MAT CLAIMEN BIJ SNELSCHAAK |
In de jongste column van Gijssen staat een geval dat zich heeft voorgedaan bij snelschaak. Een speler wordt mat gezet, hij negeert dat, doet een onge- oorloofde zet, waarop vervolgens de tegenstander de koning slaat. Om het geval te illustreren met een diagram van een mat in drie: Diagram ontleend aan Algemeen Dagblad, Dagschaak 2, nr. 50. Het vervolg 1. Th8+ Kxh8 2. Te8+ Kh7 3. Dh8 mat Kxh8? 4. Txh8? Enkele gegevens: - het gaat om snelschaak - scheidsrechter is onbevoegd eigenmachtig in te grijpen - beide spelers erkennen de matzet, de matzet is niet geclaimd - beide spelers erkennen het ongeoorloofde slaan van de dame, de onge- oorloofdheid van die zet is niet geclaimd - beide spelers erkennen het slaan van de koning, de ongeoorloofdheid van die zet is wel geclaimd - de tussenkomst van de scheidsrechter is ingeroepen. Wie heeft de partij gewonnen? Gijssen meent dat zwart wint omdat wit op 4. Txh8 een ongeoorloofde zet heeft gedaan. Volgens de reacties op het Australische arbitersforum en naar mijn mening wint wit, omdat hij op 3. Dh8 zwart mat heeft gezet en mat de partij direct beëindigt. Over de vraag of mat geclaimd moet worden als een tegenstander dat ne- geert zijn de meningen ook verdeeld. Het Australische arbitersforum meent van niet, omdat in artikel 5.1 dat niet als vereiste voorkomt. Gijssen en naar mijn mening moet bij het negeren van mat, dat wel geclaimd worden. Er is namelijk geen onzichtbare hand die de uitslag noteert. Ook deze zaak laat zien dat van het verbod de koning te slaan er alleen maar ellende komt. Tot slot wordt stilgestaan bij een aspect van waarden en normen. Overzicht van paragrafen: 1. De opvatting van Gijssen 2. De reacties op het Australische scheidsrechtersforum 3. Een onzichtbare hand bestaat niet in het schaakspel 4. Snelschaak en het niet ontdekte mat 5. De spelers in de zaak-Fabien Krezewinski 6. De beslissing van de scheidsrechter in de zaak-Fabien Krezewinski 7. Het slaan van de koning 8. Fair play 1. De opvatting van Gijssen In de column van Gijssen, september 2007, Strange cases and 10.2, stelt Fabien Krezewinski uit Belgié de volgende vraag: 'Het volgende voorval is gebeurd op een snelschaaktoernooi met vijf minu- ten bedenktijd. Speler A wordt mat gezet, maar hij doet een ongeoorloofde zet door de dame van de tegenstander te slaan. Speler B slaat vervolgens de koning. Speler A claimt wegens een ongeoorloofde zet. Hoe moet de be- slissing luiden? Als mat de partij eindigt, zijn er niet meer zetten mogelijk. Na een aantal minuten van discussie, wordt speler B uitgeroepen tot de winnaar.' Gijssen: 'Het lijkt een tamelijk ingewikkeld geval, maar laten we het geval nauwkeuriger bestuderen. Speler A wordt mat gezet, maar kennelijk heeft hij dat niet door, doet een ongeoorloofde zet door de dame van B te slaan. Speler B claimt de ongeoorloofde zet van het slaan van de dame niet, maar slaat echter de koning van A. Speler A claimt vervolgens dat speler B een ongeoorloofde zet heeft gedaan door zijn koning te slaan. Gegeven dat deze claim juist is, moet speler A uitgeroepen worden tot winnaar, aangenomen dat hij voldoende matpoten- tieel heeft, anders is het remise. Het is van wezenlijk belang bij snelschaak dat geclaimd moet worden.' 2. De reacties op het Australische scheidsrechtersforum Op het Australische scheidsrechtersforum 'I don't understand Geurt Gijssen's reasoning' staan de volgende reacties: Jono: 'Ik denk dat de oorspronkelijke beslissing juist is. Artikel 5.1 luidt: 'De partij is gewonnen door de speler die de koning van zijn tegenstander heeft matgezet. Dit beëindigt de partij onmiddellijk vooropge- steld dat de zet waarmee de matpositie werd bereikt, reglementair was.' Ik lees nergens dat er geclaimd moet worden om mat vast te stellen,' aldus Jono. Rincewind: 'Ik ben het er mee eens. Aangenomen dat de matzet niet ter discussie staat, meen ik dat mat de partij heeft geëindigd.' Bill Gletsos, internationaal arbiter: 'Het antwoord van Geurt is in strijd met artikel 5.1 en schijnt volledig verkeerd te zijn. Zijn commentaar 'het is van wezenlijk belang bij snelschaak dat geclaimd moet worden' heeft niets te maken met artikel 5.1a, nog met 5.1b, 5.2a, 5.2b of 5.2c.' Dennis Jessop is het eens met Bill Gletsos. Tenzij de scheidsrechter het ver- loop van het spel heeft gezien zal er altijd het probleem van de speler (in dit geval B) zijn om te bewijzen dat hij zijn tegenstander mat heeft gezet. Maar dat is een ander geval. 5.1b is een vrij goede illustratie van het punt in het geval waarin de vlag van A is gevallen, B niet heeft geclaimd en B verklaart dat hij opgeeft. Op grond van 5.1b heeft de verklaring van B onmiddellijk tot gevolg dat de partij is geëindigd en B kan dan niet de winst claimen op tijd. Ian Rout bedacht zich hetzelfde. Hij dacht altijd dat de regels erg duidelijk waren en dat mat de partij altijd eindigt zonder dat er geclaimd hoeft te wor- den, bijvoorbeeld als je mat bent gezet kun je niet claimen op tijd, wat wel zou hebben gemoeten als het nodig is mat te claimen. Nog nooit heb ik ge- hoord, dat de spelers de matzet niet hebben bemerkt. Of doen alsof ze de zet niet hebben bemerkt. Zodat het mat niet definitief is. Afgezien van het punt dat Denis noemt dat het bewezen moet worden dat de matzet is ge- daan. Gesteld kan worden dat zoiets niet in overeenstemming is met het karakter, het ethos, van snelschaak. Jono geeft aan dat het erop lijkt dat niet ter discussie staat dat de matzet is gedaan. Waarschijnlijk is het volgende gebeurd. Degene die mat werd gezet had dat niet door en deed een ongeoorloofde zet. Omdat de partij al beëin- digd was, sloeg degene die de matzet uitvoerde de koning. Dit deed hij om zo de ongeoorloofde zet te laten zien om op deze wijze de matzet kracht bij te zetten. (Jono heeft dit voorval vele malen meegemaakt.) Vervolgens probeert degene die mat is gezet op sluwe wijze zich eruit te redden door te claimen voor een ongeoorloofde zet, met steun van Gijssen. Maar de partij was al voorbij, ik herhaal de matzet was niet in geschil, dus waar heeft hij het over? Kevin Bonhan is het met de vorige reacties eens. Indien de matzet niet ter discussie staat eindigt deze zet onmiddellijk de partij en alles wat daarna gebeurt, is niet belangrijk. Gijssen stelt zijn eigen opvattingen boven de FIDE-regels die nergens eisen dat een mat geclaimd moet worden. Misschien zou dat wel moeten, maar dat is nu niet zo. 3. Een onzichtbare hand bestaat niet in het schaakspel In de praktijk geeft een matzet nauwelijks problemen. Beide spelers con- stateren dat het mat is, en de partij is direct beëindigd. De handdruk beze- gelt het einde van de partij, de uitslag wordt genoteerd. Er is geen geschil, een scheidsrechter komt er niet aan te pas. Echter, in een hoogst zeldzaam geval komt het voor dat een speler het mat negeert of dat beide spelers de matzet negeren. Als het spel dan in strijd met artikel 5.1 onder a van de FIDE-regels ongestoord verder gaat, zal men niet weten wat er is gebeurd, tenzij de partij later wordt nagespeeld. Vergelijk het probleem met voetballen. 'Indien de bal over de doellijn gaat is het onmiddellijk een doelpunt.' Maar als een keeper de bal net over de doel- lijn tegenhoudt en niemand reageert, is het geen doelpunt. Ook al wijzen 's avonds televisiebeelden uit dat de bal wel over de doellijn was. Er moet namelijk een menselijke gedraging of een handeling plaatsvinden tussen het feit (de bal over de lijn, de matzet) en het rechtens daaruit voort- vloeiende gevolg (een doelpunt, de winst van de partij). Iemand moet iets doen (de handdruk, roepen, claimen) om het gevolg in werking te laten tre- den. Ontbreekt dat gedrag of die handeling, treedt het gevolg niet in. Er is geen onzichtbare hand die de uitslag noteert. 'Dat is logisch,' zou Johan Cruijff zeggen. En dan rijst de vraag wat de scheidsrechter moet beslissen als een van de spelers later alsnog de eerdere matzet ontdekt. Dan moet de speler de tus- senkomst inroepen van de scheidsrechter. Vervolgens wordt bij gewoon schaak op grond van artikel 7.4 de stelling teruggebracht naar de plek waar de speler de ongeoorloofde zet - in het voorbeeld 3. ... KxTh8? - heeft ge- speeld. De stelling voorafgaande aan die zet wordt op het bord gezet. Dan constateert men dat het mat is. Door die constatering is de partij onmiddel- lijk beëindigd. Claimen wil zeggen dat als de tegenstander het mat negeert, de speler dat moet tegenspreken. Zonder een menselijke gedraging is het negeren niet te veranderen. Het illustreert dat er een claim gedaan moet worden. Vandaar dat ik het eens ben met de opvatting van Gijssen dat als de tegen- stander het mat negeert de speler de matzet moet claimen. Doet hij dat niet, is de scheidsrechter bij snelschaak onbevoegd eigenmachtig in te grijpen. Overigens, met de conclusie van Gijssen ben ik het niet eens. 4. Snelschaak en het niet ontdekte mat Bij snelschaak gelden afwijkende regels. Van belang is te weten welk artikel van doorslaggevende betekenis is: artikel C3 of artikel 5.1. 4.1 Artikel C3 Artikel C3 luidt: 'Een onreglementaire zet is voltooid zodra de klok van de tegenstander aan de gang is gebracht. De tegenstander mag daarna de winst claimen voordat hij zelf een zet heeft gedaan. Als de tegenstander echter de koning van de speler nooit mat kan zetten, door welke reeks reglementaire zetten dan ook (zelfs bij het slechts mogelijke tegenspel), dan mag de speler remise clai- men voordat hij zelf een zet heeft gedaan. Wanneer de tegenstander zelf een zet heeft gedaan, dan kan een onreglementaire zet niet meer worden hersteld.' Een ongeoorloofde zet van een speler na de matzet wordt omgezet in een geoorloofde zet zodra de tegenstander een zet heeft gedaan. In dit geval wordt 3. … Kxh8? omgezet in een geoorloofde zet zodra wit reageert met 4. Txh8? In deze visie is het mat te vergelijken met het gevangen nemen van de koning, waarna de koning ontsnapt. 4.2 Artikel 5.1 onder a Artikel 5.1 a luidt: 'De partij is gewonnen door de speler die de koning van zijn tegenstander heeft matgezet. Dit beëindigt de partij onmiddellijk, voor- opgesteld dat de zet waarmee de matpositie werd bereikt, reglementair was.' Als de matzet genegeerd wordt, gaat het spel in strijd met artikel 5.1 onder a van de FIDE-regels verder. In deze visie is het mat te vergelijken met het doden van de koning. Waarbij een medische verklaring (d.i. een verklaring van de scheidsrechter) nodig is indien een van de spelers het mat ontkent. Dit is een variant op 'de prinses is pas zwanger als de Rijksvoorlichtingsdienst verklaart dat zij zwanger is,' en 'de koning is bij een geschil pas dood (mat) als de scheidsrechter dat heeft geconstateerd'. 4.3 Welk artikel gaat voor? De vraag rijst welk artikel voorgaat: artikel C3 of artikel 5.1? Gijssen baseert zijn opvatting op artikel C3. Volgens hem gaat dat artikel voor. Volgens de reacties op het Australische forum en ook naar mijn mening gaat artikel 5.1 voor. Omdat in dat artikel geregeld is dat de partij direct is beëin- digd, zijn alle zetten na de matzet ongeoorloofd. Daarom kan ook bij snel- schaak een speler enkele zetten na de matzet het mat alsnog claimen. 5. De spelers in de zaak-Fabien Krezewinski De speler ziet dat zijn tegenstander mat staat. Anders dan sinds het ont- staan van het schaakspel in de zevende eeuw gebruik is geweest, en gene-raties op generaties het zo hebben geleerd, is het tegenwoordig hinderen van de tegenstander om 'schaak' te zeggen. En als een speler al geen 'schaak' meer mag zeggen, mag hij helemaal niet 'mat' zeggen. Daar zou een zekere euforie uit kunnen spreken. Dat is onsportief. De speler laat de tegenstander zelf ontdekken dat hij mat staat. En dan gebeurt het. De tegenstander doet een ongeoorloofde zet door de dame te slaan. Had hij niet gezien dat hij mat stond? De speler op zijn beurt volgt zijn instinct dat elke sporter kent en slaat de koning. Maar Jono geeft een betere verklaring van de speler om de koning te slaan. Hij deed het om zijn tegenstander het absurde van zijn ongeoorloofde zet te laten zien. Dit voorval toont aan hoe belangrijk het is dat een scheidsrechter zich kan voorstellen hoe een speler zich voelt en wat de reden is van zijn gedrag. Vandaar dat een scheidsrechter moet onderzoeken wat er is gebeurd, en zo nodig daarover vragen stellen aan de spelers. 6. De beslissing van de scheidsrechter in de zaak-Fabien Krezewinski De tussenkomst van de scheidsrechter is ingeroepen. Ook een scheidsrech- ter met het niveau van stap 2 kan uit zijn hoofd de stelling wel traceren. Daar heeft hij geen schaakbord voor nodig. De scheidsrechter ziet dat de stelling mat is geweest. Anders dan Gijssen meent, is de beslissing van de Belgische scheidsrechter juist. 7. Het slaan van de koning Sinds 2005 is het verboden de koning te slaan. Zolang dat krankzinnige verbod niet opgeheven is, zal een scheidsrechter dat verbod strikt moeten naleven. Echter, scheidsrechters en schakers moeten oppassen voor het Pavlov-effect: het slaan van de koning betekent verlies van de partij. Door die reflex dreigt het gevaar dat zij te snel beslissen. Als het verbod niet had bestaan, en het toegestaan was de koning te slaan was er geen probleem geweest. Iedereen zou vrede hebben gehad met de uitslag. Zo veroorzaakt het verbod de koning te slaan meer problemen dan dat het oplost. Het levert alleen maar commotie op en nodeloos werk voor scheidsrechters. 8. Fair play Ook dit geval bevat aspecten van waarden en normen. Nadat de tussen- komst van de scheidsrechter is ingeroepen is het duidelijk dat de matstelling op het bord heeft gestaan. - is het fair play van de speler die mat is gezet om op deze wijze de partij proberen te winnen? - is het fair play van een scheidsrechter als hij de winst toekent aan de speler die mat is gezet? Fair play is vooral een beginsel waarbij het in de eerste plaats gaat om as- pecten die een ieder voor zich zelf moet beantwoorden. En in de tweede plaats samen met anderen. © 2007 Pieter de Groot |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |