HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
DE SCHEIDSRECHTER. DEEL 1.
De beslissing en de gedraging

Overzicht van paragrafen:
1.   De gedraging van de scheidsrechter
2.   Rechtmatigheid, behoorlijkheid en toetsing
3.   Het kwadrant
4.   De beslissing is rechtmatig, maar het gedrag is onbehoorlijk
5.   De beslissing is niet rechtmatig, maar het gedrag is wel behoorlijk
6.   De beslissing is niet rechtmatig en het gedrag ook niet behoorlijk
7.   De beslissing is wel rechtmatig en het gedrag is ook behoorlijk
8.   De behoorlijkheidscurve
9.   Speak softly, but carry a big stick
10. Geen rechtsmiddelen
11. De overijverige scheidsrechter


1. De gedraging van de scheidsrechter

Een scheidsrechter moet zich ervan bewust zijn dat aan zijn of haar hande-
len twee aspecten kleven. Het gaat niet alleen om de beslissing, maar ook om de manier waarop hij of zij zich gedraagt. De gedraging van de scheids-
rechter bij amateur sport is soms meer doorslaggevend dan de juistheid van zijn beslissing. Een onbehoorlijke gedraging kan een juiste beslissing scha-
den. Een behoorlijke gedraging kan een onjuiste beslissing soms wel redden. Niet de vraag of de beslissing van de scheidsrechter onjuist is, maar de vraag naar de manier waarop hij zich heeft gedragen, zal het gezag van de scheidsrechter bepalen.

De kern van het optreden van een scheidsrechter is dat de spelers verder schaken. Daar gaat het om. Als de spelers zich maar neerleggen bij zijn beslissing en verder spelen.

Geen enkele scheidsrechter kan foutloos beslissen. Daarvoor heeft hij te weinig bedenktijd om tot een juiste beslissing te komen. Bovendien zijn de FIDE-regels veel te gedetailleerd, en kan een normale scheidsrechter die kennis niet binnen enkele minuten toepassen. Voorts wijken de regels soms af van het gezonde schaakgevoel. Verder is de scheidsrechterlijke kijk nu eenmaal een andere dan die van schakers. En tot slot zijn op een aantal punten de FIDE-regels zelfs onbruikbaar. Tel daarbij op het zogenoemde 'operators syndrome' - en scheidsrechters konden daar nog wel eens last van hebben - en de kans is groot dat een scheidsrechter fouten maakt.

Daarom moeten scheidsrechters aandacht hebben voor hun gedraging. Daar kunnen zij hun gezag aan ontlenen. Een scheidsrechter handelt integer als hij zijn beslissing aan iedereen kan uitleggen, ook al is die inhoudelijk on-
juist. Als hij maar een logisch klinkend verhaal heeft: zijn betoog hoeft niet juist te zijn, het hoeft slechts juist te lijken.

Scheidsrechters die menen dat zij bevoegd zijn om eigenmachtig in te grij-
pen moeten zich vooral afvragen hoe hun gedrag op dat moment overkomt op de speler. En ze moeten waken voor overijverigheid.


2. Rechtmatigheid, behoorlijkheid en toetsing

'Wie de macht en de autoriteit in handen heeft, bepaalt wat het recht is,' al-
dus Carl Schmitt. En er zijn misschien wel scheidsrechters die zich zo gedra-
gen. Maar deze opvatting is niet meer van deze tijd. Want, aan de beslissing van een scheidsrechter zitten drie aspecten:
a. de rechtmatigheid
b. de behoorlijkheid
c. de mogelijkheid van toetsing.

Over de mogelijkheid van toetsing - bezwaar en beroep - gaat t.z.t. een ander hoofdstuk.

Bij de 'rechtmatigheidstoets' gaat het erom dat de beslissing van de scheids-
rechter in overeenstemming moet zijn met de FIDE-regels, het KNSB-com-
petitiereglement of het regionale competitiereglement.

Bij de 'behoorlijkheidstoets' gaat het erom dat een scheidsrechter zich fat-
soenlijk of behoorlijk moet gedragen. Dat geldt niet alleen voor een scheids-
rechter, dat geldt voor ons allemaal. Waar we ook komen, we moeten ons behoorlijk gedragen.

