HOME     SCHAAKRECHT     SCHAAKRECHTSVRAGEN     VRAAG 01-09-2004
BEANTWOORDING SCHAAKRECHTSVRAAG SEPTEMBER 2004 (04-10-2004)
De rechtsgevolgen van een ongeoorloofde zet

Antwoord vraag 1

In de één na laatste ronde ontdekt een scheidsrechter eigenmachtig op de 60e zet (de betrokken spelers zelf hebben niets door en spelen diep geconcentreerd verder) dat op het vierde bord in de hoofdgroep op de 23e zet een ongeoorloofde rokadezet is gedaan. De spelers zien niet dat de scheidsrechter zienderogen schrikt, maar een aantal omstanders ziet dat duidelijk wel.

De vraag rijst: wat moet de scheidsrechter doen? En of het anders wordt indien het FIDE-voorstel (versie augustus 2004) van artikel 7.4 wordt aangenomen.

Hierna wordt eerst kort onder punt 1 het huidige recht beschreven, onder punt 2 het toekomstige indien het wijzigingsvoorstel wordt overgenomen.


1. De huidige regels

Twee mogelijkheden:

a. De opvatting dat een scheidsrechter niet eigenmachtig bevoegd is in te grijpen. Als een scheidsrechter die mening aanhoudt, doet hij niets. Zie punt a. van het artikel 'De rechtsgevolgen van een ongeoorloofde zet'.

b. De opvatting dat een scheidsrechter wel eigenmachtig bevoegd is in te grijpen. Dan grijpt hij wel in. Wat hij moet doen wordt hierna onder punt 2. het wijzigingsvoorstel besproken. Dat voorstel komt namelijk overeen met de verplichting tot eigenmachtig ingrijpen.


2. Wijzigingsvoorstel

In het najaar zal de FIDE zich uitspreken over het volgende voorstel tot wijziging van artikel 7.4:

'a. If during a game it is found by the arbiter or one of the players that an illegal move, including not exchanging a pawn who reached the last rank for a queen rook, bishop or knight and capturing the opponent's king, has been completed, the position immediately before the irregularity shall be reinstated.' De rest van het artikel is ongewijzigd.

In het voorstel wordt uitdrukkelijk opgenomen dat als een scheidsrechter merkt dat er een ongeoorloofde zet is gedaan, hij verplicht is ambtshalve in te grijpen. Nu in de vraag gegeven is dat de scheidsrechter dat heeft gemerkt, geldt het volgende.

Voor de rechtsgevolgen van een ongeoorloofde zet is een aparte regeling getroffen in artikel 7.4 van de FIDE-regels. Op grond van artikel 13.6 in verband met (het voorgestelde) artikel 7.4 onder a volgt dat een scheids-
rechter moet ingrijpen.

De stelling moet onmiddellijk terugbracht worden naar die voorafgaande aan de ongeoorloofde zet. Het gevolg is dat het toernooischema in de war loopt en dat zo'n 148 schakers veel te laat naar huis kunnen. De vraag rijst of een scheidsrechter hiermee rekening moet houden.

Als we met zijn allen regels afspreken, moeten we die ook nakomen. Dat geldt vooral voor een scheidsrechter die op grond van artikel 13.1 verplicht is de regels strikt na te leven. Hij voert artikel 7.4 dus op strikte wijze uit.

Het is de uitdrukkelijke bedoeling van de regelgever dat de partij wordt hervat vlak voor het moment waarop de ongeoorloofde zet is gedaan.
Het artikel bevat geen ontsnappingsclausule voor een scheidsrechter om rekening te houden met de voortgang van het toernooi. De scheidsrechter kan dan ook niet afwijken van het gestelde in artikel 7.4. Daartoe laat het artikel hem geen ruimte.

Dat het toernooischema in de war loopt, is geen belang dat meegewogen mag worden in artikel 7.4. De scheidsrechter oordeelt dat de partij wordt vervolgd. Dit is uiteraard buitengewoon vervelend voor de 148 andere schakers die uren moeten wachten voor zij aan de laatste ronde kunnen beginnen, maar zo wil de regelgever het.

Omdat zo'n situatie een bom kan leggen onder een toernooi, kan een toernooi-organisatie in haar reglement een afwijkende bepaling opnemen. Indien zo'n organisatie dat niet doet, moet zij het een scheidsrechter in een voorkomend geval niet kwalijk nemen dat een scheidsrechter zich houdt aan de FIDE-regels. De scheidsrechter voert de opdracht uit die de FIDE hem heeft gegeven.

Nadat de scheidsrechter de klokken heeft bijgesteld en bovendien de ene partij twee minuten extra bedenktijd heeft gegeven, oordeelt hij dat de partij wordt vervolgd. Laten we hopen dat de FIDE het wijzigingsvoorstel verwerpt. Maar dan nog blijft er een probleem indien een van de spelers zich beroept op een ongeoorloofde zet eerder in een partij.


top  

Antwoord vraag 2

Op datzelfde toernooi gebeurt in de laatste ronde op het tweede bord in de hoofdgroep het volgende. Voor de eerste tijdcontrole hebben beide spelers nog maar een aantal seconden bedenktijd. De scheidsrechter noteert daarom de partij: 38. f7-f8. De witspeler roept: 'Dame!, schaak!' en brengt de klok van de tegenstander in beweging. De partij vervolgt snel met: 38. ... Th8xf8 39. PxTf8. Vervolgens gaat de partij verder.

Voordat deze partij is afgelopen, komt een van de spelers van het tweede bord bij de scheidsrechter met de mededeling dat in zijn partij op de 38e zet wit een ongeoorloofde zet heeft gedaan, dan wel dat wit een stuk verkeerd op het bord heeft geplaatst. Hij legt uit dat toen de pion het promotieveld bereikte deze niet is veranderd in een dame, toren, loper of paard.
De zwartspeler heeft direct met zijn toren op h8 die pion op f8 geslagen. Hij eist dat de partij vanaf de 38e zet van wit opnieuw vervolgd moet worden. Het nauwgezet vaststellen van de tijden is volgens hem geen probleem.

Pim Blijlevens vond dat de speler te laat is met zijn claim. 'De partij is afgelopen en kan natuurlijk niet meer overgespeeld worden. In artikel 7.4 staat "tijdens een partij". De partij is afgelopen en de uitslag staat vast, zie artikel 5.1,' aldus Pim.

Ik ontdekte dat mijn vraag niet goed was gesteld. Ik had bedoeld dat het gaat om een niet afgemaakte promotiezet die tijdens de partij is ontdekt: wat beslist de scheidsrechter als de partij nog niet afgelopen is?


1. De huidige regels

In de eerste plaats rijst de vraag of er een ongeoorloofde (onreglementaire) promotie is gedaan. De pion heeft op geoorloofde wijze op het promotieveld gestaan, maar is geslagen voordat het vervangen kon worden door bijvoor-
beeld een dame. Het vervangen van een stuk is een deel van dezelfde zet.

Hoe het voorval ook gekwalificeerd moet worden, het kan niet aangemerkt worden als een ongeoorloofde promotiezet. De promotie is wel geoorloofd. Artikel 7.4 is dus niet van toepassing.

Rijst vervolgens de vraag of het gaat om een verkeerd geplaatst stuk als bedoeld in artikel 7.5. Het is lastig om vol te houden dat het stuk verkeerd geplaatst is. De pion is op de juiste wijze op het promotieveld geplaatst.

Het verkeerd plaatsen speelt alleen een rol als er een verschil van mening bestaat tussen twee spelers op welk veld een stuk staat. Wat er ook van zij, voor beide spelers was het over en weer duidelijk dat de pion op het promotieveld stond en dat dat meer waard was geworden, waardoor het gewenst is dat het geslagen moest worden. Beide spelers begrepen dat.

Waar het tot slot om gaat, is dat het een zogenaamd overtreden is van artikel 3.7 onder e ('als een pion de rij, het verst van zijn beginpositie verwijderd, bereikt, dan moet hij, als deel van dezelfde zet, worden vervangen door een dame, toren, loper of paard van dezelfde kleur').

Voor de rechtsgevolgen van het overtreden daarvan kan het beste worden aangesloten bij de gedachte die ook spreekt uit artikel 4.6. Als de tegen-
stander het stuk slaat, moet men niet zeuren, en heeft de belanghebbende zijn claim verspeeld. Het spel wordt vervolgd.

De gedraging is dus zonder gevolgen. De claim wordt afgewezen.


2. Wijzigingsvoorstel

In het eerder genoemde wijzigingsvoorstel wordt voorgesteld een niet afgemaakte promotiezet aan als een ongeoorloofde zet aan te merken.
Als dit wijzigingsvoorstel wordt aangenomen is dat voortaan ook zo. Het rechtsgevolg is dat teruggegaan moet worden naar de plek des onheils.

Maar het vervolg is koddig. Het bestaat uit een aantal stappen.

De eerste stap is dat teruggegaan wordt naar de stelling waarop de pion het promotieveld heeft bereikt.

De tweede stap is het nauwgezet bijstellen van de klokken. Dat is doorgaans al een lastige klus.

De derde stap is het opleggen van een tijdstraf: twee minuten bedenktijd voor de tegenstander. Ja, voor wie? Er ontstaat een ruzie wiens schuld het is dat er geen dame op het veld is gezet. De ene partij zegt dat hij wel een dame had willen pakken, maar dat de tegenstander hem voor was door de pion te slaan. De ander beweert dat de tegenstander geen dame heeft geplaatst, en dat deze zijn klok in beweging heeft gezet.

Voor beide stellingen valt wat te zeggen. Beiden hadden voor het onder-
bouwen van hun standpunten de tussenkomst van de scheidsrechter moeten inroepen. Het beste kan de scheidsrechter zich onthouden van een standpunt door geen tijdstraf op te leggen. Hij komt er bij gebrek aan getuigen niet achter niet wie de schuldige is.

De vierde stap is dat de partij verder gaat. Echter, de spelers kunnen niet afwijken van het eerdere zettenverloop. Het promoveren van de pion op zich is ook in het wijzigingsvoorstel een geoorloofde zet. Ook het slaan van dat stuk is eveneens geoorloofd. Alleen is niet voldaan aan een bepaalde formaliteit de pion te vervangen in een stuk dat onmiddellijk wordt geslagen.
Na het herstel van deze formaliteit moet het spel ongewijzigd worden vervolgd. Door de regel aanraken is zetten moeten alle zetten worden herhaald.

De vijfde stap is dat dat zettenverloop in een razend snel tempo gaat.

De zesde stap is dat de spelers aankomen op de stelling die zij op het bord hebben gehad toen de claim werd ingediend. Vanaf dat moment gaat het spel verder. Een neveneffect is dat de spelers beschikken over een zee van tijd. De bedenktijd van de partij is verruimd.

Als de regelgever willens en wetens deze gevolgen accepteert, moet men niet zeuren dat een scheidsrechter aldus oordeelt.

Conclusie: het is de mooiste truc die spelers kunnen bedenken om ongestraft aan extra bedenktijd te komen.


Het voorstel is ook om een andere reden ongelukkig. Het komt er dus op neer dat als een speler zijn pion niet verandert, hij later een tweede kans krijgt dat wel te doen. Dat lijkt me onjuist.

Het is niet de speler die een tweede kans moet krijgen, nu is het de beurt aan diens tegenstander. Als de speler de pion niet verandert, hoort niet de speler, maar diens tegenstander te bepalen dat deze is gepromoveerd in een stuk dat voor hem het gunstigst is.

Op grond van artikel 3.7 onder e wordt (is dwingend rechtelijk) de pion namelijk vervangen door een dame, toren, loper of paard van dezelfde kleur. Als de betrokken speler nalaat aan te geven waarin het stuk is vervangen, mag de tegenstander daarvan niet de dupe worden.

De overtreder mag niet een tweede kans krijgen. Gekozen moet worden voor het stuk dat het meest gunstig is voor de tegenstander. Veelal zal dat een loper of een paard zijn, maar het kan ook een dame zijn als de partij dan pat is.

Reken maar dat als zo'n voorstel wordt opgenomen, een speler nimmer een pion op het promotieveld laat staan. Het gevolg is dat er geen geschillen komen. Iedere schaker is voldoende gewaarschuwd.

Het is een slecht voorstel, waarvan gehoopt mag worden dat het wordt verworpen.


top  

Antwoord vraag 3

Tijdens een wedstrijd in Edingburg wordt getwist of de zet van zwart ook met mat geoorloofd is (vergelijk: Janic, 'Nobbles, Hoodwinks & Scams', blz. 94).




Wit heeft zojuist 1. Le1-f2 gedaan met mat. Echter, zwart speelt 1. ... c5, ook met mat. Nu roept wit de tussenkomst in van de scheidsrechter en stelt dat 1. ... c5 een ongeoorloofde zet is, omdat wit de pion en passant kan slaan met de internationale notatie 2. bxc6.


Erik H. Middelkoop vindt deze stelling 'een prachtige stelling ..., echt mooi!' Dat een pion en passant kan worden geslagen maakt dit geen ongeoorloofde zet. 'Als en passant slaan in de FIDE-regels staat, kan het creëren van die situatie nooit ongeoorloofd zijn,' aldus Erik. Hij concludeert: 'Zwart wint dus, heel fraai!'


Ook Pim Blijlevens wijst erop dat Lf2 geen mat is, omdat c5 geoorloofd is. 'De zet bxc6 e.p. lost het schaak toch niet op? Zwart heeft wit dus matgezet. Of eigenlijk heeft wit zichzelf matgezet. Een echte zelfmat die in echte partijen zeer zeldzaam is, is hier gebeurd,' aldus Pim.


Aan deze antwoorden heb ik weinig toe te voegen. Het gaat erom dat een scheidsrechter soms in een vreemde situatie terecht komt waarin hij heel even in verwarring wordt gebracht. Een fraaie stelling, een grappige situatie, de spanning en een merkwaardig verzoek om tussenkomst. Ook al moet een scheidsrechter de claim afwijzen, hij blijft altijd beleefd en vriendelijk reageren.

Van Erik H. Middelkoop en Pim Blijlevens heb ik reacties ontvangen, waarvoor dank.


© 2004  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DIT WAS DE VRAAG
Een drietal interessante schaakrechtsvragen over de rechtsgevolgen van een ongeoorloofde zet.

Lees de hele vraag  


VOORBEELDEN
Voorbeeldpartijen waarin een ongeoor-
loofde zet is gedaan.
Lees verder  

EXTRA ARTIKEL
Zie ook het artikel 'De rechtsgevolgen van een ongeoorloofde zet' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen.

mailPieter de Groot