent. Ogenschijnlijk zijn de stellingen ook dezelfde. Echter, op de 22e zet heeft zwart nog het recht om te rokeren, maar dat recht bestaat niet meer op de 24e zet. De regelgever heeft in artikel 9.2 laatste volzin uitdrukkelijk geregeld dat deze stellingen niet dezelfde zijn. Ik zal het u laten zien.' Hij toont beide spelers het artikel in de FIDE-regels en wijst de laatste volzin aan, waarin staat dat stellingen niet dezelfde zijn als het recht om te roke- ren, tijdelijk of blijvend is veranderd. 'Het spijt me voor u, maar de FIDE-regels zijn duidelijk. Op grond van artikel 13.1 ben ik verplicht de regels strikt na te leven, zodat de stellingen niet dezelfde zijn. Gaat u verder.' Het lukt Karpov dus niet zijn claim te bewijzen. 'Nu niet driemaal dezelfde stelling op het bord is verschenen, wijs ik uw claim op grond van artikel 9.2 af', aldus de scheidsrechter. Zie voor het toekennen van een straf artikel 9.5. Vraag: kan Miles remise claimen wegens driemaal dezelfde stelling? Of heeft hij een eenvoudiger manier? 3. De derde partij van de schaakrechtsvraag betrof een partij die werd gespeeld in de derde ronde van het Amsterdam Chess Tournament 2004 Wit: Maarten Solleveld Zwart: Ivan Sokolov Met commentaar in NRC van Hans Ree, juli 2004 De grootmeester roept de tussenkomst in en zegt: 'scheidsrechter, 'zojuist' heeft mijn tegenstander Kg2 gedaan. Nu kijk ik al voor de derde keer naar dezelfde stelling op het bord. Ik claim remise wegens driemaal dezelfde stelling.' De scheidsrechter vraagt of Sokolov op een ander bord de volgende stelling wil plaatsen: Wit: Kg2, Dh4, Te7, Lf6, a2, b3, e4, h3 Zwart: Kh8, Dg8, Tc3, Lg7, b4, d6, g6, h7 Nadat Solleveld en de scheidsrechter hebben vastgesteld dat deze stelling ontstaat na 69. Kg2, nodigt de scheidsrechter Sokolov uit zijn claim te bewijzen. 'Meneer Sokolov u claimt dus dat dit de derde keer is dat deze stelling op het bord staat. U moet dit bewijzen. Kunt u uw tegenstander en mij laten zien wanneer deze stelling voor het eerst op het bord stond?' Vervolgens wijst Sokolov aan dat dit de 67e zet was van wit. 'Prima, dan gaan we vanaf die zet verder spelen, en gaan we tellen of de stelling drie keer verschijnt.' Sokolov: 'De tweede maal waarop deze stelling verschijnt is na 69. ... Tc2+.' De claim moet dus afgewezen worden. Zie voor het toekennen van een straf artikel 9.5. Nu had ik mij bij het maken van deze schaakrechtsvraag vergist. Want de partij eindigde in remise. Ik had het volgende moeten schrijven: Daarop kondigt Sokolov aan dat hij 69. ... Tc3-c2+ gaat doen. Het antwoord luidt dan als volgt: Nadat Solleveld en de scheidsrechter op het andere bord hebben vastgesteld dat deze stelling ontstaat na 69. Kg2, nodigt de scheidsrechter Sokolov uit de zet 69. ... Tc2+ te doen. 'Meneer Sokolov u claimt dus dat dit de derde keer is dat deze stelling op het bord staat. Op uw rust de bewijslast dit aan te tonen. Kunt u uw tegenstander en mij laten zien wanneer deze stelling voor het eerst op het bord stond?' Vervolgens wijst Sokolov aan dat dit de 65e zet was van zwart. 'Juist, dan gaan we vanaf die zet verder spelen, en gaan we tellen of de stelling drie keer verschijnt.' Sokolov: 'De tweede maal waarop deze stelling verschijnt is na 67. ...Tc2+.' Dit bevestigt ook Solleveld. De derde maal is inderdaad op 69e zet van zwart. De scheidsrechter honoreert de claim. Conclusie De bewijslast ligt bij de spelers, niet bij de scheidsrechter. Door zo te handelen hoeft een scheidsrechter niet zenuwachtig te zijn. Degene die claimt toont aan op welke zetten driemaal dezelfde stelling is voorgekomen. De scheidsrechter in aanwezigheid van de tegenstander, gaat na of de speler in zijn bewijs is geslaagd. Zoiets kan vrij snel en foutloos gebeuren. Een manier van toetsen zoals Gijssen en het duo Andrezej Filipowicz en Alexander Bach dat doen, is niet alleen in strijd met de FIDE-regels, maar het is omslachtig, tijdrovend, lachwekkend, irritant, maar bovendien niet vrij van