HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
HOE IEMAND AAN EXTRA BEDENKTIJD KOMT
Zaterdag 13 december 2003, de KNSB-wedstrijd Botwinnik 1 tegen Venlo. Vikash Sewkaransing verplaatst op de 31e zet zijn dame. Hij plaatst haar op b5 en een beetje op a5. De tegenstander doet direct een zet. Daarna denkt Vikash na. Vervolgens wijst de tegenstander naar Vikash' dame, maakt een gebaar en fluistert: 'Zij staat verkeerd.' Vikash knikt. De tegenstander zet de dame recht op b5.

Wat de tegenstander doet is in strijd met de FIDE-regels. Eén van de twee uitzonderingen op de hoofdregel van 'aanraken is zetten' is de j'adoube-regel. Die regel geeft aan wat er moet gebeuren als een schaakstuk niet goed op een veld is geplaatst.

Om te voorkomen dat er onenigheid komt wie het schaakstuk mag recht-
zetten, is in artikel 4.2. geregeld dat alleen degene die aan de beurt is dat mag doen. Echter, onder de voorwaarde dat hij eerst zijn bedoeling daartoe kenbaar maakt (bijvoorbeeld door 'j'adoube', 'I adjust' of 'ik zet recht' te zeggen). Nu hij niet aan zet was, was de handeling van de tegenstander ongeoorloofd. Zwijgt het schaakrecht als de spelers spreken?

Die middag ben ik scheidsrechter. Ik pas de formule toe
(zie: De bevoegdheid van de scheidsrechter   )

in het oog houden - niet ingrijpen -
tenzij specifieke regel - dan strikt naleven

Op grond van de hoofdregel (in het oog houden, niet ingrijpen) mag ik niets doen. Nergens staat in de FIDE-regels dat de scheidsrechter de spelers erop moet attenderen dat een schaakstuk ongeoorloofd is rechtgezet. Ik ben dus niet bevoegd handhavend op te treden, en bemoei me er niet mee.

Terwijl ik weer op mijn plaats zit vraag ik me af wat er was gebeurd als Vikash 'nee' had geschud en de tegenstander de dame toch rechtzet. Waarop Vikash vervolgens op grond van artikel 6.13 onder b de klokken stilzet en de tussenkomst van de scheidsrechter inroept.

'Scheidsrechter, hoewel mijn tegenstander niet aan zet is en ik hem daartoe geen toestemming heb gegeven, heeft hij mijn dame in strijd met de FIDE-regels rechtgezet. Hij heeft mij in mijn bedenktijd gestoord en mij uit mijn concentratie gehaald. Daarom verzoek ik u hem te bestraffen door mijn bedenktijd te vermeerderen met twee minuten.'

Ingeval van tussenkomst moet een scheidsrechter de FIDE-regels strikt naleven. Nu de tegenstander van Vikash een ongeoorloofde j'adoube-handeling heeft verricht, moet een scheidsrechter beoordelen welke straf op zijn plaats is. Artikel 13.4 geeft hem daartoe een beoordelingsvrijheid ('een scheidsrechter kan een straf opleggen'). Bepalend is het eigen oordeel van de scheidsrechter. Zo kan in bezwaar en of beroep die beslissing slechts marginaal getoetst worden. Dan gaat het er niet om welke straf een ander zou hebben toegekend, maar om de vraag of de scheidsrechter in dit geval redelijkerwijs zo kon straffen.

Hoe iemand het ook wendt of keert, er valt voor het al of niet opleggen van straf beide wat te zeggen. Daarom mag iedereen over de eventuele straf van de scheidsrechter anders denken. Maar er valt niets aan te doen. Tenzij de opgelegde straf onredelijk is, zoals het verloren verklaren van de partij.

Nu het in het voorbeeld gaat om een ongeoorloofde j'adoube-handeling, de tegenstander geen toestemming heeft gekregen de dame aan te raken, de speler naar eigen zeggen uit zijn concentratie is gehaald, zou ik het verzoek inwilligen. Ik zou zijn bedenktijd vermeerderen met twee minuten. Vergelijk dit geval met een voetballer die gebruik maakt van het verkeerde gedrag van een tegenstander door in het strafschopgebied te vallen om zo een strafschop te versieren.

© 2003  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
BEVOEGDHEID VAN DE
SCHEIDSRECHTER
Artikel 'Bevoegdheid van de scheidsrechter' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot