HOME     SCHAAKRECHT     SCHAAKRECHTSVRAGEN     VRAAG 01-08-2005
SNELSCHAAK
Inleiding

De schaakrechtsvraag van augustus 2005 is van Robert Straver uit Rotter-
dam. Tijdens een snelschaaktoernooi doet iemand een ongeoorloofde zet en brengt de klok van de tegenstander in beweging. De tegenstander claimt de winst. De speler meent dat het remise moet zijn, omdat zijn tegenstander geen matpotentieel heeft: die beschikt slechts over een koning alleen. De vraag is wat een scheidsrechter moet beslissen.


Samenvatting

Indien een speler bij snelschaak een ongeoorloofde zet voltooit, kan diens tegenstander de winst claimen. In dit artikel wordt de achterliggende gedachte van die claim toegelicht.

Vervolgens wordt besproken hoe de uitslag luidt indien de tegenstander onvoldoende matpotentieel heeft. Sinds 1 juli 2001 blijkt uit de FIDE-regels duidelijk dat de uitslag remise moet zijn.

Echter, voor die datum golden andere regels. Toen waren die regels zo geformuleerd dat het het niet voor de hand lag dat de uitslag remise moest zijn. De partij van Robert Straver werd voor die datum gespeeld. Aan het slot wordt kort ingegaan op het slaan van de koning.


1. De achterliggende gedachte van de winstclaim

Indien bij gewoon schaak iemand een ongeoorloofde zet voltooit, kan de tegenstander de tussenkomst inroepen van de scheidsrechter. Die is ver-
volgens verplicht de tegenstander twee minuten extra bedenktijd toe te kennen, vergelijk artikel 7.4 van de FIDE-regels.

Maar bij snelschaak geldt een afwijkende regel. Daar mag de tegenstander de winst claimen voordat hij zelf een zet doet, aldus de tweede volzin van artikel C3. Wat is de achterliggende gedachte van deze zo op het oog wel harde regel?

Ter illustratie een partij gespeeld in de KNSB-competitie op 9 september 2005. Uit het verslag van Peter Boel, op de site van de KNSB:

'Het onvoorstelbare drama Ernst-Janssen. In een totaal krankzinnige partij leek Ernst zich eerst stuk te lopen, vervolgens ontsnapte de Fries op tac-
tische wijze naar een razend spannend eindspel. Ernst bereikte met sterk vluggeren een gewonnen stelling maar had nog maar veertien seconden. Toen deed de meevluggerende Janssen op zet 125 een onreglementaire zet, waarop Ernst er twee minuten bij kreeg en Janssen direct opgaf.

Wit: Sipke Ernst
Zwart: Ruud Janssen
Essent Nederlands Kampioenschap Schaken 2005
Leeuwarden, 9 september 2005, 4e ronde




Ernst had nog veertien seconden en dat is weinig voor winst. Janssen, van alle goede geesten verlaten, deed hier echter 125. ... Kf5 en gaf onmiddellijk op toen Ernst er volgens de FIDE-regels twee minuten bij kreeg.
1-0,' aldus het verslag van Boel.

De partij Ernst - Janssen laat zien wat de gevolgen zijn van een ongeoor-
loofde zet bij tijdnood. Dit voorbeeld kan helpen bij het vinden van de achterliggende gedachten van het claimen van de winst van de partij.
Die gedachten zijn wellicht de volgende.

Indien de tegenstander - net als bij gewoon schaak - voor een ongeoor-
loofde zet twee minuten extra bedenktijd ontvangt, is dit bij snelschaak voor de speler doorgaans dodelijk. Verder spelen heeft in veel gevallen geen zin.

Voorts moet bij snelschaak de vaart erin gehouden worden. Er moet zoveel mogelijk vastgehouden worden aan een strak spelschema. Indien ronden uit kunnen lopen door het toekennen van extra bedenktijd ontstaat ongenoegen in de zaal. Het is erg vervelend als het spelschema achterloopt.


top  


Eric Roosendaal geeft de volgende verklaring:

1. Gebrek aan scheidsrechters. Bij een snelschaaktoernooi zijn doorgaans veel meer spelers dan scheidsrechters. Dus moet de scheidsrechter gehaald worden en dat kost tijd en moeite. Deze kan immers niet overal tegelijk zijn.

2. Nadat de scheidsrechter er is, de claim evtueel gehoord heeft, zijn er één of twee minuten verstreken. Dan komt er nog twee minuten bij, en zo loopt deze ene partij in z'n eentje een stuk uit, en moet de rest van het toernooi daarop wachten.

3. Verder is de kans dat twee minuten een zeer belangrijke bijdrage is aan de tijd natuurlijk zeer veel groter dan bij een langzamer tempo. Ik (Eric) vind dit persoonlijk minder erg overigens - moet de ander maar geen onreglementaire zet doen.

Eric concludeert dat 'uit zeer praktische overwegingen de FIDE er dus voor kiest om een nul te geven - mildere straffen zijn gewoon te moeilijk in de praktijk te brengen. Dus een optie om dit te formuleren is: we ontnemen gewoon de overtreder al zijn tijd. Dan is hij door de vlag en verliest.'

Terzijde: Overigens wordt de reglementaire nul niet toegepast bij de maandelijkse Groene Hart jeugdcuptoernooien, georganiseerd door de schaakvereniging Berkel en Rodenrijs. De regel ontmoedigt jeugdspelers. Ook op Botwinnik hanteren we de regel niet bij jeugdschaak. De ongeoor-
loofde zet kan hersteld worden. En deze werkwijze bevalt me uitstekend.


2. Per ongeluk

Charles Kuijpers vindt het een irrelevant gegeven dat de speler per ongeluk een ongeoorloofde zet deed. Daar ben ik het mee eens. In de loop van de komende tijd hoop ik daarover een afzonderlijk artikel te schrijven.


3. Matpotentieel

De vraag is gerezen of de tegenstander ook de winst kan claimen als hij zelf geen matpotentieel heeft.


3.1. Geen algemene regel

Er bestaat geen algemene regel over matpotentieel. Twee voorbeelden.

a. Bij gewoon schaak wanneer iemand driemaal een ongeoorloofde zet doet. Op grond van artikel 7.4 onder b ('bij een derde onreglementaire zet van dezelfde speler wordt de partij voor hem verloren verklaard door de arbi-
ter') verliest hij de partij. Ook al heeft de tegenstander geen matpotentieel.

Günther van den Bergh uit Zuid Afrika vraagt of het gewenst is artikel 7.4 onder b te wijzigen. Gijssen antwoordt dat dit artikel een leemte bevat en dat 'we' het wijzigingsvoorstel zonder twijfel moeten aanvaarden, vergelijk Gijssen, juli 2003, I would like to propose a draw but where is my opponent? Ondanks deze verzekering zijn de FIDE-regels op dit punt niet gewijzigd.

b. Charles Kuijpers vraagt zich af wat de uitslag zal zijn als tijdens de partij de mobiele telefoon afgaat van de tegenstander van iemand die geen mat-
potentieel heeft. Een andere keer hoop ik daar op in te gaan.


3.2. De bijzondere regel

De regelgever heeft ervoor gekozen van geval tot geval de mogelijkheid van remise bij onvoldoende matpotentieel te regelen.

In de eerste plaats is het geregeld in artikel 6.10. Dat is het geval bij gewoon schaak. Het regelt dat de partij remise is als iemands vlag valt en de tegenpartij geen matpotentieel heeft. De voorwaarde is dat het gaat om een geval waarin iemands vlag valt. Wat voldoende matpotentieel is zie 'de half dode stelling'.
Lees verder  

In de tweede plaats bestaat bij snelschaak tegenwoordig ook zo'n regel.
De derde volzin van artikel C3 luidt: 'Als de tegenstander echter de koning van de speler nooit mat kan zetten, door welke reeks reglementaire zetten dan ook (zelfs bij het slechts mogelijke tegenspel), dan mag de speler remise claimen voordat hij zelf een zet heeft gedaan.' Dat betekent dat in het geval van Robert Straver de uitslag remise is (maar zie ook punt 4 hierna). Iedereen attendeerde mij op dit artikel.

Eric Roosendaal vindt deze regel bij snelschaak logisch. De winst bij snel-
schaak kan niet geclaimd worden, 'als het slachtoffer nooit meer had kunnen winnen. In dat geval is het bij door de vlag gaan remise. En dat is ook lo-
gisch. Want ook bij het slechtste spel van de overtreder zou het nog remise geworden zijn. Vanuit de positie op het bord krijgt het slachtoffer dus het optimaal haalbare resultaat.'


top  


4. Situatie voor juli 2001

Sommigen wezen mij erop dat het incident van Robert Straver zich had voorgedaan voor juli 2001 toen de FIDE-regels anders luidden dan nu.


4.1. FIDE-regels tot 1 juli 2001

Artikel C3: 'Een onreglementaire zet is voltooid zodra de klok van de tegenstander aan de gang is gebracht. De tegenstander mag dan de winst claimen voordat hij zelf een zet doet. Als hij wel een zet heeft gedaan, dan kan een onreglementaire zet niet meer worden hersteld.'

Artikel C4: 'Om te kunnen winnen moet een speler 'matpotentieel' hebben. Dit wordt gedefinieerd als voldoende materiaal om een reglementaire positie, eventueel via 'helpmat', te bereiken, waarin de tegenstander als hij aanzet is, mat in éé zet niet kan voorkomen. Dus: twee paarden met koning tegen koning-alleen is onvoldoende, maar een toren met koning tegen een paard en koning is wel voldoende.'

De regelgever heeft een onderscheid gemaakt. In artikel C3 is het gevolg geregeld van een ongeoorloofde zet. Artikel C4 regelt het matpotentieel.

Deze artikelen zijn van toepassing op de vraag van Robert Straver. De vraag rijst wat de scheidsrechter moet beslissen. Nu de FIDE-regels geen algemene bepaling kennen maar een regel per geval is het heel begrijpelijk dat de betrokken scheidsrechter uitsluitend artikel C3 heeft toepast.

De regelgever heeft in 2000 erkend dat de situatie niet duidelijk is geregeld. Daarom heeft hij de artikelen gewijzigd.


4.2. FIDE-regels na 1 juli 2001

Sinds 1 juli 2001 luidt:

Artikel C3: 'Een onreglementaire zet is voltooid zodra de klok van de te-
genstander aan de gang is gebracht. De tegenstander mag daarna de winst claimen voordat hij zelf een zet heeft gedaan. Als de tegenstander echter de koning van de speler nooit mat kan zetten, door welke reeks reglementaire zetten dan ook (zelfs bij het slechts mogelijke tegenspel), dan mag de speler remise claimen voordat hij zelf een zet heeft gedaan. Wanneer de tegen-
stander zelf een zet heeft gedaan, dan kan een onreglementaire zet niet meer worden hersteld.'

Door deze wijziging slaat de regel alleen op een situatie bij een ongeoor-
loofde zet en niet bij het geval dat een speler geen matpotentieel heeft en zijn tegenstander door zijn vlag gaat. Wat moet beslist worden als het laatste geval zich voordoet?

Indien bij snelschaak de tegenstander geen matpotentieel heeft en de speler zijn vlag valt, is artikel 6.10 van toepassing. Daarom kon de regelgever artikel C4 schrappen. De artikelen C4 en 6.10 waren dubbelop.


top  


5. Slaan van de koning

Robert Straver vraagt ook of het bij snelschaak geoorloofd is de koning te slaan. Sinds 1 juli 2005 is na de tweede volzin van artikel 1.1 het volgende ingevoegd: 'Ook is het niet toegestaan de koning van de tegenstander te "slaan".' In een afzonderlijk artikel zal ik hier meer aandacht aan schenken.

Kort samengevat. Als iemand zijn koning schaak laat staan, doet hij een ongeoorloofde zet. Drukt hij de klok van de tegenstander in, kan de tegen-
stander de winst claimen. Claimt deze niet, en doet hij een zet, is het gevolg dat op grond van de FIDE-regels de ongeoorloofde zet is omgezet in een geoorloofde zet. Er valt op dat moment niets te doen aan de zet waarbij de koning schaak staat. Er staat geen onreglementaire stelling op het bord, maar een door de FIDE-regels goedgekeurde stelling. Vergelijk mijn artikel over het ongeoorloofde mat in Heerenveen.
Lees verder  

Indien de tegenstander de koning slaat, heeft hij een zet gedaan. Deze handeling heeft twee rechtsgevolgen. In de eerste plaats is de ongeoor-
loofde zet van de speler die zijn koning schaak liet staan, omgezet in een geoorloofde zet. In de tweede plaats heeft de tegenstander zelf een onge-
oorloofde zet gedaan.

Het is een zet die in strijd is met artikel 1.1 van de FIDE-regels. Zolang de tegenstander de klok van de speler niet heeft ingedrukt kan hij zijn onge-
oorloofde zet (het slaan van de koning) nog herstellen. Indien de tegen-
stander de klok van de speler wel heeft ingedrukt, kan de speler de winst claimen.


Samengevat bij snelschaak:

1. laat niet uw koning schaak staan, want dan doet u een ongeoorloofde zet en kan de tegenstander de winst claimen;

2. als uw tegenstander uw koning slaat, let dan op of hij uw klok heeft ingedrukt. Heeft hij dat niet gedaan, kan hij zijn zet herstellen. Heeft hij uw klok wel ingedrukt kunt u de winst van de partij claimen;

3. sla zelf nooit de koning van uw tegenstander, maar claim de winst.


© 2005  Pieter de Groot


Reacties ontving ik van:
Frans van Amerongen, Eric Barentsen, Pim Blijlevens, Erik Boleman, Victor de Bruin, Gert Van Bunderen, Ted van Eck, Eric van 't Hof, Rini Kuif, Charles Kuijpers, Erik H. Middelkoop, Hans Nuijen, Peter Pouw, Eric Roosendaal, Theo van Spijk, Joost van Steenis, Paul Vennix en Koen van Venetië.
Waarvoor zeer veel dank.


top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DIT WAS DE VRAAG
De schaakrechtsvraag van de maand gaat over snelschaakregels.

Lees de hele vraag  


MATPOTENTIEEL
Wat is voldoende mat-
potentieel? Zie hiervoor het artikel 'De half dode stelling'.

Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen.

mailPieter de Groot

schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com