fouten. Reacties Reacties heb ik ontvangen van: 1. Pim Blijlevens, met wie ik een boeiende e-mailwisseling heb gevoerd over het artikel van de driemaal dezelfde stelling. Pim wees mij erop dat ik in een concept-tekst de foute term 'driemaal stelling herhaling' gebruikte. Gelukkig kon ik al die fouten nog herstellen. Waarvoor dank. In plaats van 'aanraken met je stem' vond hij het beter te spreken van: aanraken met je pen. Daar is ook inderdaad niets op tegen. De ene term ziet op de mededeling, de andere op het noteren. Het is zowel aanraken met de pen als aanraken met de stem. Het gaat erom dat de spelers zo beter de merkwaardige remise-regel kunnen onthouden. Uitvoerig is heen en weer gecorrespondeerd over het aan zet zijn. Pim is het niet met mij eens. Hij meent dat artikel 9.4 duidelijk aangeeft dat de speler niet meer kan claimen als hij een zet gedaan heeft. Of de speler na de zet de klok heeft stilgezet, is niet van belang: het gaat erom dat hij heeft gezet. Verder blijkt uit artikel 9.2b ook nog dat de speler die remise claimt aan zet moet zijn. Door een zet te doen en de klok stil te zetten, is hij niet meer aan zet. Dat de tegenstander ook niet aan zet is, maakt helemaal niets uit. De claimende speler moet aan zet zijn. Pim vindt het inderdaad raar dat een speler geen remise meer kan claimen (nou ja, hij kan nog wel claimen, maar dan is het onterecht) als hij een zet doet en daarna pas de klok stilzet. Maar spelers en scheidrechters zijn nu eenmaal gebonden aan regels, ook al zijn deze niet logisch, aldus Pim. 2. Hans Nuijen mailde me dat hij het sterk vond om het initiatief bij de speler te leggen. Hij had in het verleden Roel de Lange meegemaakt (hoofd wedstrijdleider bij amateurtoernooi Hoogovens, oud jeugdleider Pat Mat en enkele jaren geleden overleden). Zijn grootste liefhebberij was praten over wedstrijdleiden. Heel wat uurtjes mee zoet geweest. Hans heeft een paar geweldige verhalen in zijn achter- hoofd. Als Roel een probleem had zei hij: 'Heren, u kunt allebei veel beter schaken dan ik, moet ik dan echt als zwak spelertje ... enz.' Hij had autoriteit en loste voor zover ik weet vrijwel alles zonder problemen op. 3. Frans van Amerongen uit Hoogeveen schreef onder meer over de derde vraag: 'Er is door beiden niet genoteerd, daarom moeten de heren er zeker aan geloven: aan een naastliggend bord reconstrueren aan de hand van de notatie van Ree en de notatie bijwerken. Ik zal zelf de zetten moeten uitvoeren, want ik mag de spelers niets laten zien van de commentaren die Ree er met onnavolgbare snelheid bij geschreven had. Dan kan Ree ongetwijfeld in de krant zetten dat de wereldberoemde grootmeester Y bleek wegtrok toen hij besefte dat op zet 65 de zwarte toren van c1 kwam en de zetten erna van c3. Dat is wel nieuws. Overigens: de meeste scheidsrechters zullen het wel herkennen: als je een toernooi of wedstrijd moet arbitreren heb je alleen maar oog voor de orde in de zaal, de stand van de klokken en of de spelers nog wel noteren. Hoe simpel de stand ook is, ik zie dan nooit iets van de schaakmogelijk- heden in een stelling, daar sluit je je voor af. Claim dus alweer afgewezen. Allen zeer veel dank voor de reacties. © 2004 Pieter de Groot |
DIT WAS DE VRAAG |
In de schaakrechts- vraag van deze maand staan drie werkelijk gespeelde partijen waarin door tussen- komst van de scheids- rechter remise is geclaimd wegens driemaal dezelfde stelling. U bent scheidsrechter - en dan doet het er niet toe wat voor rating u heeft - op een beroemd internationaal schaak- toernooi. Na twee uur gebeurt het volgende ... Lees de hele vraag |
EXTRA ARTIKEL |
Op deze website staat een omvangrijk artikel over 'driemaal dezelfde stelling'. Paragraaf 20 van dat artikel bevat vier voorvallen over het optreden van een scheidsrechter. Bij het artikel hoort een overzicht met zeventien schaakpartijen dat dient als illustratiemateriaal. Lees verder |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen. Pieter de Groot |