HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
DE BEVOEGDHEID VAN DE SCHEIDSRECHTER
In het oog houden, niet ingrijpen.

Uit de FIDE-regels

13.1
De arbiter moet erop toezien dat de Regels voor het Schaakspel strikt worden nageleefd.

13.3
De arbiter houdt de partijen in het oog, zeker als de spelers weinig tijd hebben. Hij moet erop toezien dat door hem genomen beslissingen worden uitgevoerd, en de spelers zonodig bestraffen.

13.6
De arbiter mag niet ingrijpen in een partij tenzij in gevallen, beschreven in de Regels voor het Schaakspel. De arbiter mag niet meedelen hoeveel zetten er zijn gedaan, behalve zoals vermeld in artikel 8.5 als tenminste één speler al zijn bedenktijd heeft verbruikt. De arbiter mag een speler niet informeren dat zijn tegenstander een zet heeft voltooid.


Een scheidsrechter ontleent zijn bevoedheid om op te treden aan de FIDE-regels. In die regels staat beschreven wat hij moet of mag doen, of juist niet mag doen. De algemene bevoegdheid van de scheidsrechter staat genoemd in drie artikelen, artikel 13.1, 13.3 en 13.6. Zijn bijzondere bevoegdheid in diverse artikelen.

Hieronder geef ik weer wat volgens mij de betekenis is van deze artikelen. Achtereenvolgens:
a. artikel 13.1;
b. artikel 13.3;
c. artikel 13.6;
d. de strikte toepassing van de regels;
e. een formule over de bevoegdheid van de scheidsrechter;
f. een schematisch overzicht van de bevoegdheid van de scheidsrechter;
g. de opvatting van Geurt Gijssen.


a. Artikel 13.1 toezien op strikte naleving

Artikel 13.1 van de FIDE-regels luidt dat de scheidsrechter strikt erop toe moet zien dat de FIDE-regels worden nageleefd. Dit artikel is een dwingend-
rechtelijke bepaling
waarvan een scheidsrechter niet kan afwijken. Volgens velen is dit de kern van de bevoegdheid van een scheidsrechter. Zij stellen dat dit artikel een scheidsrechter verplicht in te grijpen indien spelers zich niet houden aan de FIDE-regels.

Zo is de gangbare opvatting bij scheidsrechters dat een scheidsrechter verplicht is in te grijpen indien de volgende ongeregeldheden zich voordoen: het doen van een ongeoorloofde zet, het erop attenderen dat een speler vergeten is te noteren, het ingrijpen als eerst de toren wordt aangeraakt bij een rokade, het signaleren van de vlagval als slechts één speler in tijdnood is, en het verbeteren van de uitslag in bijvoorbeeld pat of mat als de spelers dit niet hebben bemerkt etc.

Waar dit toe leidt dient als illustratie het geval genoemd op de zwarte bladzijde in de schaakgeschiedenis. Plaats van handeling een toernooi in Linares in de jaren negentig van de vorige eeuw.
Televisiebeelden wijzen uit dat Kasparov in zijn partij tegen Polgár een schaakstuk pakt, het onmiddellijk loslaat en een tijd later een zet doet met een ander stuk. Polgár ziet dit maar protesteert niet. De partij wordt vervolgd met de ongeoorloofde zet van Kasparov, zie Schaak Magazine december 2002.

Dit gedrag van Kasparov is in strijd met de FIDE-regels. Maar de vraag is of de scheidsrechter mede verantwoordelijk/aansprakelijk is voor dit drama. Als toezichthouder rust immers op hem de dwingendrechtelijke plicht in te grijpen indien de FIDE-regels niet strikt worden nageleefd. Nu hij niet heeft ingegrepen staat het plichtsverzuim van de scheidsrechter vast. En daar-
naast ook dat van de organisator van toernooien indien hij onvoldoende scheidsrechters heeft ingeschakeld.

Hoeveel scheidsrechters denken de KNSB en de HSB met artikel 13.1 nodig te hebben voor wedstrijden in hun competities? Om alvast een beeld te krijgen van het aantal per bord, de internationale scheidsrechter Gijssen vindt dat op grond van de FIDE-regels er één scheidsrechter rond elk bord hoort te staan. Vergelijk Geurt Gijssen, mei 2001 Paradise, en juni 2001 Poll Position. Zie: www.chesscafe.com  

'De FIDE-regels zijn geschreven voor gevallen waarin we twee spelers hebben, een bord en een klok en een arbiter die voortdurend toekijkt. Ik weet dat dit bijna nooit het geval is, maar niettemin de regels beschrijven een ideale situatie. Vroeger waren er bij wereldkampioenschappen zelfs drie arbiters die naar een partij keken, en zelfs in dit ideale geval misten zij dingen,' aldus Gijssen mei 2001. En het instemmend citeren: 'We zijn ver van de ideale situatie van een arbiter die let op twee spelers,' juni 2001 Poll Position.

De keerzijde van de verplichting van 13.1 is de verantwoordelijkheid. Het is al onwerkbaar één bord steeds strikt in de gaten te houden, laat staan vele borden. Bij deze interpretatie van artikel 13.1 is de scheidsrechter bij vermeende ongeregeldheden altijd het haasje. Hij wordt op grond van de FIDE-regels verantwoordelijk gesteld voor geschillen tussen spelers.

Als het waar is dat de betekenis van artikel 13.1 is dat een scheidsrechter verplicht is in te grijpen dan wordt dit artikel massaal overtreden. Het is op zichzelf beschouwd te ambitieus geformuleerd. En omdat niet voldaan kan worden aan het vereiste aantal scheidsrechters is de regel niet na te leven.

Er ontstaat vervolgens mede in verband met de aansprakelijkheid druk om die overtreding te gedogen. Dit is niet goed voor de geloofwaardigheid van het kleine aantal scheidsrechters. Waar een slechte regel geldt, moet deze veranderd worden - niet overtreden. Vooraf bij het opstellen van regels moet de regelgever goed toetsen hoe het staat met het naleven ervan. Maar, het bijzondere is dat de regelgever dat ook heeft gedaan. Want een regel moet altijd beoordeeld worden in samenhang met de andere regels.
En dan blijkt iets opmerkelijks.

De FIDE heeft een bijzondere techniek van regelgeving toegepast die een enkele keer bij regelgeving wel meer voorkomt. Het gaat dan om slechte regelgevingstechniek. Namelijk, wat de regelgever in artikel 13.1 met de ene hand heeft weggegeven, heeft hij met beide handen in de artikelen 13.3 en 13.6 teruggenomen. De kern van de bevoegdheid van een scheidsrechter is niet artikel 13.1, maar zijn de artikelen 13.3, 13.6 en 13.1 gezamenlijk.


b. Artikel 13.3: partijen in het oog houden

Uit artikel 13.3 blijkt dat dat toezien op strikte naleving genoemd in artikel 13.1 op iets anders slaat. Volgens artikel 13.3 houdt de scheidsrechter namelijk de partijen in het oog, zeker als de spelers weinig tijd hebben.
De FIDE-regels verwachten dus niet van een scheidsrechter om één partij in het oog te houden, maar de partijen, meervoud. Anders dan Gijssen meent hoeft dan ook niet rond elk bord één scheidsrechter te observeren. Eén scheidsrechter kan best - zoals ook in de praktijk gebeurt - acht of meer borden gadeslaan. Zonder dat dit tot problemen leidt. Waarom dat zo is, blijkt uit artikel 13.6.


c. Artikel 13.6 scheidsrechter is onbevoegd, tenzij

In artikel 13.6 van de FIDE-regels is geregeld dat de scheidsrechter niet mag ingrijpen in een partij tenzij hij op grond van de FIDE-regels daartoe uitdrukkelijk bevoegd is. De regelgever geeft de scheidsrechter dus een beperkte bevoegdheid: 'hij mag helemaal niks doen, tenzij'.
Zie voor voorbeelden waarin een scheidsrechter verplicht is in de grijpen het schematisch overzicht hieronder. In de loop van de komende tijd probeer ik dat schema te vervolmaken.

Het achterliggende idee van het artikel is natuurlijk dat een schaker op grond van artikel 1.1 - zoals trouwens in elke sport - 'zelf denkt, kijkt, oordeelt en beslist'. Zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen situatie, zijn eigen handelen en voor het verloop van de partij. En hij wordt geacht de FIDE-regels te kennen. De FIDE-regels bewerkstelligen dan ook dat scha-
kers hun verantwoordelijkheid nemen. De scheidsrechter neemt de verant-
woordelijkheid van de spelers niet over. Schakers moeten zelf opletten en de scheidsrechter roepen als er iets ongeregelds plaatsvindt. Pas dan is de scheidsrechter bevoegd te oordelen.

Het is dus net als met het lied van de Nederlandse zanger die in de jaren vijftig van de vorige eeuw zong: 'je mag er alleen maar naar kijken, en aanraken niet'. Zo vergaat het ook de scheidsrechter. Hij mag de partijen slechts in het oog houden, maar ingrijpen mag hij niet. Tenzij. Dus:

alleen maar in het oog houden - niet ingrijpen - tenzij

Als de spelers niet reageren op het niet spelen met het aangeraakte stuk is de scheidsrechter niet bevoegd daar eigenmachtig wat van te zeggen. Hooguit kan hij na afloop van de partij beide spelers erop attenderen wat hij heeft waargenomen. Zo moet Polgár zelf opletten. Als zij er niets van zegt dat Kasparov een ongeoorloofde zet doet en zij ook niet de tussenkomst inroept van de scheidsrechter, dan is dat haar beslissing. De scheidsrechter heeft daar niets mee te maken en hoeft zich ook niet te verantwoorden of hij die zet van Kasparov al of niet heeft gezien. En ook de organisator gaat vrijuit. Daarom hoeft de HSB niet veel scheidsrechters in te schakelen op toernooien.

Nog een voorbeeld. In Istanboel bij het Europees kampioenschap is een van de deelnemers de Georgiër Zoerab Azmaiparasjvili, een hoge functionaris in de FIDE. Azmai neemt onmiddellijk een verliezende zet terug, wat zijn tegenstander Vladimir Malachov goed vindt. De spelers hebben het probleem zelf opgelost. Nu de scheidsrechter niet is ingeschakeld, en er verder geen artikel is waarin staat dat deze bevoegd is, mag hij niet eigenmachtig ingrijpen. Later wint Azmai de partij trouwens ook nog en wordt Europees kampioen 2003.

De scheidsrechter is dus deskundig op het terrein van de FIDE-regels.
En dan mag het hem pijn doen aan zijn ogen om te zien hoe spelers als Kasparov, Polgár, Azmaiparasjvili en Malachov met de FIDE-regels omgaan, maar hij mag niet ingrijpen. Precies zoals een sterke speler kijkt naar het spel van een zwakke, maar niets zegt. Daarom is het voorval van Kasparov geen zwarte bladzijde in de geschiedenis van het schaakspel, maar een illustratie van de eigen verantwoordelijkheid van de spelers. Dat blijkt ook wel omdat Polgár haar verantwoordelijkheid heeft aanvaard.

Een ieder wordt namelijk geacht de FIDE-regels te kennen. En als een schaker zijn huiswerk niet maakt om de belangrijke FIDE-regels te bestu-
deren dan is dat zijn keuze. Indien er zich tijdens zijn partij een incident voordoet, mag een scheidsrechter dat huiswerk-verzuim niet eigenmachtig corrigeren door de speler te helpen. Indien hij dat wel doet is hij het verlengstuk van de calculerende speler en stelt hij zich niet objectief en onafhankelijk op.

Daarom, als de spelers een probleem hebben, kunnen ze twee dingen doen: of het probleem voor eigen rekening en risico zelf oplossen, of de tussen-
komst inroepen van de scheidsrechter. Maar zelfs bij diens tussenkomst is de scheidsrechter niet steeds bevoegd.
In twee gevallen moet hij zijn tussenkomst weigeren. In de eerste plaats als iemand vraagt hoeveel zetten er zijn gedaan, mag hij dat niet vertellen op grond van de tweede volzin van artikel 13.6. Voorts mag hij niet op verzoek antwoord geven of een tegenstander een zet heeft voltooid, zo blijkt uit de derde volzin van dat artikel.

Daarom luidt
de hoofdregel: de scheidsrechter houdt de partijen in het oog en is onbevoegd in te grijpen;
de uitzondering is: indien een specifieke FIDE-regel regelt dat de scheidsrechter moet of mag ingrijpen.
Pas als de bevoegdheidsvraag positief beantwoord is, mag een scheids-
rechter optreden. En dan, ja dan moet hij de FIDE-regels strikt toepassen.


d. strikte toepassing van de regels

Pas als de scheidsrechter bevoegd is in te grijpen, is hij dwingendrechtelijk verplicht de artikelen van de FIDE-regels strikt na te leven. Het achterlig-
gende idee is, dat het ongewenst is als een scheidsrechter willekeurig handelt. Indien twee spelers tegenstrijdige belangen hebben, moet men namelijk kunnen voorspellen wat een scheidsrechter beslist. Daar is de rechtszekerheid in het schaakspel mee gediend.

En als de scheidsrechter op de juiste wijze de FIDE-regels uitvoert, verkrijgt hij gezag. Het is dan ook goed dat artikel 13.1 bestaat. Daarom moet een scheidsrechter zich voortdurend realiseren in welke gevallen hij bevoegd is in te grijpen. Zo hoeft een scheidsrechter op grond van de FIDE-regels op een schaaktoernooi niet teveel ambities te hebben.


e. Om in een formule weer te geven:

in het oog houden - niet ingrijpen -
tenzij specifieke regel - dan strikt naleven


f. Schematisch overzicht bevoegdheid scheidsrechter

1. hoofdregel: de scheidsrechter is onbevoegd in te grijpen.

2. uitzondering: specifieke FIDE-regel regelt bevoegdheid scheidsrechter.

a. specifieke regel is aanwezig:

a1. er is een absoluut verbod om in te grijpen of om vragen te beantwoor-
den, bijvoorbeeld:
- artikel 7.3
   zie: Mag een scheidsrechter een gevallen schaakstuk oprapen?  
- artikel 13.6 tweede volzin
   (vragen hoeveel zetten tegenstander heeft gedaan)
- artikel 13.6
   derde volzin (vragen of een tegenstander een zet heeft voltooid)

a2. verplicht om in te grijpen, bijvoorbeeld:
- artikel 6.4
   (voor het begin van de partij bepalen waar de klok wordt geplaatst)
- artikel 7.4 onder b
   (het toekennen van twee minuten extra tijd aan een tegenstander indien
   een speler een ongeoorloofde zet heeft gedaan)
- artikel 8.5 onder a
   (als beide spelers in tijdnood zijn, moet de scheidsrechter noteren);
   zie: De zaak van de niet noterende scheidsrechter  
   zie: De beslissing van de commissie van beroep in die zaak  
- artikel 8.5 onder a
   (als beide spelers in tijdnood zijn moet de scheidsrechter een assistent
   aanwijzen als hij zelf niet kan noteren)
- artikel 8.5 onder a
   (als beide spelers in tijdnood zijn moet de scheidsrechter de vlagval
   signaleren)
- artikel 12.1
   (schaakspel in diskrediet brengen) in verband met 12.6 en 13.4
- artikel 12.7
   (herhaaldelijk niet houden aan de FIDE-regels)
- artikel 13.2
   (zorgen voor niet hinderen spelers)
- artikel 13.3
   (niet nakomen scheidsrechterlijke beslissing)
- artikel 13.7
   (anderen mogen niet praten of bemoeien met een partij)

a3. bevoegd om in te grijpen, bijvoorbeeld:
- artikel 6.7
   (laten doorgaan van de partij indien speler meer dan één uur te laat is)
- artikel 13.5
   (toekennen extra bedenktijd bij van buiten komende verstoring van de
   partij)
- (ga naar 4)

b. specifieke regel is niet aanwezig: afwachten (ga naar 3)

3. afwachten

de spelers kunnen:
a. zelf hun schaakrechtprobleem oplossen. Scheidsrechter is niet bevoegd
b. de tussenkomst van de scheidsrechter inroepen. Scheidsrechter is bevoegd (ga naar 4)
c. structureel een regel overtreden. Situatie wordt te gek. Ordemaatregel. Scheidsrechter is bevoegd (ga naar 4)

4. strikte naleving FIDE-regels:

De scheidsrechter moet erop toezien dat de FIDE-regels strikt worden nageleefd.

Zie als illustratie de zaken:
- De behulpzame scheidsrechter  
- De niet noterende tegenstander  
- De behulpzame teamleider  
- De speler die blijft weigeren te noteren  
- De omgekeerde toren  


g. Opvatting Gijssen

Bovenstaande opvatting wijkt aanzienlijk af van de opvatting van Gijssen. Volgens Gijssen zegt artikel 13.6 dat de scheidsrechter moet tussenkomen indien gehandeld is in strijd met de FIDE-regels, maar dat de scheidsrechter bijvoorbeeld moet zwijgen als een speler remise kan claimen, maar mat moet aankondigen als beide spelers dit niet zien. Vergelijk Geurt Gijssen, juni 2001, Poll Position: www.chesscafe.com  

Meer uitleg geeft hij niet. Voor Gijssen is waarschijnlijk de kern van de bevoegdheid om op te treden artikel 13.1. Als ik zijn opvatting goed begrijp is deze als volgt schematisch weer te geven:

strikte naleving FIDE-regels - ingrijpen - behalve

Bezwaren tegen zijn opvatting:

Het komt erop neer dat volgens Gijssen de passage in artikel 13.6 'de scheidsrechter mag niet ingrijpen in een partij, tenzij in de FIDE-regels genoemde gevallen' als volgt moet worden uitgelegd: de scheidsrechter is verplicht in te grijpen in een partij, behalve in gevallen die Gijssen aanstipt. De uitleg van Gijssen over artikel 13.6 is in dat artikel niet te lezen. Zijn uitleg is bovendien in strijd met artikel 13.1 dat luidt dat een scheidsrechter zich strikt aan de FIDE-regels moet houden. Ook is onduidelijk hoe een scheidsrechter 'volstrekt objectief' kan ingrijpen in een partij.

Als de opvatting van Gijssen de bedoeling van de FIDE weergeeft, moet de FIDE duidelijker formuleren. In artikel 13.6 valt die bedoeling namelijk niet te lezen. Dit betekent dat Gijssen, voorzitter van de regelcommissie van de FIDE, een voorstel moet indienen om artikel 13.6 te wijzigen zoals hij vindt dat deze moet luiden. Als de FIDE met dat voorstel komt, is het wenselijk dat de KNSB en HSB met dat voorstel slechts dan akkoord gaan, indien de FIDE voldoende scheidsrechters bij KNSB en HSB-wedstrijden wil leveren. Het is namelijk een illusie te menen dat de KNSB en HSB zo'n voorstel ooit kunnen naleven.

Mocht niettemin zo'n wijzigingvoorstel geaccepteerd worden, dan moet de HSB die wijziging uitsluiten in haar reglement. Regels worden namelijk niet geschreven voor een ideale situatie. Met het oog op de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de HSB voor haar wedstrijden moet zij dan ook alert zijn op zulke ondoordachte wijzigingsvoorstellen

© 2003  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
STUKKEN OPRAPEN?
Artikel 'Mag een scheidsrechter een gevallen schaakstuk oprapen?' door Pieter de Groot.
Lees verder  

NIET NOTEREN DOOR
SCHEIDSRECHTER
Artikel 'De zaak van de niet noterende scheids-
rechter' door Pieter de Groot.
Lees verder  

Artikel 'De beslissing van de commissie van beroep in de zaak van de niet noterende scheidsrechter' door Pieter de Groot.
Lees verder  

DE BEHULPZAME
SCHEIDSRECHTER
Artikel 'De behulpzame scheidsrechter' door Pieter de Groot.
Lees verder  

NIET NOTEREN DOOR
TEGENSTANDER
Artikel 'De niet note-
rende tegenstander' door Pieter de Groot.
Lees verder  

DE BEHULPZAME TEAMLEIDER
Artikel 'De behulpzame teamleider' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WEIGEREN TE NOTEREN
Het artikel 'De speler die blijft weigeren te noteren' door Pieter de Groot is een vervolg op het artikel de behulp-
zame teamleider.
Lees verder  

DE OMGEKEERDE TOREN
Het artikel 'De omge-
keerde toren' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot

schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com