EEN BLUNDER IN DE FIDE-REGELS |
In mijn artikel 'mat claimen bij snelschaak' heb ik commentaar gegeven op de column van Gijssen van september. In zijn column van oktober gaat Gijs- sen in op een aantal reacties van lezers uit Estland, Noorwegen en Duitsland. Zijn reactie wordt besproken op het scheidsrechterforum in Australië. Dat levert een verrassende reactie op. Het blijkt namelijk dat bij de jongste wijziging van de FIDE-regels de regel- en reglementencommissie van de FIDE een blunder heeft begaan. Sinds juli 2005 luidt de regel dat bij snelschaak een scheidsrechter dezelfde bevoegd- heden en verplichtingen heeft als bij gewoon schaak. Dit hoofdstuk bestaat uit de volgende paragrafen: 1. Column van oktober 2007 2. Commentaar op het scheidsrechtersforum in Australië 3. Met het badwater is het kind weggegooid 1. Column van oktober 2007 In de column van oktober 2007, Controversial decisions, antwoordt Gijssen op reacties van Lembit Vahesaar uit Estland, Sigvat Stensholt uit Noorwegen en Peter Anderberg uit Duitsland. Gijssen: 'In de eerste plaats verwijs ik naar de artikelen B5, B6, en B7 van de FIDE-regels. B5: De arbiter moet slechts een beslissing nemen volgens artikel 4 (Het uit- voeren van een zet) als hem dit wordt gevraagd door een of beide spelers. B6: Een onreglementaire zet is voltooid nadat de klok van de tegenstander in werking is gesteld. De tegenstander is daarna gerechtigd de onreglemen- taire zet te claimen. Hij behoudt dit recht totdat hij een zet heeft gedaan. De arbiter zal alleen een beslissing nemen na een claim van een speler. Staan echter beide koningen schaak of is een promotie van een pion niet voltooid, dan moet de arbiter, zo mogelijk, ingrijpen. B7: De vlag wordt geacht te zijn gevallen na een terechte, desbetreffende claim door een speler. De arbiter mag het vallen van de vlag niet melden. Bij gewoon schaak moet de scheidsrechter het vallen van de vlag melden, maar dat is niet zo bij rapid en snelschaak. Uitsluitend de speler is verant- woordelijk voor het waarnemen (of claimen) van de vlagval. Artikelen B6 en B7 geven duidelijk aan wat de rol is van de scheidsrechter bij rapid en snelschaak. Er zijn slechts twee gevallen waarin de scheidsrech- ter mag tussenkomen zonder een claim van een speler: bij een onvoltooide pionpromotie of wanneer beide koningen schaak staan. Een probleem, vooral bij snelschaak, is het gegeven dat het erg moeilijk voor de scheidsrechter is bij elk bord aanwezig te zijn. Het komt een enkele keer voor dat een spel verdergaat na een matzet en dat zelfs de persoon die mat is gezet de partij wint. Ik zie geen enkele verwijzing of aanwijzing dat de scheidsrechter mag tus- senkomen wanneer de speler niet heeft gezien dat hij de koning van zijn tegenstander mat heeft gezet of dat de partij beëindigd is door pat. Ik ben er niet op tegen een artikel in de FIDE-regels op te nemen waarin staat dat een scheidsrechter kan ingrijpen bij rapid en snelschaak wanneer hij ziet dat een koning mat staat of bij pat, maar op dit moment bestaat zo'n artikel niet. Overigens stelt Eddie Price uit Zuid-Afrika voor artikel 5.1. als volgt te wij- zigen: 'De partij is gewonnen door de speler die de koning van zijn tegen- stander heeft matgezet, idnien het wordt opgemerkt.' In dit geval kan zelfs bij gewoon schaak de partij verder gaan na mat of pat, maar ik ben geen voorstander of zo'n wijziging ook toe te passen bij gewoon schaak,' aldus Gijssen. 2. Commentaar op het scheidsrechtersforum in Australië Hieronder enkele reacties op het scheidsrechterforum in Australië. Kevin Bonham: 'Gijssen heeft nog steeds ongelijk. Het argument van Geurt is onjuist omdat hoewel de FIDE-regels slechts gevallen regelen waarin de scheidsrechter moet ingrijpen bij rapid en snelschaak, zij nergens verklaren dat dit de enige zaken zijn waarin dat kan gebeuren. In feite is de scheidsrechter verplicht erop toe te zien dat de regels worden nageleefd. Indien de regel luidt dat mat de partij eindigt dan is de scheids- rechter verplicht ervoor te zorgen dat dat wordt nagekomen. Verder is al zijn geklets over eigenmachtig tussenkomen niet van belang, omdat de scheidsrechter in het geval van de vraag niet eigenmachtig tussenbeide is gekomen - het geval werd aan hem voorgelegd.' Bonham meent dat Gijssen het geval vertroebelt, de lezers zand in de ogen strooit ('obfuscation'). Jono: 'Zoals je zegt. Nu het mat geen voorwerp is van geschil heeft de scheidsrechter terecht artikel 5:1a toegepast.' Bill Gletsos geeft aan dat de verklaring van Gijssen duidelijk onjuist is. Gijssen verwijst naar artikel B6 en B7 die volgens hem duidelijk de rol van de scheidsrechter aangeven in rapid en snelschaak. Gletsos: 'Artikel C2 dat van toepassing is bij snelschaak luidt: 'Partijen worden gespeeld volgens de Regels voor Rapidschaak van aanhangsel B, tenzij hier anders is bepaald in de volgende Regels voor het Snelschaak. De artikelen 10.2 en B6 zijn niet van toepassing.' 3. Met het badwater is het kind weggegooid De oktober reactie van Gijssen is onbegrijpelijk. Zij slaat nergens op, omdat de betrokken speler de tussenkomst van de scheidsrechter heeft ingeroepen en dus de scheidsrechter de zaak op verzoek moet onderzoeken. De enige verklaring die ik kan geven voor de reactie van Gijssen is zijn reflex op het verbod van het slaan van de koning. Die heeft in zijn beleving tot gevolg dat de overtreder van het verbod de partij moet verliezen, wat er ook gebeurt. Maar, Bill Gletsos signaleert iets wat mij nog niet was opgevallen. Ik dacht dat bij snelschaak, eenvoudig gezegd, de scheidsrechter zich niet eigenmachtig met het spel mag bemoeien. De scheidsrechter stelt zich pas- sief op. Echter, dat is tegenwoordig oud-FIDE-recht. Sinds juli 2005 is de regel namelijk veranderd. In artikel C2 is een nieuwe volzin toegevoegd waarin staat dat artikel B6 niet van toepassing is. Welnu, dat artikel gaat over de bevoegdheid van de scheidsrechter. Het gevolg is dat de regels van de bevoegdheid van de scheidsrechter bij rapdischaak niet gelden bij snel- schaak. Zo gelden de regels van gewoon schaak bij snelschaak. De heersende opvatting is dat bij gewoon schaak een scheidsrechter eigen- machtig moet ingrijpen. In die opvatting moet een scheidsrechter dat sinds juli 2005 ook doen bij snelschaak. Scheidsrechters moeten voortaan oplet- ten, en organisatoren van snelschaaktoernooien moeten ervoor zorgen dat er voldoende scheidsrechters aanwezig zijn. Dit is een buitengewoon ongelukkige ontwikkeling voor de organisatoren en de tienduizenden scheidsrechters. Zo heeft de commissie bij de wijziging van de FIDE-regels met het badwater het kind weggegooid. De schaakwereld mag zich gaan bezinnen hoe deze schade de komende tijd verholpen kan worden. © 2007 Pieter de Groot Wordt vast wel vervolgd |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |