HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
DE HALF DODE STELLING
Samenvatting

Een dode stelling is een stelling waarin geen van beide spelers matpotentieel heeft. In een half dode stelling heeft de tegenstander van de speler van wie de vlag is gevallen geen matpotentieel zelfs niet bij het slechtst mogelijke tegenspel. Voor beide stellingen is de uitslag remise.

Omdat geleerd kan worden van lessen uit het verleden wordt onder punt 1. het oud-schaakrecht geschetst. In het verleden moest de scheidsrechter beoordelen of een stelling al of niet remise was.

In punt 2. wordt beschreven dat op die regel kritiek bestond, waardoor de regelgever een andere regel formuleerde die in punt 3. wordt besproken.

In punt 4. worden de theoretische situaties genoemd. Deze opsomming is voor een scheidsrechter (en een speler) van belang om inzicht te krijgen in de regel.

Vervolgens worden onder punt 5. drie praktische situaties geschetst met de opvatting van Gijssen. Gijssen vindt namelijk dat de scheidsrechter de stelling zelfstandig moet beoordelen.

Op deze opvatting wordt in punt 6. kritiek gegeven: het is niet de scheidsrechter, maar de winst claimende speler moet bewijzen dat hij kan matzetten.

Onder punt 7. wordt uiteengezet dat de regel vergeleken kan worden met een vampier die opstaat uit de dood om een dodelijke kus te geven. Verder wordt aangegeven dat de regel van de half dode stelling doorwerkt in het beruchte artikel 10.2, het zogenaamd versneld beëindigen.

Tot slot een opgave over een stelling Szabo-Botwinnik, Boedapest 1952.


1. Oud-schaakrecht

Een les uit het verleden. Een willekeurig voorbeeld.

Gebeurtenis: Wereldkampioenschap computerschaak, vierde ronde.
Plaats: Keulen, Duitsland.
Datum: juli 1986.
Wit: Schach 2.7.
Zwart: Cray Blitz.

(1. d4 Pf6 2. c4 e6 3. Pf3 d5 4. Pc3 Le7 5. Lg5 0-0 6. e3 Pe4 7. Lxe7 Dxe7 8. Pxe4 dxe4 9. Pd2 e5 10. dxe5 Dxe5 11. Dc2 Pa6 12. 0-0-0 Lg4 13. f3 exf3 14. gxf3 Lh5 15. Ld3 f5 16. The1 Tad8 17. Lf1 Dxh2 18. c5 De5 19. c6 Kh8 20. cxb7 Pc5 21. Pc4 Dg3 22. Dxf5 Txd1+ 23. Txd1 Dxf3 24. Dxf3 Lxf3 25. Td4 Lxb7 26. Le2 g6 27. Pe5 Te8 28. Pg4 Te4 29. Kd2 h5 30. Pf6 Txd4+ 31. exd4 Pe4+ 32. Pxe4 Lxe4 33. Ke3 Ld5 34. Kf4 Lxa2 35. Ld3 Kg7 36. Kg5 Lf7 37. Le4 a5 38. Lc6 Lg8 39. Le4 Lh7 40. Ld3 h4 41. Lf1 Lg8 42. Lh3 Ld5 43. Lg4 Le4 44. Kxh4 Kf6 45. Ld7 Lf5 46. Lc6 g5+ 47. Kg3).




Nu valt de vlag van zwart en eist zwart 'adjudication', arbitrage. Iets wat in die tijd kon.

De betrokken scheidsrechters, GM Vlastimir Hort en IM Michael Valvo, bestuderen de stelling gedurende twee uur en verklaren de partij gewonnen voor zwart. Hun motivering luidt, dat de voortzetting van de partij als volgt kan gebeuren (zetten van zwart): 48. ... Ke7 49. ... Kd8 50. ... Kc8 51. ... Kb8 52. ... Ka7 53. ... Kb6 54. ... Ka5 en nadat de pion is gezet komt zo de pion achter de koning.

Sam Sloan heeft kritiek op de arbitrage en meent onder meer dat 'in verband met het horizon-effect geen enkele computer zo'n oplossing had kunnen bedenken'. Overigens mede dank zij deze beslissing werd zwart kampioen.


2. Kritiek op de oude regel

Het is niet zo moeilijk kritiek te hebben op bovenstaande handelwijze van de scheidsrechters. Het voornaamste bezwaar is, dat de bewijslast niet bij de scheidsrechter hoort te liggen, maar bij de claimende speler.

Een scheidsrechter mag niet 'meespelen'. Als de betrokken speler een aantal seconden meer tijd had gehad, en een zwakkere voortzetting had gekozen dan de beste zet die de scheidsrechters na elk (!) twee uur studie hadden gevonden, was de uitslag anders geweest. Iedereen kan begrijpen dat als twee scheidsrechters er elk twee uur over doen een stelling te bestuderen, er iets niet klopt. Los nog van het feit dat de voortgang van een toernooi wel erg in gevaar komt.

Zo heeft Gijssen eens verhaald dat de eindspeldeskundige GM Youri Awer-
bach een hele nacht nodig had om te kunnen concluderen of een stelling al of niet remise was. Maanden later kwam Awerbach op zijn besluit terug: nieuwe inzichten hadden hem geleerd dat zijn beslissing verkeerd was geweest. Een andere voortzetting na de vlagval zou tot een andere uitslag hebben geleid. Vergelijk ook Gijssen, juni 1999, 'The Right Hand'.

Een uitslag van een schaakpartij mag niet afhankelijk zijn van het kennis-
niveau van een scheidsrechter, of dat nou 2300, 1900 of 1500 ELO is. Een scheidsrechter hoeft ook niet zo goed te kunnen voetballen als de spelers, en een scheidsrechter bij boxen hoeft dat ook niet te kunnen als de spelers. Het is dan ook een misverstand te menen dat het schaakrecht een hoge ELO-rating verwacht van een scheidsrechter.

Het is dan ook terecht dat de FIDE-regels op dit punt zijn gewijzigd.


3. De nieuwe remise-regel

In artikel 6.10 is de half dode stelling geregeld. 'Als een speler het voor-
geschreven aantal zetten niet heeft voltooid in de toegewezen bedenktijd, dan is de partij voor hem verloren, tenzij artikel 5.1 of een van de artikelen 5.2a, b of c van toepassing zijn.

Als de stelling echter zodanig is dat de tegenstander de koning van de speler nooit mat kan zetten, door welke reeks reglementaire zetten dan ook (zelfs bij het slechtst mogelijke tegenspel), dan is de partij remise.'

Het ziet op de situatie dat de speler geen bedenktijd meer heeft. Zijn vlag is gevallen. De hoofdregel is dat dan diens tegenstander de partij heeft gewonnen. Artikel 6.10 bevat zes uitzonderingen op die hoofdregel:

a. het is mat;
b. tegenstander heeft opgegeven;
c. het is pat;
d. er staat een dode stelling op het bord (zie het artikel 'de dode stelling');
e. spelers zijn remise overeengekomen;
f. op het bord staat een half dode stelling.

Hierna wordt ingegaan op ad f. de half dode stelling. Een half dode stelling slaat op het geval waarin de vlag is gevallen van een speler die wel over matpotentieel beschikt, maar diens tegenstander geen matpotentieel heeft, zelfs niet bij het slechtst mogelijke tegenspel.

De regel slaat op een uitzonderlijke situatie. Hierna wordt deze toegelicht. Overigens, om deze regel toe te passen, hoeft een scheidsrechter slechts het niveau te hebben van stap 2.

De half dode stelling moet onderscheiden worden van de dode stelling. Zo worden de voorbeelden genoemd in het artikel 'de dode stelling' veelal ook behandeld bij de half dode stelling. Dit leidt niet tot een goed begrip van de FIDE-regels. Men moet deze gevallen strikt onderscheiden.

Hierna volgen enkele theoretische situaties als illustratie.


top  


4. Theoretische situaties

In onderstaande gevallen is de vlag van wit gevallen en gaat het telkens om de vraag of zo'n stelling gemaakt kan worden dat de zwart de witte koning kan mat zetten.

Hierbij gaat het niet om zo goed mogelijk tegenspel van zwart, maar om zo slecht mogelijk tegenspel. Wit is een buitengewoon domme speler geworden die zichzelf helpt mat te zetten. Als dat lukt heeft zwart gewonnen, lukt dat niet is het remise.

Bronnen: Gijssen, februari 2002, Capture the King en juli 2002, Caller Waiting.

4.1. Koning tegen koning + twee paarden.




Beslissing: zwart wint.
Reden: 1. ... Pc6+ 2. Ka8 (meewerken aan helpmat) Pb6#

Maar in zo'n geval hoeft mat niet persé in een hoek plaats te vinden.
Het kan ook anders:




Reden: 1. ... Pc6 2. Ke8 Pf6#.


4.2. Koning + dame tegen koning + dame.

Beslissing: zwart wint.
Reden: de witte dame laat zich snel slaan, waardoor zwart wit snel mat zet.


4.3. Koning + dame tegen koning + toren.

Beslissing: zwart wint.
Reden: de witte dame laat zich snel slaan, waardoor zwart wit mat zet.


4.4. Koning + dame tegen koning + loper.

Beslissing: remise.
Reden: weliswaar laat de witte dame zich snel slaan, maar zwart kan niet met een loper alleen wit mat zetten. Als de dame niet geslagen wordt, is het niet mogelijk met loper wit mat te zetten. Daarom is het remise.


4.5. Koning + dame tegen koning + paard.

Beslissing: remise.
Reden: de witte dame laat zich snel slaan, maar zwart kan niet met een paard alleen wit mat zetten. Indien de dame niet geslagen wordt, is het niet mogelijk met het paard wit mat te zetten. Daarom is het remise.


4.6. Koning + toren tegen koning + toren.

Beslissing: zwart wint.
Reden: de witte toren laat zich snel slaan, waardoor zwart wit mat zet.


4.7. Koning + toren tegen koning + loper.

Beslissing: remise.
Reden: de witte toren zich snel slaan, maar zwart kan niet met een loper alleen wit mat zetten. Daarom is het remise.


4.8. Koning + toren tegen koning + paard.

Beslissing: remise.
Reden: de witte toren zich snel slaan, maar zwart kan niet met een paard alleen wit mat zetten. Daarom is het remise.

(N.B.: Erik H. Middelkoop en Arthur Pijpers van Botwinnik hebben beiden opgemerkt dat als de toren niet wordt geslagen zwart wint door wit in een hoek mat te zetten).


4.9. Koning + loper tegen koning + loper.

Beslissing: hangt ervan af.

a. Indien de lopers van ongelijke kleur zijn: zwart wint.
Voorbeeld:
Wit: Ka8, Lb8
Zwart: Kb6, Lc6



b. Indien de lopers van gelijke kleur zijn: remise.


4.10. Koning + paard tegen koning + paard.

Beslissing: zwart wint.
Voorbeeld:
Wit: Kh8, Ph7
Zwart: Kf7, Pg6




4.11. Koning + loper tegen koning + paard.

Beslissing: zwart wint.
Voorbeeld:



4.12. Koning + twee paarden tegen koning + loper.

Beslissing: zwart wint.
Voorbeeld:



4.13. Koning + pion tegen koning + paard.

Beslissing: zwart wint.
Reden: pion promoveert in een loper. Zie 9a.


4.14. Koning + pion tegen koning + loper.

Beslissing: zwart wint indien loper van ongelijke kleur, of pion promoveert in paard.


De lijst van Sahasrabudbe.

S.T. Sahasrabudbe uit India, Gijssen juli 2002, Caller Waiting, heeft het volgende schema samengesteld:






Wit's vlag is gevallen Zwart Uitslag
1. K + elk stuk alleen K remise
2. K + ongelijke kleur L/P/pion K + L zwart wint
3. K + D/T/gelijke kleur L K + L remise
4. K + ongelijke kleur L/P/pion
+ elk/alle andere stukken,
vb. K+D+P
K + L zwart wint
5. K + T/L/P/pion K + P zwart wint
6. K + D K + P remise
7. K + T/L/P/pion + elk/alle andere stukken, vb. K+D+P K + P zwart wint
8. K + elk ander stuk K + D/T/2L/L+P/pion/2P zwart wint


Zwart wint in de gevallen 2., 4., 5. en 7. en in 8. bij K tegen K + 2P.
In K + pion tegen K + P wordt de pion gepromoveerd in een paard en ontstaat er: K + P tegen K + P en dat leidt tot situatie hierboven onder 13.

De gevallen onder 5. en 7. worden omgezet in de gevallen onder 2. en 4. Bijvoorbeeld in K+D+P tegen K+L/P verliest wit zijn dame en de stelling die overblijft leidt tot winst voor zwart.


Gijssen beschouwt de lijst van Sahasradudbe compleet en nuttig. Maar tegelijkertijd waarschuwt hij tegen het gebruik ervan. Daar heeft hij gelijk in. Spelers en scheidsrechters moeten altijd opletten. Ter illustratie:




Indien de vlag van zwart is gevallen en wit aan zet is, is het vervolg:
1. Kh5 Kg7 2. h8=D Kf7 etc.

W. van den Berge attendeerde mij erop dat deze stelling onmogelijk kon ontstaan. 'Probeer maar eens de stelling te laten ontstaan van wit met wit aan zet. Ik begrijp wel wat u met de stelling bedoelt, waar het om gaat. Daar is trouwens een term voor in probleemschaak. Van een 'schaakpro-
bleem' is er de naamgeving 'absoluut onmogelijke stelling'. Dit is een stelling die niet uit de beginstand kan ontstaan,' aldus Van den Berge.


top  


5. Praktische situaties, opvattingen Gijssen

Vraag 1.

Janos Tompa uit Budapest vraagt wat een scheidsrechter in het volgende diagram moet beslissen indien de zwarte vlag is gevallen en hij remise claimt. Moet dit gehonoreerd worden?




Gijssen, januari 2002, 'How to get a title?', antwoordt dat zwart heeft verloren. Zijn redenering is dat op grond van de FIDE-regels zwart het slechtst mogelijke tegenspel moet tonen. Zwart laat dus zijn paard slaan, daarna promoveert zwart's pion in een loper. Na een aantal zetten ontstaat het diagram vermeld onder 4.12 hiervoor. Gijssen concludeert dat wit heeft gewonnen.


Vraag 2.

Sebastian Gueler uit Amerika schetst een geval waarin speler A slechts een koning en een loper heeft. Speler B een koning, een dame en een loper van een andere kleur. De vlag van B valt. Heeft A gewonnen of is het remise wegens onvoldoende matpotentieel voor A? De betrokken scheidsrechter heeft geoordeeld dat de partij remise is.

Gijssen, november 2003, 'Kallitea!', stelt dat het mogelijk is een matstelling te construeren, zodat A de partij heeft gewonnen. Zie 9 hiervoor, de zwarte dame speelt zo dom dat die ver buiten het matveld staat.


Vraag 3.

Bert-Jan Panjoel uit Nederland stelt een zaak aan de orde waarin wit een koning, een toren en een paard heeft. Zwart een koning en een paard. De vlag van wit valt. Zwart claimt de winst. Wat beslist de scheidsrechter?

Gijssen, mei 2004, 'Where was the Chief Arbiter?', antwoordt dat zwart heeft gewonnen, nu hij wit kan matzetten.


6. Kritiek op opvatting Gijssen

Mijn bezwaar tegen de antwoorden van Gijssen is, dat hij dezelfde werkwijze toepast als Hort, Valvo, Awerbach en vele andere scheidsrechters bij het toepassen van het oud-schaakrecht, zie punt 1. hiervoor.

Met dit verschil dat die scheidsrechters de schaakregels toepasten, en Gijssen domschaak met ervaring speelt, waar een normale schaker op dat moment niet aan denkt. Zoals op een avond spelletjesschaak een speler pas aan het eind van de avond heeft begrepen hoe hij de spelletjes had moeten spelen, zo heeft de claimende speler pas door hoe de regel van de half dode stelling werkt als hij deze eens heeft geoefend.

Om grootmeester Donner te citeren: 'Ik houd van alle stellingen. Geef mij een moeilijk positiespel, ik zal het spelen. Geef mij een slechte stelling, ik zal haar verdedigen. Openingen, eindspelen, ingewikkelde stellingen en saaie remisestellingen, ik houd ervan en zal mijn uiterste best doen.'

'Maar glad gewonnen stellingen, daar kan ik niet tegen' ('Over de recht-
vaardigheid van het schaakspel,' De Koning, blz. 19). Zo zou ik menen dat de claimende speler moet laten zien dat hij er tegen kan om met domschaak de partij zo te winnen.

Anders dan Gijssen meent, houdt het 'gezonde scheidsrechterlijke oordeel' niet in dat de scheidsrechter gaat voorzeggen, maar dat de winst claimende speler moet bewijzen waarom de stelling voor hem gewonnen is. Als hij in dat bewijs niet slaagt, wordt zijn claim afgewezen en is de partij remise. Niet de scheidsrechter, maar de winst claimende speler moet domschaak spelen.

Stel nu dat in het geval van Janos Tompa dat wit nog maar 15 seconden bedenktijd had. Dan moet hij maar zien of het hem lukt met zijn ene loper zwart mat te zetten. Zoiets legt ook een extra psychische druk op een speler, want veel waardering van omstanders zal hij met zijn handelwijze niet oogsten. Ook dat is een onderdeel van de sport.

De scheidsrechter handelt als volgt. Hij pakt een tweede bord met stukken, een klok en laat de claimende speler exact dezelfde stelling op dat bord plaatsen. De scheidsrechter stelt de klok in op de resterende tijd (eventueel enige extra bedenktijd) en nodigt vervolgens de winst claimende speler uit te bewijzen hoe hij de tegenstander mat kan zetten. Lukt hem dat dan heeft hij gewonnen, lukt hem dat niet is hij niet geslaagd in zijn bewijs en is de partij remise.

Het is onbevredigend dat een scheidsrechter een partij 'koning tegen koning en twee paarden' beslist in het voordeel van zwart, als zwart op dat moment geen flauw idee heeft hoe hij die partij kan winnen met het zo slechtst mogelijke tegenspel van wit. Dan had de speler zich maar moeten verdiepen in deze regel. Wie de regels niet kent, moet later niet klagen als hij de partij verkeerd heeft afgerond.

Het voorzeggedrag van de scheidsrechter leidt ertoe dat schakers zich niet willen verdiepen in de FIDE-regels. Zo maakt de hulp van scheidsrechters, schakers hulpeloos. En plaatst een scheidsrechter zich ten onrechte op een belangrijk voetstuk.


top  


7. Van 'op stervens na dood' naar: dodelijk

Artikel 6.10 is niet een sympathieke regel over een half dode stelling, maar het is in de kern een moordend artikel. Zoals een vampier opstaat uit de dood om zijn dodelijke kus te geven, zo krijgt het op stervens na dode paard van rechtswege kracht om te veranderen in een dodelijk schaakstuk.

Zoiets druist in tegen ieders schaakrechtsgevoel. Wat de achterliggende gedachte van het artikel is, is mij onduidelijk.

Tot slot is een aandachtspunt dat de regel spelers stimuleert in verloren stellingen niet op te geven. Teamleiders kunnen zelfs hun spelers opdracht geven altijd door te schaken. Daar valt niets aan te doen, dat laat de regelgever toe.


8. Versneld beëindigen

Dit verhaal krijgt nog een vervolg bij de bespreking van het beruchte artikel 10.2, het versneld beëindigen.

Want de inhoud van artikel 6.10 werkt door in artikel 10.2.
Hoe moet een scheidsrechter het zettenverloop van een speler beoordelen die zich verdedigt op een wijze zoals artikel 6.10 toelaat? Daarover een andere keer.


9. Szabo - Botwinnik

Op www.utrechtschaak.nl trof ik de volgende stelling aan.
Szabo - Botwinnik. Boedapest 1952, na 59 zetten.




Martin van Essen geeft in zijn commentaar aan dat dit een remise-eindspel is: 'Zwart houdt zijn loper op a2-g8 diagonaal. Zodra de witte koning op g6 verschijnt, geeft zwart een schaak langs de b1-h7 diagonaal en verdrijft hem. Verder is de a2-g8 diagonaal lang genoeg voor de loper, hij kan er niet van verdreven worden. Ook kan wit zijn pion niet offeren, want zijn koning zit in de buurt van de goede hoek (h8).'

Volgens Martin van Essen is de uitslag anders als de stukken anders staan: 'Met een pion op e6 en een zwartveldige zwarte loper zou wit wel winnen, met wat goede techniek (niet zo gemakkelijk). En een witte pion op g6 (+ zwartveldige zwarte loper) wint ook! Nu kan wit namelijk zijn pion wel offeren (op g7). Tenslotte zou een witte f-pion niet verder dan f5 (zwarte witveldige loper) weer wel winnen; wit heeft dan namelijk f6 beschikbaar voor zijn koning.'

Zijn conclusie: 'Ergo, wit heeft slechts remise in deze variant!'

In het commentaar van Martin van Essen stond de koning op f4. Michael Riemens wijst erop dat deze stelling, maar dan met de koning op g5, is voorgekomen in de partij Szabo - Botwinnik, Botwinnik, 'Meine schönsten Partien von 1925-1970'. Deze stelling staat in het diagram.


Schaakrechtsvraag

Stel nu, dat op de 59e zet de vlag van Szabo valt. Botwinnik, die nog twee minuten bedenktijd heeft, claimt de winst omdat de vlag van Szabo is gevallen.

Wat moet u als de scheidsrechter op grond van de huidige FIDE-regels oordelen indien Szabo protesteert en claimt dat de stelling remise is?

Verplaatst u zich ook in de positie van de scheidsrechter. Houdt u er dan rekening mee dat er op dat moment elders in de zaal drie partijen aan de gang zijn waarin de spelers aan het uitvluggeren zijn. Dat er voorts veel te veel drukte en lawaai is in de speelzaal. En tot slot dat er 10 mensen om u heen staan die allemaal belangstelling hebben voor uw oordeel. Er is zelfs een omstander die u opzij wil drukken opdat hij het bord beter kan zien.

En hoe luidt de beslissing als de pion op e6 staat?


© 2005  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
SCHAAKRECHTSVRAAG
Schaakrechtsvraag van de maand februari 2005: De uitvlugger-regel op het New York Open van 2000.
Lees verder  

Schaakrechtsvraag van de maand maart 2005.
Lees verder  


DE DODE STELLING
Artikel 'De dode stel-
ling' door Pieter de Groot.
Lees verder  

UITVLUGGEREN
Artikel 'Uitvluggeren' door Pieter de Groot en de reactie van Eric Roosendaal hierop.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot