HET WEIGEREN EEN NOTATIEFORMULIER IN TE ZIEN (03-12-2004) |
De schaakrechtsvraag van de maand december 2004 gaat over het noteren. Om de gedachten over de antwoorden te stimuleren dit artikel. De vraagstelling Indien iemand vergeet één of meer zetten te noteren, vraagt hij eventueel door tussenkomst van de scheidsrechter aan zijn tegenstander of hij diens notatieformulier mag inzien. Als de tegenstander dat niet erg vindt, staat hij dat toe. Maar voor een scheidsrechter wordt het pas interessant als de tegenstander inzage weigert. Dan rijst de vraag of een scheidsrechter toestemming kan geven dat formulier in te zien. De antwoorden R. Downs uit de Verenigde Staten vindt het vreemd als de scheidsrechter die toestemming zou geven, omdat het in het voordeel is van één speler. Hij meent dat elke speler zelf verantwoordelijk is voor het bijhouden van zijn notatieformulier. En alle mogelijke gevolgen van zijn verzuim moet hij aanvaarden. Gijssen, september 2004, 'Does Canada Exist?', reageert op het antwoord van Downs en meent: 'Zolang een speler bij gewone partijen meer dan vijf minuten bedenktijd heeft, moet hij noteren. Als bij zulke partijen een speler stopt met noteren terwijl hij meer dan vijf minuten bedenktijd heeft, is de scheidsrechter verplicht de speler erop te attenderen dat hij moet noteren. De scheidsrechter kan de overtreder een officiële waarschuwing geven als het probleem blijft voortbestaan, en de scheidsrechter kan de partij zelfs voor de betrokken speler verloren verklaren. Onder geen enkel beding mag een speler het notatieformulier van zijn tegenstander nemen; uitdrukkelijke toestemming van de scheidsrechter is daarvoor noodzakelijk.' Hieronder wordt uiteengezet dat een scheidsrechter die toestemming moet weigeren. Indien een speler zijn notatieformulier niet aan zijn tegenstander wil laten zien, is dat zijn goed recht. De Wet van Cruijff 'Ieder nadeel heb z'n voordeel,' heeft Cruijff gezegd. Als een speler onvolledig heeft genoteerd, heeft hij het nadeel dat hij kennelijk in onzekerheid verkeert hoe zijn partij is verlopen. Het kan hem hinderen bij het spel. Bijvoorbeeld als hij wil weten of hij een remiseclaim kan indienen wegens driemaal dezelfde stelling, of dat hij zo'n claim kan indienen op grond van de 50-zetten regel. Hij heeft er dus belang bij dat hij spoedig zekerheid krijgt over het zettenverloop. Het voordeel voor zijn tegenstander is dat de onzekere speler minder geconcentreerd is, waar de tegenstander gebruik van kan maken. Bovendien blijft de remiseclaim uit. In elke sport of wedstrijd zijn alle middelen geoorloofd om het de tegen- stander lastig te maken, mits deze fatsoenlijk of sportief zijn. Denk maar aan de partijen van Kortsjnoi en Karpov in 1978, waar beide spelers over en weer hun best deden de ander uit zijn concentratie te halen. Stel nu dat Karpov in een van zijn partijen in dat jaar Kortsjnoi vraagt welke zetten eerder zijn gedaan. De scheidsrechter, Lothar Smid, zal deze vraag vast niet overbrengen aan Kortsjnoi want hij weet dat Kortsjnoi die toch niet zal beantwoorden. Het is de taak van elke schaker zelf de zetten te noteren, en uitsluitend hij is daarvoor verantwoordelijk. Van niemand kan verwacht worden dat hij zijn tegenstander gaat helpen om het hemzelf moeilijker te maken. Dan had die tegenstander maar beter moeten noteren. Het wettelijk kader De vraag is in welk artikel van de FIDE-regels geregeld is dat een speler zijn notatieformulier moet laten zien aan zijn tegenstander. En ook waar geregeld is dat een scheidsrechter de gevraagde toestemming kan geven. Het antwoord daarop luidt, dat zulke regels niet bestaan. Dan geldt de aanwijzing genoemd in het Voorwoord van de FIDE-regels: 'In situaties die niet nauwkeurig door een artikel van de Regels worden geregeld moet het mogelijk zijn om tot een juiste beslissing te komen door analoge situaties in overweging te nemen, die wel in de FIDE-regels zijn behandeld.' Nu bestaan er wel vier analoge regels. In de eerste plaats is dat artikel 8.2 dat luidt: 'een notatieformulier moet tijdens de hele partij zichtbaar zijn voor de scheidsrechter'. Er staat niet dat het formulier ook zichtbaar moet zijn voor zijn tegenstander. In de tweede plaats is in de tweede volzin van artikel 13.6 geregeld dat een scheidsrechter niet mag meedelen hoeveel zetten er zijn gedaan. Die zin luidt: 'De arbiter mag niet meedelen hoeveel zetten er zijn gedaan, behalve zoals vermeld in artikel 8.5 als tenminste één speler al zijn bedenktijd heeft verbruikt.' Als beide spelers in tijdnood zijn en de scheidsrechter de partij noteert, mag de scheidsrechter zelfs niet zeggen hoeveel zetten de spelers hebben gedaan. Als het in die situatie al niet mag, dan mag het helemaal niet als de spelers niet in tijdnood zijn en de speler zelf in gebreke is. In de derde plaats kan gedacht worden aan straffen. In feite straft de scheidsrechter degene die zich wel heeft gehouden aan de FIDE-regels door nauwgezet de zetten te noteren. In artikel 13.4 is niet geregeld dat een scheidsrechter als straf mag opleggen het laten inzien van het notatieformulier. Tot slot kan gedacht worden aan het verbod genoemd in artikel 12.5 een speler te hinderen, te ergeren. Door tussenkomst van de scheidsrechter kan de speler zijn tegenstander hinderen als de tegenstander zijn notatie- formulier aan de speler moet laten zien. De tegenstander kan zich beroepen op artikel 12.5. Waar haalt dan ook een scheidsrechter zijn bevoegdheid vandaan om tegen de wil van de tegenstander diens notatieformulier in te laten zien door de speler? Toepassing van de Wet van Cruijff op het schaakrecht Het voordelig uitleggen en toepassen van een regel voor een schaker is volgens de Wet van Cruijff voor diens tegenstander nadelig. Een scheids- rechter mag dus niet zomaar een speler bevoordelen ten koste van de tegenstander. Om dat te voorkomen regelt artikel 13.1 dat de scheidsrechter zich strikt moet houden aan de FIDE-regels. Als hij dat doet, is de beslissing niet voordelig voor de een, of nadelig voor de ander. Dan gaat het om recht op grond van de FIDE-regels. Zo heeft de regelgever het gewild. De speler die onvolledig heeft genoteerd zal met die onzekerheid die hij aan zichzelf heeft te wijten het spel moeten afmaken. Na afloop van de partij kan hij zijn tegenstander wel vragen of hij zijn notatieformulier mag bijwerken. Zonodig kan hij de hulp daarvoor inroepen van de organisator van de wedstrijd, die op grond van artikel 8.3 eigenaar is van het formulier. Het oordeel van de scheidsrechter De scheidsrechter zegt tegen de speler: 'Op grond van de FIDE-regels ben ik niet bevoegd de gevraagde toestemming te geven. Speler, u moet zelf op uw hoede zijn. Dat is nu eenmaal sport. Zo bent u zelf verantwoordelijk voor het noteren van de zetten. Daarom kan ik geen einde maken aan uw onzekerheid, die u aan uzelf te danken heeft. Na afloop kunt u uw tegenstander dan wel de organisator vragen of u uw eigen formulier kunt bijwerken aan de hand van het notatieformulier van uw tegenstander.' © 2004 Pieter de Groot |
SCHAAKRECHTSVRAAG |
Schaakrechtsvraag van de maand december 2004: "Elf vragen over noteren". Lees verder |
REACTIE BLIJLEVENS |
De reactie van Pim Blijlevens op het artikel: 'Het weigeren een notatieformulier in te zien'. Lees verder |
REACTIE ROOSENDAAL |
De reactie van Eric Roosendaal op het artikel: 'Het weigeren een notatieformulier in te zien', alsmede op de reactie hierop van Pim Blijlevens. Lees verder |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |