HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
MEESTER, STA IK MAT? (07-11-2004)
Een Grand Prix toernooi op Botwinnik

Zoetermeer, Bridgehome, zaterdagmiddag 6 november 2004. Een Grand Prix. Eigenlijk een rondreizend circus dat maandelijks een schaakclub aandoet in de regio Den Haag. Deze keer Botwinnik.
Kinderen doen er graag aan mee; het is een fijn toernooi.

In de fraaie zaal hangt de plezierige en jeugdige spanning van dit toernooi. Tafelleiders doen hun best ervoor te zorgen dat de 236 kinderen kunnen genieten van het spel. Bij de bar drinken ouders of begeleiders een kopje koffie, thee, een bier, lezen een krant of praten wat.

Alles verloopt naar wens. Het is alsof die middag een onzichtbare hand alles ordent. Ik loop langs de tafel van groep 21. Het niveau van de spelers in die groep is te vergelijken met dat van kinderen die al enige tijd leren voor stap 2. De eerste ronde van het toernooi loopt ten einde. In die groep is iedereen klaar, behalve een jongen en een meisje. Ik kijk toe.

Plotseling hoor ik de jongen zeggen: 'Mat'. Even is het stil, dan roept het meisje mijn tussenkomst in. 'Meester, sta ik mat?' vraagt zij. Ik kijk naar de stelling, die duidelijk is. Ik wil wat zeggen, maar bedenk me.

De jongen spreekt: 'Meester, u moet zich er niet mee bemoeien. Zij moet het zelf uitzoeken.' Enerzijds vind ik dat de jongen groot gelijk heeft, maar anderzijds is de internationaal scheidsrechter Gijssen ook heel stellig.
Zo herinner ik me dat Gijssen (mei 2001, Paradise) duidelijk heeft geschre-
ven dat een scheidsrechter eigenmachtig verplicht is tussenbeiden te komen als een speler mat staat. Zie www.chesscafe.com  

En als de spelers denken dat het mat is, terwijl het dat niet is, moet een scheidsrechter ook eigenmachtig ingrijpen, aldus Gijssen (juli 2001 The Laws Are Enacted). Volgens Gijssen is het één van de taken van een scheids-
rechter te onderzoeken of een partij al of niet is afgelopen. Gijssen zou dan ook de vraag van het meisje beantwoorden.

Wie heeft er nu gelijk, de jongen of Gijssen?


top  


Terwijl ik hierover peins en nog niet goed weet wat te zeggen, reageert het meisje: 'Als ik de tussenkomst van de scheidsrechter inroep, mag hij die niet weigeren.' Daarop antwoordt de jongen: 'Daar gaat het niet om. Jij moet zelf beoordelen of je mat staat. Zo luiden de FIDE-regels.'

Het meisje is het er niet mee eens. 'Je vergist je. Onze jeugdleider op de club gaat altijd na of het juist is of de partij is geëindigd in mat. Hij zegt dat dat moet van de FIDE-regels. Ook een scheidsrechter op een Grand Prix moet die regels gehoorzamen.' De jongen: 'Een scheidsrechter is jouw hulplijn niet. Jouw jeugdleider helpt je niet, want hulp maakt je juist hulpeloos. Jij moet zelf nadenken.'

Ik merk dat beide spelers elkaar op een leuke manier uitdagen in het geven van argumenten. Door logisch te redeneren proberen ze zelf te ontdekken wat het schaakrecht is. Dat is vaak ook de kern en het mooie van het schaakrecht. Een goede regel is logisch. Hun gesprek kan hen niet hinderen. Zo heb ik nog even de tijd om mijn gedachten te ordenen. Maar de jongen brengt mij wel op een idee.

Op het moment waarop het meisje de jongen beschuldigt van het frustreren van haar recht op toegang tot de scheidsrechter, besluit ik een einde te maken aan het gesprek en geef mijn oordeel.

'Het is het fundamentele recht en de plicht van elke schaker zelf te bepalen welke zetten hij of zij wil doen. Zo kan iemand een sterke zet doen, maar ook een blunderzet. Dat alles komt voor zijn of haar eigen verantwoordelijk-
heid. Zo gaat dat bij elke sport en ook bij schaken.'

'Jullie hebben je in de loop van de tijd ontwikkeld van een beginnende schaker tot een gevorderde. Toen je nog een beginnende schaker was, twijfelde je soms of het mat was, en moest de jeugdleider uitkomst bieden. Maar, die fase in jullie leven is voorbij. Door mee te doen aan de competitie van de club, het behalen van stap 1 en het deelnemen aan de Grand Prix toernooien zijn jullie kennis en ervaring toegenomen. Dan breekt voor de jeugdleider de fase aan dat hij jullie loslaat. Jullie zijn namelijk zelf een nieuwe fase begonnen in jullie leven: het zelf kunnen beoordelen van een matstelling. Precies zoals je zelf moet beoordelen welke zet je wilt doen.'

Ik richt me nu tot het meisje: 'Daarom moet je zelf een matstelling doorzien. De scheidsrechter mag dat niet doen, want dan zou dat voorzeggen zijn. Dan zou hij zichzelf misschien moeten verwijderen uit de speellocatie.'
Ik sluit af en zeg: 'Anders dan Gijssen en jouw jeugdleider menen, moet je de matstelling op grond van de FIDE-regels zelf beoordelen.'

Op dat moment roept John Pouwels, de toernooileider, om dat de tweede ronde gaat beginnen. Het meisje zegt: 'Goed dan, het is mat.' Gehaast worden alle stukken weer opgezet, en nemen de spelers plaats.

Die middag doen zich geen voorvallen voor. Wel zie ik dat Johan Voorberg, chef de Grand Prix, op vriendelijke en pedagogisch verantwoorde wijze in de laagste groepen een aantal keren samen met de spelers doorneemt of de stelling mat is. En ook Rik Pronk, de voorzitter van het Haagse jeugdschaak, doet dat in de lagere groepen.

Na afloop zit een aantal vrijwilligers rond een tafel na te kaarten over het toernooi. Sander van der Vlugt vertelt dat hij die middag in de laagste groepen heel vaak heeft moeten oordelen of iemand al of niet mat stond.

Ik vertel dat een jeugdspeler vaak wel weet dat het mat is, maar dat deze het zo fijn vindt zijn matstelling aan de meester of de juffrouw te laten zien. 'Precies zoals een kind aan zijn moeder vraagt 'mama, vind je mijn tekening mooi?' zo wil het in feite aan de tafelleider vertellen 'meester, vindt u deze matstelling mooi?' Zo gaat dat met beginnende schakers. Het gaat om het uiten van je emoties op dat moment. Je wilt dat plezier zo graag met iemand delen.'

Daarop zegt Arno Middelkoop dat het ook bij de senioren na afloop van een partij voorkomt dat spelers een matstelling laten zien. En dat scheids-
rechters van die stellingen ook veel kunnen leren. Ik wil daarop reageren door te zeggen dat het verschil is dat het gaat om het laten zien na afloop. En dat een volwassene eigenlijk een groot kind is.

Maar, eensklaps heb ik voor het vervolg van het gesprek geen belangstelling meer. Achter mij vang ik flarden op van een gesprek. Ik herken de stem-
men. Het zijn die van de jongen en het meisje. Ze zitten aan een tafeltje met een schaakbord en stukken. Ik ben verrast, sta op en ga naar hen toe. Ik herken de stelling op het bord. De jongen laat ons zien dat hij zojuist heeft ontdekt dat het meisje niet mat heeft gestaan. Maar dat zij het schaak had kunnen opheffen, waarna zij had kunnen winnen.

© 2004  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
GP 2004 BOTWINNIK
Uitslagen Grand Prix van 6 november 2004 bij Botwinnik.

Lees verder  


SLIDE SHOW
Foto's van het Grand Prix van 6 november 2004 bij Botwinnik.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot