DE VERKEERD GEPLAATSTE SCHAAKKLOK |
In dit artikel worden drie verschillende zaken behandeld. Ze hebben ge- meenschappelijk dat de schaakklok wordt verwisseld, waardoor een speler de bedenktijd ontvangt van zijn tegenstander. Zoals drie schaakpartijen een overeenkomend patroon kunnen hebben met net een andere voortzetting, zo geeft ook het schaakrecht net een andere oplossing. En zijn de gevallen moeilijk met elkaar te vergelijken. 1. De anekdote Op het forum van Utrechtschaak verwijst Paul Bierenbroodspot naar een anekdote op de site Chessbase.com (HP: item niet meer beschikbaar). Terwijl beide spelers in tijdnood zijn, dreigt een speler door zijn vlag te gaan. Onmiddellijk laat hij de schaakklok op de grond vallen, en zet deze aan de andere kant van het bord. Zo pikt hij de ruimere bedenktijd van zijn tegenstander in, die zijn tijd krijgt. Of dit voorval echt zo gebeurd is, waag ik te betwijfelen. Maar het idee erachter is in de praktijk voorgekomen. 2. De vreemdste tijdnood aller tijden In New York wordt in 1942, enkele maanden na de vernietiging van de Amerikaanse vloot in Pearl Harbour, het US Kampioenschap schaken gehouden. In de zesde ronde spelen Samuel (Sammy) Reshevesky (wit) en Arnold Denker tegen elkaar. Beide spelers zijn in tijdnood als de eerste tussen- tijdse tijdscontrole op de 45e zet nadert. De stelling ziet er na 45. Kg3 Tb4 als volgt uit: Vervolgens gebeurt er iets merkwaardigs. De scheidsrechter - L. Walter Stephens - staat op dat moment achter de schaakklok en kan dus niet zien of een speler de tijdscontrole heeft gehaald. Hij pakt de schaakklok, en draait die zo om dat de klok van Reshevesky wijst naar Denker. Hij ziet dat de vlag van Denker is gevallen en verklaart diens partij verloren. Verschillende getuigen attenderen Stephens erop dat het niet de vlag van Denker is maar die van Reshevesky. Ze wijzen hem erop dat hij de schaak- klok verkeerd heeft omgedraaid. De scheidsrechter blijft bij zijn beslissing. Hij stelt een - in die tijd gangbare - retorische vraag: 'Komt Kennesaw Mountain Landis ooit terug op eerdere beslissingen?' 3. Het Australisch toernooi Op een Australisch toernooi komt de witspeler te laat. Zwart zet de klok van wit in beweging. Wanneer wit aan het bord verschijnt vertelt hij dat de kleu- ren van de schaakstukken hem niet aanstaan. Hij roept de tussenkomst in van de scheidsrechter en verzoekt een ander bord met stukken. De scheids- rechter honoreert het verzoek. De spelers nemen plaats aan een andere tafel. Zwart neemt de schaakklok mee en plaatst deze aan de andere kant van het nieuwe bord. Wit komt bij het bord en zegt: 'De scheidsrechter heeft me gevraagd je klok in beweging te zetten'. Hij vervolgt: 'Sorry, maar je hebt je klok al in beweging gezet.' Zwart zet de klokken stil en roept de tussenkomst in van de scheidsrechter. Wat moet deze beslissen, vraagt Mal Murrell aan Gijssen. Gijssen is niet verbaasd dat de scheidsrechter het antwoord niet in de FIDE-regels kan vinden, omdat het Voorwoord duidelijk verklaart: 'De Regels voor het Schaakspel kunnen niet alle mogelijke situaties, die tijdens een partij voorkomen, dekken. Evenmin kunnen ze alle administra- tieve kwesties regelen. In situaties die niet nauwkeurig door een artikel van de Regels worden geregeld moet het mogelijk zijn om tot een juiste beslis- sing te komen door analoge situaties in overweging te nemen, die wel in de Regels voor het Schaakspel zijn behandeld. In de Regels wordt er vanuit gegaan dat arbiters over de vereiste bekwaamheid beschikken, een goed beoordelingsvermogen hebben en volstrekt objectief zijn. Een te gedetail- leerde beschrijving van een regel kan ertoe leiden dat de arbiter niet in volle vrijheid kan beslissen en zou hem daardoor kunnen beletten de oplossing van een probleem te vinden, gebaseerd op billijkheid, logica en bijzondere omstandigheden.' Maar, zo vervolgt Gijssen, het antwoord is eenvoudig, want de feiten zijn duidelijk. Wit was laat, zijn klok was in beweging, en de scheidsrechter werd gevraagd om aan een ander bord te spelen. Het antwoord is, natuurlijk, de klok aan de andere kant van het bord te plaatsen, vergelijk Gijssen, augustus 2004, Touching Pieces with a pen. Zie: www.chesscafe.com 4. De FIDE-regels Natuurlijk lost een scheidsrechter de gevallen praktisch op. Hij gebruikt zijn boerenverstand. In het eerste geval: 'Bent u nu helemaal betoeterd? Wat heeft dit te betekenen?' Zoiets is voldoende effectief om de dader te doen blozen. Of in het geval van L. Walter Stephens: 'Sorry jongens, ik heb me vergist'. En in het geval van Mal Murrell: 'Doe niet zo flauw, zet die schaak- klok aan de andere kant.' Maar, hoe moeten volgens de FIDE-regels de kwesties worden opgelost? 5. Het stramien voor een oplossing Of het nu gaat om een verkeerd geplaatste schaakklok, of om een andere gedraging, het stramien om tot een bruikbare oplossing te komen is steeds hetzelfde. Het stappenschema: a. beschrijving van de gedraging; b. onderzoeken of de gedraging expliciet benoemd is in de FIDE-regels; c. indien de gedraging niet geregeld is op grond van het Voorwoord aansluiting zoeken bij wel in de FIDE-regels geregelde gevallen; d. indien de toepassing van de regel leidt tot een absurde uitkomst moet de scheidsrechter op grond van artikel 13.1 via het begrip 'het schaakspel niet in diskrediet brengen' de redelijkheid en billijkheid toepassen. Ad a. Beschrijving van de gedraging In het eerste geval gaat het om het al of niet opzettelijk op de grond laten vallen van de schaakklok en het al of niet bewust verkeerd plaatsen van de schaakklok. Daardoor ontvangt de betrokken speler de bedenktijd van zijn tegenstander. In het tweede geval gaat het om een duidelijk onjuiste beslissing van een scheidsrechter. In het derde geval om een speler die bij het verplaatsen van een partij naar een andere tafel de schaakklok aan de verkeerde kant zet. Ad b. Expliciet benoemd in de FIDE-regels Schaakklok, klok en eigen klok De FIDE-regels onderscheiden een 'schaakklok' en een 'klok'. Onder een 'schaakklok' wordt volgens de eerste volzin van artikel 6.1 verstaan: een klok met twee uurwerken, zo met elkaar verbonden dat er op elk moment slechts één kan lopen. En onder een 'klok' volgens de tweede volzin: een van de twee uurwerken. In artikel 6.8 onder a is uitgewerkt dat elke speler die zijn zet op het schaakbord heeft gedaan, zijn eigen klok stil- en de klok van de tegen- stander moet aanzetten. Elke speler heeft dus een 'eigen klok'. b.1 Het laten vallen van de schaakklok Het al of niet opzettelijk laten vallen van de schaakklok is verboden. Dit is geregeld in artikel 6.8.c dat luidt: 'De spelers dienen de schaakklok juist te behandelen. Het is verboden er op te slaan, hem op te tillen of om te gooien. Onjuiste behandeling van de klok wordt bestraft overeenkomstig artikel 13.4.' In dit artikel betekent 'omgooien' hetzelfde als: laten vallen op de grond. Het gaat in dit artikel om een feitelijke constatering. Vragen als opzet en schuld zijn niet van belang. Ook al kan de betrokken speler er niets aan doen, de gedraging is op grond van de FIDE-regels strafbaar. Indien de tegenstander de scheidsrechter vraagt de speler te straffen, is de scheids- rechter daartoe dwingend rechtelijk verplicht. Ter illustratie de vliegende schaakklok in Parijs: In de partij tussen Korchnoi en Kasparov, Immopar toernooien Parijs 1990, ziet na 66 zetten de stelling er als volgt uit: Kasparov (zwart) is aan zet. Beide spelers hebben elk ongeveer twintig seconden bedenktijd. Dan stoot Korchnoi slordig de schaakklok op de grond. Uit British Chess Magazine 1990, blz. 289: 'In the hullabaloo (tumult) the ruling of the Dutch arbiter, in the absense of cut-and-dried rules, was that Korchnoi qualified for the final since the position was a draw,' aldus BCM. Gijssen verklaart: 'Ik was de scheidsrechter en plaatste de klok onmiddellijk terug op de tafel. Ik gaf geen straf of een andere vorm van compensatie. Naar mijn mening was daar geen reden voor omdat het slechts enkele tellen kostte de klok terug te plaatsen. Voor de volgende ronden waren de klokken vastgemaakt aan de tafels,' aldus Gijssen, februari 2003, Can I win after overstepping the time limit? Naar mijn mening is het opmerkelijk dat Gijssen de schaakklok heeft opge- raapt. Dat had niet hij maar Korchnoi moeten doen. Door deze handelwijze is Kasparov benadeeld. Uit de beschrijving (er is sprake van een hullabaloo) en uit een foto in BCM lijkt het alsof de partij enige tijd stil is gelegd om het voorval te bespreken. Indien voorts Kasparov had gevraagd om Korchnoi te straffen, was de scheidsrechter verplicht dat te doen. Wellicht was de uitslag van de partij dan anders geweest. Daarom moeten niet alleen scheidsrechters maar ook schakers de FIDE-regels kennen. Wat had de scheidsrechter beslist, indien Kasparov één of twee minuten extra bedenktijd had geclaimd? De anekdote Mijn reactie op de anekdote. Als het al verboden is de schaakklok op de grond te laten vallen, is het helemaal verboden de schaakklok daarna aan de andere kant van het bord te zetten. Bovendien is de verplaatsing diefstal van de bedenktijd van een speler. Dat is schending van artikel 12.1, dat luidt: 'De spelers dienen zich te onthouden van handelingen waardoor het schaakspel in diskrediet wordt gebracht,' zie hierna onder ad d. De scheidsrechter geeft dus de overtreder een aanzienlijk zware straf en zet de schaakklok aan de juiste kant van het bord. Als duidelijk is dat de over- treder opzettelijk zo heeft gehandeld, zou ik de partij voor de dief verloren verklaren. b.2. Het verkeerd plaatsen van de klok Mijn reactie op de Australische zaak. Het gaat in de eerste plaats om een speler die de tussenkomst heeft ingeroepen van de scheidsrechter met het verzoek om andere schaakstukken. De partij wordt dus onderbroken. Dan is de scheidsrechter op grond van artikel 6.13 verplicht om de klokken stil te zetten. Vervolgens heeft de tegenstander abusievelijk de schaakklok op de nieuwe tafel aan de verkeerde kant van het bord geplaatst. De speler maakt de gevatte opmerking over het in beweging zetten van de klok. De tegenstan- der had daar adequaat op moeten reageren. Nu hij dat niet kan, roept hij de tussenkomst in van de scheidsrechter. Zo ontstaat er een 'rechtsgeschil'. In paragraaf 6 over 'de schaakklok' is in artikel 6.14 een regel opgenomen over onregelmatigheden. De eerste volzin van dat artikel luidt: 'Als er zich een onregelmatigheid voordoet en/of de stelling moet worden teruggebracht naar een vorige, dan moet de arbiter met uiterste nauwkeurigheid bepalen welke tijden op de klokken moeten worden aangebracht.' Nu de scheidsrechter bij de eerste onderbreking zelf heeft geconstateerd wat de bedenktijden waren, stelt hij vast dat er een 'onregelmatigheid' is. De bedenktijden kloppen niet. Dan is hij dwingendrechtelijk verplicht 'met uiterste nauwkeurigheid' de juiste tijden vast te stellen. In dit geval is dat gemakkelijk: hij plaatst de schaakklok aan de andere kant van het bord. b.3. Uitvoering scheidsrechterlijke beslissingen In het geval van L. Walter Stephens gaat het om de toepassing van de tweede volzin van artikel 13.3. Die zin luidt: 'Hij moet erop toezien dat door hem genomen beslissingen worden uitgevoerd, en de spelers zonodig be- straffen.' Kan een voetbalscheidsrechter een eerder door hem goedgekeurd doelpunt na protesten van de keeper en spelers alsnog afkeuren? De vraag rijst of bij schaken een scheidsrechter zijn eerdere beslissing zelf mag verbeteren, of dat dit alleen kan in een beslissing op bezwaar. Beslissingen van scheidsrechters worden getoetst in bezwaar. Zo wordt voorkomen dat er gediscussieerd wordt tussen een speler en een scheids- rechter. Omdat een discussie uit de hand kan lopen, kan een scheidsrechter daaraan een einde maken door zich formeel op het standpunt te stellen dat zijn beslissing getoetst kan worden in bezwaar. De speler moet niet meer bij hem zijn, maar bij de competitieleider of een commissie van bezwaar. Zie voor een uitzondering ad d. hierna. Overigens had Denker bezwaar moeten aantekenen. Ad c. Het Voorwoord In de drie gevallen bestaat een voorziening in de FIDE-regels.Die regels zijn inmiddels zo gedetailleerd beschreven, dat het lastig is nog zaken te verzinnen die niet zijn geregeld. Het is een misverstand te menen dat een scheidsrechter nog in volle vrijheid kan beslissen om de oplossing van een probleem te vinden, gebaseerd op billijkheid, logica en bijzondere omstandigheden. De scheidsrechter komt aan een behandeling van het Voorwoord nauwelijks meer toe. Ad d. De redelijkheid en billijkheid Vervolg zaak - L. Walter Stephens. Daargelaten de situatie bij het voetbal- len, bij het schaken is de situatie overzichtelijk. Indien een schaakscheids- rechter onmiddellijk na zijn beslissing ontdekt dat zijn beslissing waanzin is, moet hij die - na het verifiëren van de feiten bij de spelers - verbeteren. Indien de scheidsrechter dit weigert handelt hij in strijd met de redelijkheid en billijkheid, als bedoeld in artikel 12.1. Het begrip 'redelijkheid en billijkheid' maakt deel uit van het begrip 'het verbod het schaakspel in diskrediet te brengen' in artikel 12.1. In het ant- woord op de schaakrechtsvraag van april 2005, 'wie wil er vechten met de beer?' heb ik dit verklaard. Lees verder Dat de redelijkheid en billijkheid in de sport een rol kan spelen, oordeelde de fungerend president van de rechtbank Utrecht, mr. H.F.M. Hofhuis - tegenwoordig president van de rechtbank Den Haag - op 24 juni 1991. Hij overwoog: 'tussen partijen bestaat een rechtsband van contractuele, verenigingsrechtelijke aard, die wordt beheerst door de statuten en regle- menten van de (naam sportbond) en door de eisen van redelijkheid en billijkheid', vergelijk Praktijkgids 1991, 3495. Ook prof. mr. H. de Doelder, oud-officier van justitie te Rotterdam, wijst erop dat de redelijkheid en billijkheid de verhouding tussen sporters mede bepaalt, vergelijk Straf- en tuchtredelijke aspecten van sport, uit: Sport en recht 1992, blz. 22. In het geval van L. Walter Stephens zet de redelijkheid en billijkheid het gebod in artikel 13.3 opzij. Indien zijn beslissing absurd is, moet de scheids- rechter die veranderen. 6. L. Walter Stephens De zaak van L. Walter Stephens toont aan hoe belangrijk het is dat een scheidsrechter op de juiste plaats staat om de partij in de gaten te houden. Er waren veel omstanders. Wellicht moest Stephens het met de ongelukkige plek doen. Omstanders moeten daar rekening mee houden. En een scheids- rechter moet zijn plaats opeisen: 'Neemt u mij niet kwalijk, wilt u even opzij gaan, opdat ik de partij goed kan volgen?'. In de schaakliteratuur is L. Walter Stephens beschreven als een van de domste scheidsrechters aller tijden. Ik weet niet of dat wel juist is. Bedacht moet worden dat hij veel kostbaar vrije tijd heeft besteed aan het organiseren van en leiding geven aan toernooien - opdat anderen hebben kunnen genieten. Eén fatale fout en hij bezit voor altijd een negatieve plaats in de schaakrechtsgeschiedenis. Schaken is soms hard, en ongelooflijk ondankbaar voor vrijwilligers. Dat is tragisch, maar daar kunnen we niets aan doen. © 2005 Pieter de Groot |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |