BEANTWOORDING SCHAAKRECHTSVRAAG JANUARI 2004 (01-02-2004) |
Kenbaar maken 'Hier kondigde Christina aan dat zij de loper op c4 in het midden van dat veld zou zetten. Bij de laatste zet had de hand van de moeraskoning getrild en was de loper op c4 een beetje verplaatst. Het meisje sprak: 'j'adoube'. Dat betekent 'ik zet recht'. De moeraskoning knikte en sprak: 'Ik weet het. Het rechtsgevolg van je aankondiging is dat je niet verplicht bent een zet te doen met de loper op c4. De 'rechtzet-aankondiging' is zoals je weet een uitzondering op de regel van aanraken-is-zetten.' Uit: 'Een schaakpartij in een mistig moeras, een sprookje'. Lees het hele sprookje Voor de beantwoording van de schaakrechtsvraag van januari 2004 wordt eerst besproken de bevoegdheid van de scheidsrechter, daarna de hoofd- regel aanraken is zetten, vervolgens de uitzonderingen, voorts de j'adoube regel en tot slot het antwoord op de vraag. De bevoegdheid van de scheidsrechter Bij een j'adoube handeling is een scheidsrechter alleen bevoegd in te grijpen in een partij als zijn tussenkomst wordt ingeroepen. Als een speler dat niet doet, is de scheidsrechter niet bevoegd te handelen. De bevoegdheidsformule van een scheidsrechter luidt namelijk (zie ook: Bevoegdheid van de scheidsrechter ): in het oog houden - niet ingrijpen - tenzij specifieke regel - dan strikt naleven Er bestaat geen specifieke regel die regelt dat de scheidsrechter eigen- machtig bevoegd is in te grijpen als een j'adoube handeling onjuist wordt uitgevoerd. Indien een speler in strijd met artikel 4.2 van de FIDE-regels een stuk recht zet en de tegenstander laat dat toe, dan is een scheids- rechter niet bevoegd in te grijpen. Dat is maar goed ook. Een scheids- rechter is geen juffrouw Ooievaar. Zo kan het ook gebeuren dat spelers eigen normen hanteren voor het rechtzetten van stukken. Zolang zij dat onderling goed vinden, mag een scheidsrechter zich daar niet mee bemoeien. Als bijvoorbeeld de tegen- stander van een schaker geen j'adoube heeft gezegd en de schaker roept niet de tussenkomst van de scheidsrechter in, zwijgt de scheidsrechter. En dat doet hij ook als hij ziet dat iemand met zijn vingertoppen zonder j'adoube te zeggen een stuk rechtschuift op een veld, zonder dat de tegenstander daar wat van zegt. Het wordt anders als over een j'adoube handeling een van de spelers de tussenkomst van de scheidsrechter inroept. Dan is de scheidsrechter gebonden aan de FIDE-regels. Deze regels zijn universele regels en gelden over de hele wereld. Als bijvoorbeeld in Zoetermeer een j'adoube-probleem bestaat, hoort de scheidsrechter een oplossing te geven die in hetzelfde geval een scheidsrechter in Budapest, Beijing, Moskou, Teheran en Washington ook geeft. Ook is niet belangrijk of het voorval zich voordoet in een HSB-wedstrijd of in een wedstrijd om het wereldkampioenschap. Houdt de scheidsrechter zich bij een geschil niet strikt aan de FIDE-regels dan bevoordeelt hij de ene speler en benadeelt hij de andere. Dat mag niet omdat de scheidsrechter volstrekt objectief moet oordelen. Over het oordeel van de scheidsrechter bij een j'adoube geschil gaat dit stukje. Samenvatting De hoofdregel in het schaakspel luidt: aanraken is zetten. Het achterliggende idee ervan is de wederpartij te beschermen tegen hinderlijk gedrag. Er zijn drie uitzonderingen op deze regel. In de eerste plaats als het gaat om een ongeoorloofde zet. In de tweede plaats als er geen opzet is bij het aanraken van het stuk. Het gaat dan om het per ongeluk aanraken van het stuk. In de derde plaats de j'adoube handeling. Voorwaarde daarvoor is dat de speler vooraf kenbaar moet maken dat hij die handeling gaat verrichten. Kenbaar maken betekent: duidelijk maken voor de tegenstander, eventueel de scheidsrechter. Indien niet voldaan is aan de voorwaarde, is er geen geldige j'adoube handeling verricht en treedt onmiddellijk de hoofdregel in werking dat aanraken zetten is. Aanraken is zetten De j'adoube regel is een onderdeel van de hoofdregel aanraken is zetten. Om het achterliggende idee van de j'adoube regel te begrijpen moet eerst inzicht bestaan in het brede kader van die hoofdregel. Dat wordt daarom eerst behandeld. Indien een schaker niet aan zet is, wacht hij af wat zijn tegenstander gaat doen. Dat wachten kan lang duren. Als zijn tegenstander telkens een stuk aanraakt en weer loslaat, is dat storend. Om te bewijzen dat het algemene verbod van hinder is overtreden, is lastig. Dan moet namelijk de opzet daartoe bewezen worden. Dat bewijs is niet te leveren bij een weifelende schaker. Daarom heeft de regelgever een bijzonder verbod in de zin van een gebod opgesteld, namelijk dat aanraken zetten is. De straf is niet het verlies van de partij, maar een verplichte zet met het aangeraakte stuk. Het is een dwingend- rechtelijke bepaling: met het aangeraakte stuk moet gezet worden. Deze regel is bij alle schakers bekend. Het is de moeder aller schaakregels. Het achterliggende idee ervan is de wederpartij van de twijfelaar niet op te zadelen met een loodzware bewijslast in verband met hinderlijk gedrag. Het niet doen van een zet met een aangeraakt schaakstuk is een overtre- ding die diepe indruk nalaat bij elke schaker. Uitzonderingen 1. De zet is een ongeoorloofde zet. Een aangeraakt stuk geldt niet bij een ongeoorloofde zet. Dat mag niet, omdat met dat stuk geen zet gedaan kan worden (bijvoorbeeld Lc1 is aangeraakt maar er staan pionnen op b2 en d2) of omdat de koning schaak staat en dit niet opgeheven kan worden met het aangeraakte stuk. 2. Geen opzet een stuk aan te raken. Per ongeluk een stuk aanraken geldt niet. Het is alweer twee jaar geleden dat op een basisschooltoernooi een docente op mij afkwam en een leuk meisje aanwees. Hoewel ik het in eerste instan- tie niet zag, was er wat aan de hand met haar. Door de motoriek van haar hand of vingers kon zij schaakstukken niet goed hanteren. Opvallend was dat haar tegenstanders dat allemaal heel snel doorhadden en haar hielpen bij het op juiste wijze plaatsen van een stuk als dat bij het loslaten weer eens omviel. Geen van hen maakte er in dit geval een pro- bleem van dat zij eerst een ander stuk aanraakte, maar niet vastpakte. De opzet van dat meisje om dat stuk aan te raken, ontbrak. Ook toen viel me weer op dat jeugdspelers de FIDE-regels niet kennen, maar wel goed aanvoelen wat goed en kwaad is in het schaakspel! Wat betreft 'het opzettelijk aanraken van een stuk' bestaan er twee opvattingen. De eerste opvatting is die van de internationaal arbiter Gijssen. Het is de soepele opvatting. Gijssen vindt dat de opzet gericht moet zijn op het doen van een zet. Als iemand een stuk vastpakt en er niet mee wil zetten, ont- breekt in zijn visie de opzet. Deze opvatting houdt in dat in artikel 4.3 het 'opzettelijk aanraken van een schaakstuk' volgens Gijssen betekent: het opzettelijk doen van een zet. Gijssen wil weten waarom het stuk werd aangeraakt. Voorbeelden: Iemand schuift met de top van zijn vinger een schaakstuk midden op het juiste veld zonder vooraf 'j'adoube' te zeggen (zie: www.chesscafe.com januari 2003, Unusual events or Are there still normal games? en juli 2003 I would like to propose a draw, but where is my opponent). Of de aan zet zijnde speler drukt met zijn pion h2 een insect dood op h3 en doet daarna een zet met de toren (januari 2003, Unusual events or Are there still normal games?). Deze voorbeelden geven volgens Gijssen aan dat de betrokken speler niet de wil heeft gehad een zet te doen met het aangeraakte stuk. Gijssen gaat zelfs een stapje verder en betitelt de tegenstander van de speler die het insect dooddrukt als 'overzealous', overijverig, om zich te beroepen op de hoofdregel. Voor Gijssen gaat het er dus niet om of iemand opzettelijk een stuk aan- raakt, maar of iemand opzettelijk een zet wil doen. Hij ondersteunt zijn argument met de 'geest van de FIDE-regels die voorgaat boven de letter van de FIDE-regels'. De tweede opvatting houdt zich strikt aan de scheidsrechtersformule: schaker raakt opzettelijk een schaakstuk aan + strikte naleving = een gegeven voor de scheidsrechter Deze opvatting houdt in dat in artikel 4.3 het 'opzettelijk aanraken van een schaakstuk' nimmer kan betekenen: het opzettelijk doen van een zet. Het betekent dat wat er staat, namelijk het opzettelijk aanraken van een schaakstuk. Behalve als het gaat om het per ongeluk aanraken van een stuk, gaat het er dus niet om wat de reden is waarom de speler het schaakstuk heeft aange- raakt. Indien er een geschil is hoeft een scheidsrechter de speler ook niet te vragen waarom hij het stuk heeft aangeraakt. Voldoende is te weten of de speler het stuk per ongeluk heeft aangeraakt. Zij die de strikte opvatting huldigen, menen dat de FIDE-regels niet naar de geest moeten worden uitgelegd. Zij leiden dat af uit artikel 13.1 en uit het Voorwoord. Volgens hen vertelt Gijssen een sprookje. Zo is het hen niet duidelijk waarom in het ene geval de geest wel van toepassing zou zijn, en in het andere niet; en wie bepaalt die geest, zo stellen zij? De geest van Gijssen staat voor hen dan ook gelijk aan: willekeur. Daar is het schaakspel niet mee gediend. Zo heeft de oud-wereldkampioen Fisher, die bekend staat om zijn zuivere schaakgevoel, de gewoonte met zijn veroverde schaakstukken naast het bord te friemelen. Op een gegeven moment ontdekt hij dat hij dat niet doet met een geslagen schaakstuk, maar met zijn eigen pion op h2. Onmiddellijk aanvaardt hij de gevolgen: hij doet een zet met h2 en verliest de partij. Om de houdbaarheid van een opvatting te toetsen, wordt de lakmoesproef van het schaakrecht uitgevoerd: wat oordeelt een scheidsrechter als Kasparov in zijn partij tegen Karpov met zijn pion op h2 een insect op h3 dooddrukt en vervolgens met zijn toren een zet doet? Dan gaat het erom of een scheidsrechter de soepele dan wel de strikte naleving van de regels volgt. Als Karpov claimt, is hij dan overijverig? Beide opvattingen - de soepele en de strikte - werken ook door in de opvattingen over de j'adoube regel. 3. De j'adoube-regel. De j'adoube-regel is in artikel 4.2 van de FIDE-regels geregeld en luidt: 4.2 Onder voorwaarde dat hij eerst zijn bedoeling daartoe kenbaar maakt (bijvoorbeeld door "j' adoube" of "ik zet recht" te zeggen), mag de aan zet zijnde speler één of meer stukken op hun velden rechtzetten. Of in de Engelse tekst: 4.2 Provided that he first expresses his intention (e.g. by saying "j'adoube" or "I adjust"), the player having the move may adjust one or more pieces on their squares. To express betekent: duidelijk maken, laten zien; aan duidelijkheid niets te wensen overlaten, als een paal boven water staan. Als bijvoeglijk naamwoord betekent het: uitdrukkelijk, duidelijk (kenbaar gemaakt), nadrukkelijk, expliciet, uitgesproken. Het werkwoord 'to express' is niet hetzelfde als: to say. In de Nederlandse vertaling van de FIDE-regels luidt 'to express': kenbaar maken. Een syno- niem van 'kenbaar' is: herkenbaar, merkelijk. In dit geval: het duidelijk maken; de bedoeling moet herkend, opgemerkt worden; de tegenstander moet duidelijk zijn geworden wat de bedoeling van de speler inhoudt. Rijst de vraag: aan wie moet de speler duidelijk maken dat hij een j'adoube handeling gaat verrichten? Twee antwoorden. De soepele opvatting geeft Gijssen. Hij vindt het niet belangrijk of de tegenstander het al of niet heeft begrepen. Voldoende is dat een speler het heeft gezegd, ook al valt dat niet te bewijzen. Anders is de strikte opvatting. Bij die opvatting gaat het erom dat de ander de bedoeling moet hebben opgemerkt, dat het die persoon duidelijk is geworden dat de bedoelde handeling wordt verricht. Het begrip kenbaar maken houdt in dat het moet gaan om het kenbaar maken aan een ander, en niet de speler zelf. Er moet een zekere vorm van communicatie hebben plaatsgevonden. Bovendien is het kenbaar maken ook een kwestie van fatsoen: 'Neemt u mij niet kwalijk, dat ik even stoor. Ik wil even een stuk rechtzetten omdat het mij hindert.' De j'adoube handeling is dus een kwestie van omgangsvormen en manieren. Een kwestie van beleefdheid. Deze opvatting sluit aan bij het achterliggende idee van de hoofdregel van aanraken is zetten, namelijk de bescherming van de wederpartij. De werkwijze. Het gaat bij een "j'adoube" handeling erom dat de tegen- stander heeft begrepen dat de ander die handeling gaat verrichten. De speler maakt zijn bedoeling kenbaar, en kijkt de tegenstander aan om te verifiëren of deze begrijpt wat er gaat gebeuren. Deze kan bijvoorbeeld goedkeurend knikken. Vergelijk het knikken van Vikash Sewkaransing in 'Hoe iemand aan extra bedenktijd komt' Heeft de ander de bedoeling begrepen, treedt het rechtsgevolg in werking. Blijft de ander onverstoorbaar kijken, en heeft hij niet begrepen wat er moet gebeuren, dan roept de speler de tussenkomst in van de scheidsrechter en maakt hem kenbaar wat hij wenst te doen. Omdat de handeling kenbaar gemaakt moet worden aan de aan 'zet zijnde speler' deelt de scheidsrechter dit vervolgens mee aan de tegenstander. Dan treedt het rechtsgevolg in en kan de j'adoube-handeling verricht worden. De lakmoesproef. Stel nu dat de speler in de schaakrechtsvraag die doof was, Kortchnoi heet (die namelijk een beetje doof is), hoe luidt uw oordeel? Schematisch overzicht De schaakregel der schaakregels: aanraken is zetten. Uitzonderingen: 1. de ongeoorloofde zet; 2. per ongeluk aanraken; 3. j'adoube, ik zet recht. Voorwaarde: de handeling moet de tegenstander kenbaar zijn gemaakt, duidelijk zijn geworden. Indien de handeling niet kenbaar is gemaakt, is niet voldaan aan de voorwaarde en treedt onmiddellijk in werking de hoofdregel dat aanraken is zetten. Antwoord op de schaakrechtvraag Op grond van artikel 4.2 moet de speler kenbaar maken aan de dove tegenstander dat hij een j'adoube handeling gaat verrichten. De bewijslast ligt bij de speler. Indien het de tegenstander niet duidelijk is geworden, komt dat voor rekening en risico van degene die de onduidelijke handeling heeft verricht. De speler is niet geslaagd in dat bewijs. De scheidsrechter is zelfs zo aardig geweest het nodige na te gaan bij andere spelers. Nu niet voldaan is aan de voorwaarde van de j'adoube-regel treedt het rechtsgevolg van die regel niet in werking. Onmiddellijk is de hoofdregel van toepassing dat aanraken is zetten. Nu de ander met een ander stuk een ongeoorloofde zet heeft gedaan wordt de stelling op grond van artikel 7.4 onder a teruggebracht naar die onmiddellijk voorafgaand aan de ongeoorloofde zet. Vervolgens wordt gezet met het eerst aangeraakte stuk. Op grond van artikel 7.4 onder b is de scheidsrechter verplicht twee minuten extra bedenktijd toe te kennen aan de dove speler. Reacties op de schaakrechtsvraag Op Botwinnik is aan de bar druk gediscussieerd over de schaakrechtsvraag van de maand januari 2004. Maar helaas hebben de deelnemers geen schriftelijke reactie gegeven. Reacties zijn ontvangen van de Botwinnik spelers Erik Middelkoop, Vikash Sewkaransing en Sander van der Vlugt. En van een bezoeker van de website Reinier Seepers. Allen hartelijk dank voor jullie reacties. Hopelijk stimuleert het ook anderen om mee te doen aan de schaakrechts- vraag van februari. © 2004 Pieter de Groot |
DIT WAS DE VRAAG |
In Noorwegen gebeurt het volgende geval. Na vele uren van scha- ken roept een dove schaker tamelijk over- stuur de tussenkomst in van de scheidsrechter. Zijn tegenstander heeft geen zet gedaan met een aangeraakt stuk! De tegenstander legt aan de scheidsrechter uit dat hij dat stuk heeft rechtgezet, waarbij hij voordien heeft ver- klaard: "j'adoube" of "ik zet recht". Verontschuldigend voegt hij er aan toe, dat hij zich nu pas realiseert dat hij ver- geten was dat de ander een handicap had, en zich er niet van heeft vergewist of zijn tegen- stader zijn bedoeling heeft begrepen. Lees de hele vraag |
EEN SCHAAKSPROOKJE |
Artikel 'Een schaakpartij in een mistig moeras, een sprookje' door Pieter de Groot. Lees verder |
BEVOEGDHEID VAN DE SCHEIDSRECHTER |
Artikel 'Bevoegdheid van de scheidsrechter' door Pieter de Groot. Lees verder |
EXTRA BEDENKTIJD |
Artikel 'Hoe iemand aan extra bedenktijd komt' door Pieter de Groot. Lees verder |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen. Pieter de Groot |