De begrippen 'rechtmatigheid' en 'behoorlijkheid' zijn daarom niet hetzelfde. 'Een beetje onrechtmatig' gaat niet, terwijl 'een beetje onbehoorlijk' wel gaat.

Rechtmatigheid en behoorlijkheid liggen volgens dr. Alex Brenninkmeijer, Nationale ombudsman, niet in het verlengde van elkaar, maar vormen twee verschillenden kanten van het optreden van een persoon die ieder hun eigen waarde hebben.


3. Het kwadrant

Brenninkmeijer heeft 'rechtmatigheid' en 'behoorlijkheid' in een grafiek weergegeven, het Ombudskwadrant, veegelijk de jaarverslagen van de Nationale ombudsman van de afgelopen jaren.




De grafiek toont op de verticale as de zakelijke kant tussen de scheidsrech-
ter en de speler(s). Dan gaat het om de vraag of de beslissing van de scheidsrechter al of niet rechtmatig is. Bovenaan de verticale as staat de rechtmatige beslissing, en onderaan de niet rechtmatige beslissing.

Op de horizontale as staat de relationele kant van de scheidsrechter en de schaker. Dan gaat het om de vraag of de scheidsrechter zich behoorlijk heeft gedragen. Links op de as is het gedrag onbehoorlijk, rechts is het behoorlijk.

Zo kunnen de beslissingen en de gedragingen van scheidsrechters worden weergegeven in een kwadrant. Er zijn vier varianten mogelijk:

1. de beslissing is niet rechtmatig en het gedrag is ook niet behoorlijk
2. de beslissing is wel rechtmatig, maar het gedrag is niet behoorlijk
3. de beslissing is niet rechtmatig, maar het gedrag is wel behoorlijk
4. de beslissing is wel rechtmatig en het gedrag is ook behoorlijk.

Indien een scheidsrechter de relationele kant verwaarloost, kan hij bij de schaker(s) onbegrip genereren: de schaker(s) begrijpt(en) de scheidsrech-
ter niet. Goed scheidsrechterschap is zowel rechtmatig als behoorlijk. Het bevindt zich in het kwadrant rechtsboven.

Simpel gezegd: een scheidsrechter moet niet alleen letten op de zakelijke kant (denken vanuit de FIDE-regels), maar ook aan de relationele kant (hoe komt mijn boodschap over op de betrokken spelers).

Een scheidsrechter moet zich van deze aspecten bewust zijn. Om het te verduidelijken geef ik hierna van elke categorie voorbeelden.


top  


4. De beslissing is rechtmatig, maar het gedrag is onbehoorlijk

Enkele voorbeelden van een rechtmatige beslissing van de scheidsrechter, maar een onbehoorlijke gedraging.

Eerste voorbeeld

Dit voorbeeld is voorgekomen in het seizoen 2006 - 2007 in de KNSB-com-
petitie.

Uit het verslag van de speler:
'Op de veertiende zet ga ik even naar toilet. Als ik na verloop van tijd terug-
kom staat de beginstelling op het bord, met twee koningen in het midden. "Wat is dat?" denk ik. Het zal toch niet waar zijn? Heeft mijn niet meer piep-jonge tegenstander me soms een remise-aanbod horen mompelen of zo? Het klinkt nu een dag later misschien absurd, maar ik was echt uit het veld geslagen! Onze playing captain heeft net remise gemaakt aan bord acht en zit ergens te analyseren, de wedstrijdleider zit gewoon achter zijn tafeltje. Wat is hier in vredesnaam aan de hand? En waar is mijn horloge, mijn pen, mijn notatiebiljet?

En dan opeens, zie ik mijn tegenstander op de plek van het achtste bord (rij drie was dat, ons vijfde bord was in rij twee) gewoon lekker over zijn bord gebogen?! Huh? Ben ik nou helemaal gek geworden, wedstrijdleider?'

In dit voorbeeld schijnt de zon hinderlijk op het bord. Terwijl de speler naar het toilet is vraagt de tegenstander de scheidsrechter of hij het bord mag verplaatsen naar een plek waar geen zon is. De scheidsrechter willigt het verzoek in. Die beslissing lijkt mij rechtmatig. Echter, de scheidsrechter heeft verzuimd de afwezige speler bij diens terugkomst tijdig te informeren. Door dat niet te doen hindert hij de speler. Het gedrag van de scheidsrechter is onbehoorlijk.


Tweede voorbeeld

Het tweede voorbeeld heeft te maken met de leer van het eigenmachtig ingrijpen van de scheidsrechter.

Indien iemand ten onrechte een partij niet noteert, moet de scheidsrechter op zo'n wijze ingrijpen dat dit niet storend is. De betrokken speler is geen crimineel. De scheidsrechter betrapt de speler dat hij zijn zetten niet noteert. De speler schrikt hevig als de scheidsrechter hard op de tafel tikt, en hem beveelt: 'noteren!!'. Volgens de leer van het eigenmachtig ingrijpen is de beslissing rechtmatig, echter de manier waarop dat gebeurt is onbehoorlijk.


Derde voorbeeld

Het derde voorbeeld gaat ook over het eigenmachtig ingrijpen. Het heeft zich voorgedaan in Amerika op 14 juni 2006. Het is de zaak van de verdwe-
nen toren. Een kwartier na het begin van een toernooi loopt een scheids-
rechter langs de borden. Hij blijft bij een bord staan, zet de klokken stil en vraagt de spelers waarom een speler slechts één toren heeft. Beide spelers hebben dat niet bemerkt. De tweede toren staat namelijk één of twee centi-
meter naast het bord.

Op grond van artikel 7.1.a beslist de scheidsrechter dat de partij ongeldig wordt verklaard en dat er een nieuwe partij moet worden gespeeld. Het ar-
tikel luidt namelijk: 'Als tijdens een partij geconstateerd wordt dat de begin-
opstelling onjuist was, dan wordt de partij ongeldig verklaard en wordt er een nieuwe partij gespeeld.' In Amerika geldt zelfs een afwijkende regel:
op grond van de USCF-rules worden de bedenktijden niet bijgesteld.

De vraag rijst of de scheidsrechter het recht heeft zo te handelen. En of het gedrag van de scheidsrechter behoorlijk is. Als we aannemen dat van meet af aan de toren een of twee centimeter naast het bord stond, is formeel de beslissing misschien rechtmatig. Indien een scheidsrechter het voorval op praktische wijze oplost en de toren alsnog op a1 of h1 plaatst, is het een geval van de volgende paragraaf.


top  


5. De beslissing is niet rechtmatig, maar het gedrag is wel     behoorlijk

Een scheidsrechter moet altijd beslissen als hem wat wordt gevraagd. Ook al weet hij het antwoord niet. Rechtsweigering is verboden. Beter een fout ant-
woord, dan geen antwoord. Bij het geven van een antwoord gaat het om de manier waarop dat antwoord wordt gegeven. Als het antwoord maar wordt verduidelijkt.

Vierde voorbeeld

Dit voorbeeld is een passage uit een verslag van Robert Beekman: 'Evert de Graaf er bij gehaald, en die beweert dat het afhangt van god mag weten wat, in elk geval: een voor mij op dat moment onbegrijpelijk edoch zeer overtuigend klinkend verhaal en ik zou toch niet kunnen navertellen wat hij toen gezegd heeft. En uiteindelijk is dan toch de slotconclusie: we houden de regels aan van het SCU snelschaakkampioenschap en volgens die regels zou dit remise zijn. Zo! Maar nu, achteraf, nu ik de cursus scheidsrechter gedaan heb: de claim is gewoon flauwekul.'


Vijfde voorbeeld

De wedstrijd Promotie - Oud Zuylen, 18 december 2004. Tijdens een partij gaat een mobiele telefoon af. De scheidsrechter deelt geen reglementaire nul uit. 'Ik heb de beslissing genomen dat doorgespeeld moest worden om-
dat er geen enkele beïnvloeding van de partij was opgetreden, daar het telefoongeluid niet het normale straatrumoer oversteeg. Bovendien heeft de betreffende speler niet getelefoneerd. Wel heb ik de betreffende speler ge-
waarschuwd dat herhaling van het al dan niet onbedoeld gebruiken van de telefoon hem de partij zou kosten.'

N.b. De competitieleider van de KNSB komt tot de conclusie dat de telefoon per ongeluk was aangezet en dus niet was afgegaan. Hij kan zich vinden in de beslissing van de wedstrijdleider. Hij wijst het protest van Promotie daar-
om af. Zelfs de commissie van beroep van de KNSB acht het beroep onge-
grond. Hoewel de beslissing van de scheidsrechter niet rechtmatig is, ge-
draagt de scheidsrechter zich behoorlijk door zijn beslissing zo goed moge-
lijk te motiveren.

Het gedrag van de scheidsrechter wordt het meest op de proef gesteld bij het zogenoemde eigenmachtig ingrijpen. Anders dan bij voetballen, komt daar bij het schaken meer bij te kijken. Er worden zware eisen gesteld aan het gedrag van de scheidsrechter. Sommige scheidsrechters vinden dat een scheidsrechter de partij moet aanvoelen en dat er een situatie kan zijn waarin hij niet ingrijpt. Zelfs als bij tijdnood een ongeoorloofde zet wordt gedaan die beide spelers niet opmerken.


Zesde voorbeeld

Het zesde voorbeeld is een voorbeeld uit een column van Gijssen. 'Veel on-
geregeldheden gebeuren in het bijzonder bij tijdnood. En ik zie veel van de-
ze. Maar ik moet bekennen dat het vrij vaak gebeurt dat ik niet tussenkom. Als ik het gevoel heb dat een speler door mijn tussenkomst meer wordt ge-
stoord dan door het onregelmatig gedrag van zijn tegenstander dan doe ik op dat moment niets.

Om een voorbeeld te geven: als een speler met twee handen speelt en zijn tegenstander is daardoor niet gestoord, laat ik hen doorspelen. Na de partij spreek ik de overtreden speler toe, leg hem uit dat hij verkeerd deed en als er een echte reden voor bestaat, geef ik hem een waarschuwing. Dit heeft te maken met het gedrag van de spelers. Een onreglementaire zet is wat an-
ders. Als ik een onreglementaire zet zie, moet ik ingrijpen. Ik denk dat het niet aan de speler is of zijn tegenstander al dan niet moet worden gecorri-
geerd. De arbiter moet beslissen,' Gijssen, juli 1999, J'adoube ... .

Ik ken ervaren scheidsrechters die bij ernstige tijdnood niet ingrijpen als zij een ongeoorloofde zet zien die de spelers niet bemerken. Om 'de partij niet te storen'. Hier gaat het dus niet om een scheidsrechter die zijn plicht ver-
zaakt (zoals in het Haarlemse geval, zie de volgende paragraaf). Hij let na-
melijk wel op, en signaleert de ongeoorloofde zet, maar grijpt opzettelijk niet in om het spel niet te verstoren. Hij kan aan iedereen uitleggen waarom hij niet heeft ingegrepen. Dat lijkt mij behoorlijk.


top  


6. De beslissing is niet rechtmatig en het gedrag ook niet
    behoorlijk


Laten we hopen dat deze categorie niet veel voorkomt. Echter, indien men de leer van het eigenmachtig ingrijpen van de scheidsrechter aanhangt (en dat schijnen er veel te zijn) kon deze categorie nog wel eens veel voorko-
men.

Zevende voorbeeld

Het zevende voorbeeld is het optreden van de hoofdscheidsrechter in de partij Migual Najdorf - Hans Ree, Hoogovenschaaktoernooi, Wijk aan Zee, 14 januari 1971. Ree wil zijn zwarte pion promoveren, maar vindt geen dame. Zie mijn artikel 'De omgekeerde toren'. Najdorf roept de tussenkomst in van de scheidsrechter. De scheidsechter noteert de stand van de klokken en schorst de partij, zelfs voor ruim een week. Het is ook een voorbeeld van rechtsweigering.
De omgekeerde toren  


Achtste voorbeeld

Het achtste voorbeeld gaat over het niet handhaven van de orde en rust.

Uit de beslissing van de competitieleider KNSB inzake Haren - ENO, klasse 3A 2007 - 2008, 3 november 2007. 'De wedstrijdleider zegt dat er in het laatste kwartier van de speeltijd tweemaal enige geluidsoverlast was. Beide keren werd er tot stilte gemaand door de teamleider van Haren en beide keren was het snel weer rustig. De wedstrijdleider stond bij een partij mee te noteren, maar zag dat er goed werd ingegrepen en bleef bij de partij.
In beide gevallen werd hem ook niet verzocht om de stilte te handhaven.'

In dit voorbeeld gaat het twee verschillende taken van een scheidsrechter. Die van handhaver van orde en rust (artikel 13.2) en die van hoofd facili-
taire zaken (artikel 8.5, het noteren van de partij indien beide spelers in tijdnood zijn). Indien de aanwezigheid van de scheidsrechter elders is ge-
wenst, moet hij een assistent aanwijzen die de partij voor hem noteert.
In het geval van Haren - ENO heeft de scheidsrechter een verkeerde priori-
teitstelling gemaakt.

Het komt trouwens veel voor dat een scheidsrechter zich aan zijn verant-
woordelijkheden onttrekt door uitsluitend oog te hebben voor één partij.
Een goede scheidsrechter noteert bij tijdnood geen partij maar laat dat over aan een of meer assistenten zodat hij zelf tijd heeft voor zijn andere taken.


Negende voorbeeld

Wit: Yorick Tromp (Het Witte Paard Haarlem 4)
Zwart: Jimme de Zeeuw (Kennemer Combinatie 6)
Noord-Hollandse Schaakbond, klasse 2D
Haarlem, 20 februari 2008

1. d4 e6 2. e4 d5 3. Pc3 Pf6 4. Lg5 Le7 5. e5 Pe4 6. Lxe7 Dxe7 7. Ld3?! Db4 8. Pge2 0-0 9. 0-0 f5 10. Pb5 Pa6 11. a3 De7 12. c4 c6 13. Pbc3 Pc7 14. Pf4 b5 15. cxd5 Pxd5 16. Lxe4 fxe4




Commentaar van wit: 'Hoe ik het zie: wit staat beter, vanwege de zwakke velden c5 en d6, de witkleurige loper van zwart heeft niet veel te doen. Alleen de zet e4-e3 kan vervelend zijn. Maar ik doe een wonderbaarlijke zet ... 17. Pf4-d2!!??'

'Niet met opzet. Zowel ik als mijn tegenstander had het niet in de gaten. Gelukkig verandert er volgens mij niet veel aan de stelling als wit Pe2 had gespeeld,' aldus wit.

Het vervolg:
17. ... La6 18. Pcxe4 Tf7 19. Pc5 Lb7 20. Pde4 Tf4 21. g3 Tff8 22. Tc1 a5 23. Dg4 b4 24. Dxe6+ Dxe6 25. Pxe6 Tf3 26. P6c5 La6 27. Pxa6 Txa6 28. Pc5 Ta7 29. a4 Pb6 30. Kg2 Tff7 31. f4 Pd5 32, Tfe1 b3 33. Pd3 Tfc7 34. Kf3 Tab7 35. Tc5 Ta7 36. Tec1 Ta6 37. Ke4 Kf7 38. f5 Ke7 39. Pf4 Pb4 40 d5 cxd5+ 41. Pxd5+ Pxd5 42. Txc7+ Pxc7 43.Txc7 Kf8 44. Tb7 Tc6 45. Kd5 Tc2 46. Tdxb3 Txh2 47. Ke6 Th6+ 48. f6 1-0.

De ongeoorloofde zet 17. Pf4-d2 baart opzien. Het levert op het forum van de Haarlemse site o.m. de volgende reacties op:

  • 'Zo, en wie was hier de wedstrijdleider? Vast iemand die de discussie over onreglementaire zetten op het forum niet heeft gevolgd en die zat te wachten tot de tijdnoodfase aanbrak.'

  • 'Voordat ik de reacties las, vermoedde ik even, dat de wedstrijdleider door mijn betoog op het forum geïnspireerd, de spelers lekker hun gang liet gaan. Niet dus. Niettemin toont dit voorbeeld aan, hoe on-
    doenlijk de regel is, dat de wedstrijdleider bij elke onregelmatigheid moet ingrijpen. Wat is de straf voor de nalatige wedstrijdleider trou-
    wens?
    Maar laten we hier de discussie niet overdoen. Wel wil ik nog even koppelen naar de site van Botwinnik (Pieter de Groot), waar Max me de tip voor gaf. Kijk vooral even onder 'De bevoegdheid van de scheidsrechter'.'

  • 'Pieter de Groot niet volledig geloven. Die heeft een eigen blik op het spel en de regels die geregeld niet overeenkomt met de werkelijk-
    heid. Waarschijnlijk zou de partij afgebroken worden. De zaal gaat dicht spelers moeten vroeg weer op. Zou wel grappig zijn, afgebro-
    ken. Verder, als de wedstrijdleider en beide spelers iets niet opmer-
    ken dan is het voor het schaakrecht niet gebeurd,' aldus enkele reacties op het forum van Het Witte Paard Haarlem.
Mijn commentaar op het negende voorbeeld.

Er bestaan komische voorbeelden van ongeoorloofde zetten die de spelers en een scheidsrechter niet hebben bemerkt, zoals rokeren terwijl eerder de koning of de toren is verplaatst, het schaak laten staan van de koning, het doen van een verkeerde zet met een paard, of een loper die van diagonaal verandert. Ook zijn er gevallen dat een speler een stuk heeft aangeraakt en er niet mee heeft gezet.

En in al die gevallen wordt telkens de vraag opgeworpen, 'waar was de scheidsrechter?' Het antwoord op die vraag luidt: de scheidsrechter lette niet op. Hij of zij zit achter een tafel en is overal mee bezig, maar niet met op-
letten. Dit alles is niet alleen onrechtmatig, het is ook onbehoorlijk (let wel, indien men de leer aanhangt van het eigenmachtig ingrijpen). Onbehoorlijk, omdat de betrokken scheidsrechter willens en wetens zijn plicht van opletten verzaakt.

Deze scheidsrechters leven dan ook bij de gratie dat er hopelijk niets ge-
beurt tijdens een partij. Scheidsrechters die menen eigenmachtig in te grij-
pen, lopen dan ook een beetje mooi weer te spelen met hun bevoegdheid. Maar, het vreemde is dat als er onbemerkte, ongeoorloofde zetten worden gedaan, zij zwijgen. Zij zullen niet verklaren dat het hun (mede)verant-
woordelijkheid is en dat zij onbehoorlijk hebben gehandeld door niet op te letten. Ja, ja, wie wordt geschoren moet heel stil zitten.


top  


7. De beslissing is wel rechtmatig en het gedrag is ook behoorlijk

Een scheidsrechter moet zich er voortdurend op voorbereiden dat zijn of haar beslissing rechtmatig is en of zijn of haar gedrag behoorlijk is. Zoals een jurist investeert in zijn vak door zich te verdiepen in een bepaalde wet door regelmatig literatuur en recente uitspraken van rechters te bestuderen, zo moet ook een scheidsrechter investeren in zijn vak.

Een scheidsrechter zal voortdurend ontwikkelingen bij moeten houden (zoals de verwachte wijziging over het te laat komen). Hij zal zich steeds kritisch moeten afvragen of bepaalde beslissingen in zaken die zich hebben voorge-
daan juist zijn. Hij zal zich moeten afvragen 'wat zou ik in dat geval hebben gedaan?' Want, als een scheidsrechter met een probleem te maken krijgt, komt dat als een plotselinge vulkaanuitbarsting. Dan heeft hij weinig tijd meer om over het geval na te denken. Hij moet redelijk snel beslissen; in feite een onmogelijke opdracht bij zulke moeilijke regels als de FIDE-regels.


8. De behoorlijkheidscurve

De scheidsrechter oefent macht uit. Hij is degene die een geschil moet be-
slechten. Dat is zijn verantwoordelijkheid die hij niet kan overdragen aan een ander. Hij moet durf hebben om een onwelgevallige beslissing te ne-
men. De scheidsrechter hoeft niet aardig te worden gevonden.

Hij moet een pijnlijke beslissing durven te nemen. Hij moet een reglemen-
taire nul opleggen bij het afgaan van een mobiele telefoon, ook al vindt hij zelf die straf absurd. De scheidsrechter voert de regels - strikt - uit. Regels die op democratische wijze tot stand zijn gekomen. Streng, maar recht-
vaardig handelt de scheidsrechter.

In het klassieke denken over de scheidsrechter werd uitgegaan van een verticale gezagsverhouding tussen de scheidsrechter en de schaker(s).




Echter, de scheidsrechter moet zich wel behoorlijk gedragen. Die opvatting is heel gewoon. Ook winkelpersoneel, ambtenaren, docenten, iedereen die met mensen te maken heeft, moet zich behoorlijk gedragen.

Al sinds de jaren '60 van de vorige eeuw waar een begin werd gemaakt, en sinds de jaren '80 wordt algemeen aangenomen dat er in de verhouding gezagsdrager - burger een omslag is van een hiërarchische naar een meer horizontale rechtsbetrekking. Het is de maatschappelijke trend van de over-
gang van een bevelsverhouding naar een motiverings- of onderhandelings-
verhouding. Er is zelfs sprake van een enigszins wederkerige rechtsbetrek-
king.

Om die relatie tussen scheidsrechter - schaker in een grafiek weer te geven:




In deze grafiek is de verhouding schaker - scheidsrechter van verticaal naar meer horizontaal gegaan. De verhouding is niet precies horizontaal maar wel in de richting van een horizontale verhouding. Het is geen eenrichtingsver-
keer van de scheidsrechter naar de speler, maar een enigszins wederkerige rechtsbetrekking. De schaker heeft rechten en plichten, en hetzelfde geldt voor de scheidsrechter, hij moet motiveren, uitleggen. De scheidsrechter moet zich behoorlijk gedragen.


top  


9. Speak softly, but carry a big stick

'Spreek zacht, maar draag een dikke stok bij je,' aldus Theodore Roosevelt, de 26ste president van Amerika, (1858 - 1919). Roosevelt had als filosofie dat 'rechtvaardigheid en mildheid' moet worden gecombineerd met kracht, omdat macht het meeste telt als zij wordt gezien niet door de zwakkeren maar door de sterkeren.

De uitdrukking geeft ook weer dat een scheidsrechter niet hoeft te schreeu-
wen. Schreeuwen is zo vaak een teken van onzekerheid. De scheidsrechter kan heel gewoon, en kalm zijn. Vriendelijk, zelfs glimlachend.




Justitia houdt haar weegschaal in de hand, kijkt en denkt na. Zij heeft zelf-
vertrouwen waardoor zij haar zwaard (vroeger het middel om goed en kwaad te scheiden, tegenwoordig het symbool voor de scheidsrechterlijke beslissing) niet dreigend naar boven hoeft te houden, maar sierlijk kan vasthouden en op de grond kan laten rusten. Zij beslist, en motiveert.

Zo kan ook een scheidsrechter zich gedragen als hij of zij voldoende kennis heeft van de FIDE-regels. Indien de FIDE-regels bruikbare regels bevatten en als bij de interpretatie van die regels booby traps worden weggenomen (zoals de interpretatie van het vermeende verbod van een omgekeerde to-
ren), kan een scheidsrechter ontspannen zijn of haar taak verrichten. Zonder een verhoogde polsslag.


10. Geen rechtsmiddelen

De mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen een beslissing of een ge-
draging van de scheidsrechter is niet geregeld in de FIDE-regels. De afzon-
derlijke reglementen, zoals het HSB-competitiereglement of het KNSB-com-
petitiereglement, bevatten regels.

Artikel 27, lid 3, van het HSB-competitiereglement luidt:
'Wanneer een teamleider het met een beslissing van de wedstrijdleider niet eens is, kan hij daartegen bezwaar maken bij de competitieleider.'

Artikel 4, eerste lid, van het HSB-competitiereglement luidt:
'Van alle door de competitieleider genomen beslissingen staat voor de be-
langhebbende vereniging(en) beroep open bij de Commissie van Beroep.'

In de HSB-competitie kan de teamleider of de belanghebbende optreden tegen de beslissing van resp. de scheidsrechter of de competitieleider.
Het is niet mogelijk dat te doen tegen een gedraging van de scheidsrechter of de competitieleider.

In het KNSB-competitiereglement komen in artikel 3, eerste lid, artikel 20, derde lid, en artikel 21, derde lid soortgelijke bepalingen voor.

De commissie van beroep van de KNSB acht zich bevoegd het gedrag van een scheidsrechter te toetsen. Bijvoorbeeld de beslissing van 28 februari 2008: 'spreekt zijn afkeuring uit over het gedrag van de wedstrijdleider'.
Een betreurenswaarde opmerking, maar daaraan zal ik in een ander artikel aandacht aan schenken.


11. De overijverige scheidsrechter

Tot slot. Op een Amerikaans toernooi wordt de volgende partij gespeeld.

1. d4 Pf6 2. Pf3 g6 3. e3 Lg7 4. Ld3 d6 5. e4 0-0 6. 0-0 e5 7. dxe5 dxe5 8. Pxe5 Pxe4 9. Pxf7 Pxf2 10. Txf2 Dd4 11. c3 Db6 12. Db3 Dxb3 13. axb3 Le6 14. Ph6+ Lxh6 15. Lxh6 Txf2 16. Kxf2 Lxb3 17. c4 Pc6 18. Ta3 Ld1 19. Pc3 Lg4 20. Pb5 Td8 21. Pxc7 Ld7 22. Pd5 Le6 23 Le4 Pe5 24. h3 Pxc4 25. Tf3 Pxb2 26. Pe7+ Kh8 27. Lg5 Pd1+ 28. Kg3 Kg7 29. Pxg6 Td7 30. Lf6+ Kh6 31. Tf4 Lf5




De zwartspeler staat verloren. Zwart ziet dat als wit op de verkeerde manier de partij voortzet hij een kwaliteit wint en met twee verbonden, vrije pion-
nen de partij zal winnen. De essentie is dat de verkeerde voortzetting zo op het oog leidt tot mat, hoe gek dat ook klinkt.

De witspeler doet 32. Th4+.

Wit denkt dat hij zwart heeft mat gezet. De scheidsrechter kijkt toe, grijpt het notatieformulier en overhandigt het zwart om het te tekenen. Een om-
stander maakt wilde gebaren. Zwart denkt nog: 'Ik dacht dat ik het mat kon verhinderen.'

Omdat ook de scheidsrechter duidelijk maakt dat het mat is neemt zwart als verdoofd het notatieformulier aan. De witspeler steekt zijn hand uit en zwart schudt zijn hand. Dus ondertekent zwart het formulier als teken dat hij heeft verloren.

Er was geen mat, en in feite had zwart kunnen winnen. Weliswaar heeft wit zijn tegenstander niet mat gezet, maar wit heeft toch gewonnen omdat zwart de partij heeft opgegeven. Niets menselijks is ook een scheidsrechter vreemd, ook een scheidsrechter kan zich vergissen.

Kort daarna als zwart weer bij zijn positieven is, zegt hij: 'Er klopt iets niet.' Een omstander bevestigt dit. Zwart roept de tussenkomst in van de scheids-
rechter en claimt dat de partij niet is geëindigd door mat. Door toedoen van de scheidsrechter is hij gezwicht voor de druk om op te geven. Hij eist de voortzetting van de partij.

Rijst de vraag of de uitslag kan worden teruggedraaid.

De commissie van beroep van de West-Duitse voetbalbond heeft eens zo'n zaak behandeld. Het gaat om een voetbalwedstrijd tussen Borussia Neun-
kirchen tegen Stuttgarter Kickers in december 1978. Hoewel de bal in het zijnet belandt, keurt de scheidsrechter het doelpunt goed. En dat is juist het beslissende doelpunt.

'Offenkundigkeit liegt vor, wenn für jeden Spieler und Zuschauer, welcher der Spielszene ohne Sichtbehinderung folgen konnte, unmittelbar und irr-
tumsfrei wahrnehmbar und beweisbar war, dass der Ball die Torlinie ausser-
halb der Torpfosten überquert hatte und hinter dem Tor liegen blieb,' Ambt-
liche Mitteilungen DFB 31 januari 1979, blz. 2 - 4.

Indien duidelijk blijkt dat de scheidsrechter het gebeurde onjuist heeft waar-
genomen, is er reden voor een uitzondering, aldus de Duitse commissie van beroep en beslist dat de wedstrijd moet worden overgespeeld.

Vraag: Hoe kwalificeert u de beslissing van de Amerikaanse scheidsrechter en hoe zijn gedrag?


© 2008  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot