DE GEVOLGEN VAN EEN SCHEIDSRECHTERLIJKE DWALING |
Aan het Amerikaanse 'National high school championships 2008' doen 338 middelbare scholieren mee uit alle Amerikaanse staten, van wie veel spelers een rating boven de 2000 hebben. In de laatste ronde spelen Warren Harper en Adam Weser tegen elkaar. Op een Amerikaans site wordt de partij 'a comedy of errors' genoemd. Overigens moet worden bedacht dat op dat toernooi niet de FIDE-regels gelden, maar de USCF-rules. Een overzicht van de paragrafen: 1. Een komedie van vergissingen 2. De opvatting van Gijssen 3. De ongeoorloofde en passant zet 4. De spelers regelen het probleem zelf 5. Zwart roept de tussenkomst in 6. Het recht verspelen te claimen 7. Het opgeven van de partij 8. Wit roept de tussenkomst in 9. De integere scheidsrechter 10. De beslissing van de afdelingsscheidsrechter 11. De ouder van zwart roept de tussenkomst in 1. Een komedie van vergissingen Wit: Warren Harper, USA (2340) (zal als derde eindigen) Zwart: Adam Weser, USA (2150) (zal als zeventiende eindigen) National high school championships Atlanta, april 2008 Laatste ronde Uit het toernooiverslag: 1. e4 e6 2. d4 d5 3. Pc3 Pf6 4. Lg5 Le7 5. e5 Pfd7 6. h4 a6 7. Dg4 Lxg5 8. hxg5 c5 9. g6 f5 10. gxf e.p.? En passant slaan mag niet. Het is een ongeoorloofde zet. Zwart claimt en ontvangt twee minuten extra bedenktijd. Hij claimt niet 'aanraken is zetten'. De partij vervolgt met 10. Df4 Daarna vervolgt de partij met nog twee zetten. Vervolgens realiseert zwart zich dat hij op de tiende zet ook had moeten claimen 'aanraken is zetten'. Zwart roept de tussenkomst in van de scheidsrechter, die beslist dat 'nu er nog geen tien zetten zijn gedaan, teruggegaan moet worden naar de stelling na 9. ... f5 en dat wit een zet moet doen met zijn g-pion'. Als dat gebeurt, slaat zwart de dame. Wit geeft direct op. Vervolgens vraagt wit aan de scheidsrechter of hij bezwaar kan aantekenen. Dan begint de scheidsrechter te twijfelen aan de juistheid van zijn beslissing. Hij verklaart dat bezwaar aantekenen niet nodig is en dat hij zelf wel naar de afdelingsscheidsrechter, 'section chief', zal gaan om zijn mening te vragen. De afdelingsscheidsrechter vernietigt onmiddellijk de beslissing. De twee spelers, die hun spullen al hadden gepakt en de speelzaal al hadden verlaten, krijgen de opdracht direct terug te komen om hun partij te vervol- gen op het moment waarop zwart heeft geclaimd wegens aanraken is zetten. Zwart lijkt boos te zijn volgens wit, maar zwart protesteert niet. De partij gaat volgens wit verder als 'een ingewikkeld middenspel, dat aan het eind iets beter is voor wit, waarop zwart een stuk blundert.' De partij vervolgt met: 10. Df4 cxd4 11. Txh7 Tg8 12. Pce2 Pc6 13. Pf3 Dc7 14. 0-0-0 Pf8 15. Th5 Pxg6 16. Dh2 Pcxe5 17. Pexd4 Db8 18. Pxe5 Dxe5 19. Dxe5 Pxe5 20. Te1 Pc6 21. Pxe6 Lxe6 22. Txe6+ Kd7 23. Tg6 Pe7 24. Tb6 Kc7 25. Te6 Kd7 26. Te1 Kd6 27. Ld3 g6 28. Th7 Tae8 29. Kd2 Th8 30. Texe7 Txe7 31. Txh8 1 - 0. Nadat de partij weer was begonnen heeft ondertussen een van de ouders van zwart een bezwaar ingediend. Het leidt er toe dat zwart nadat hij de partij had verloren een extra halve punt ontvangt. Hoewel deze bonus een redelijke tegemoetkoming lijkt voor de fout van de scheidsrechter, is het erg vreemd dat een ouder van een middelbare schoolleerling het recht heeft bezwaar aan te tekenen. Het is overbodig te zeggen dat het erg verrassend is dat iemand met een rating van 2300 de en passant regel niet kent, een deskundige de regel 'aanraken is zetten' niet kent, en dat de hoofdscheidsrechter een duidelijk onjuiste beslissing neemt. Als Warren Harper bij de prijsuitreiking de beker voor de derde prijs in ont- vangst neemt, merkt Harper half grappend op: 'Ik hoop maar dat dit me geen slecht karma geeft.' eindigt het toernooiverslag. 2. De opvatting van Gijssen Alex Relyea heeft deze zaak voorgelegd aan Gijssen, waarbij Alex vermeldt dat nadat wit de partij heeft opgegeven wit beide notatieformulieren heeft ondertekend. Gijssen antwoordt, waarbij hij eerst artikel 7.4 a en b, 4.3a, 4.7 en 5.1.b citeert: 'De zwart speler claimde op juiste wijze dat de speler met de witte stukken een ongeoorloofde zet heeft gedaan. Wit was vervolgens verplicht een zet te doen met zijn g-pion, aangenomen dat die zet geoorloofd was. Echter, ken- nelijk speelde hij een andere zet. Het gevolg ervan is dat de claim van zwart enkele zetten later namelijk dat wit een zet met de pion had moeten doen, in plaats van met de dame, ongeldig is, vgl. artikel 4.7. De scheidsrechter had de claim moeten afwijzen. Trouwens, het is vreemd dat de tegenstander zelf zich twee minuten extra bedenktijd heeft toegekend. Te veel storende ele- menten maken deel uit van deze partij. Volgens artikel 5.1 b, is de partij geëindigd zodra wit opgaf. Maar, zijn opge- ven was gebaseerd op een onjuiste beslissing van de scheidsrechter. Ik heb het gevoel dat wit erg emotioneel was toen hij besloot op te geven. Echter, ik ben het ermee eens dat nadat de notatieformulieren zijn getekend om de uitslag te bevestigen, alles niet relevant is. Daarom staat volgens mij de uitslag vast: wit gaf of en tekende de notatie- formulieren. In de toekomst zien we misschien spelers die weigeren hun notatieformulieren te tekenen om zo de mogelijkheid te behouden bezwaar aan te tekenen. De kwestie moet in Dresden besproken worden. Er ligt een voorstel dat bezwaar mogelijk moet zijn zelfs nadat de notatieformulieren zijn getekend. Tot slot is de uitslag van de partij 1½ - ½ erg ongebruikelijk,' aldus Gijssen, juni 2008, 'The arbiter is my opponent's mother'. 3. De ongeoorloofde en passant zet De witspeler doet een ongeoorloofde en passant zet. Het rechtsgevolg ervan is het volgende. De FIDE-regels In dat geval is artikel 7.4 van toepassing. Dat artikel luidt: a. Als tijdens een partij blijkt dat er een onreglementaire zet, inclusief het niet voldoen aan alle eisen van de promotie of het slaan van de koning van de tegenstander, is voltooid, wordt de stelling teruggebracht naar de stelling onmiddellijk voorafgaand aan de onregelmatigheid. Wanneer deze stelling niet kan worden bepaald, wordt de partij voortgezet vanuit de laatste vast te stellen stelling voor de onregelmatigheid. De klokken worden bijgesteld overeenkomstig artikel 6.14. Artikel 4.3 is van toepassing op de zet die de onreglementaire zet vervangt. De partij wordt dan voortgezet vanuit deze herstelde stelling. b. Na de handeling, beschreven in artikel 7.4a, geeft de arbiter, bij de eerste twee onreglementaire zetten van een speler, in beide gevallen twee minuten extra tijd aan zijn tegenstander; bij een derde onreglementaire zet van de- zelfde speler wordt de partij voor hem verloren verklaard door de arbiter. Op grond van dit artikel a. wordt teruggegaan naar de tiende zet van wit; b. worden de klokken bijgesteld met de tijd die is verstreken sinds die zet. Omdat niet bekend is om hoeveel tijd het gaat, is dat natuurlijk een kwestie van schatten; c. ontvangt de zwartspeler twee minuten extra bedenktijd; d. moet wit in beginsel de partij voortzetten waarbij hij moet zetten met de pion op g6, dat wil zeggen 10. gxh7; e. en zo gaat de partij verder. De USCF-rules In Amerika geldt een andere regel. De FIDE-regel is overgenomen, maar er bestaan de volgende uitzonderingen op. 1. een stelling kan alleen dan worden teruggebracht naar de juiste stelling als de ongeoorloofde zet is gedaan binnen tien zetten voorafgaande aan de claim; 2. de tijden worden niet bijgesteld, tenzij 3; 3. alleen in de tijdnoodfase ontvangt de tegenstander twee minuten extra bedenktijd; 4. uitdrukkelijk is geregeld dat de zettenteller van een klok kan worden bijgesteld. Op grond van de USCF-rules a. wordt teruggegaan naar de tiende zet van wit; b. worden de klokken niet bijgesteld met de tijd die is verstreken sinds die zet (afwijking op de FIDE-regels); c. ontvangt de zwartspeler geen twee minuten extra bedenktijd (afwijking op de FIDE-regels); d. moet wit de partij voortzetten waarbij hij in beginsel moet zetten met de pion op g6, dat wil zeggen 10. gxh7; e. en zo gaat de partij verder. 4. De spelers regelen het probleem zelf In Amerika zijn de spelers meer zelf verantwoordelijk om op te letten wat er gebeurt tijdens het spel. In het gunstigste geval is een scheidsrechter in de zaal aanwezig. Prof. dr. Kenneth Sloan, een bekend Amerikaans organisa- tor/wedstrijdleider/scheidsrechter, licht het verschil tussen de FIDE-regels en de Amerikaanse USCF-rules als volgt toe: Zie toelichting 'Heel ruw gesteld zijn de FIDE-regels geschreven onder de veronderstelling dat een scheidsrechter alles kan zien of kan zien dat van belang is dat tij- dens elke partij gebeurt. Toen de regels werden geschreven, was dat gro- tendeels waar - en dat wordt steeds minder en minder. De USCF-regels gaan er simpel gezegd vanuit dat er niet genoeg scheids- rechters zijn, waardoor enige verantwoordelijkheid is teruggelegd bij de spelers. Er zijn toernooien waar een speler naar een andere zaal moet om een scheidsrechter te vinden. Deze achterliggende gedachte van de USCF-regels is noodzakelijk om de USCF-regels te begrijpen,' aldus Sloan. De Amerikaanse spelers hebben de tussenkomst van de scheidsrechter niet ingeroepen, maar hebben samen het probleem van de ongeoorloofde zet opgelost. En als de spelers dat geval zonder een deskundige willen regelen is dat prima. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid. Precies zoals het ook in het gewone leven gebeurt. Als er problemen zijn schakelen ook de meeste mensen niet een advocaat in. Ze lossen het probleem onderling op. Echter, de spelers moeten niet piepen als later blijkt dat ze de regels ver- keerd hebben toegepast. Dan treedt het beginsel 'Een man een man, een woord een woord' in werking. Ze moeten zich houden aan hun gemaakte afspraken, ook al hebben ze zich vergist. Afspraken, zeg maar overeen- komsten, strekken spelers tot wet. Doen zij dat niet schenden zij artikel 12.1 van de FIDE-regels. Dat artikel regelt dat de spelers zich moeten onthouden van handelingen waardoor het schaakspel in diskrediet wordt gebracht. Het niet nakomen van (op integere wijze tot stand gekomen) afspraken is on- sportief en brengt het schaakspel in diskrediet. Ook op de naleving van dat artikel moet de scheidsrechter toezien, artikel 13.1. De spelers zijn zelf teruggegaan naar de stelling van de tiende zet van wit. De ongeoorloofde en passant zet hebben zij hersteld, en in strijd met de USCF-rules kent zwart zich twee minuten extra bedenktijd toe. En wit ver- volgt de partij met 10. Df4. Echter, op de twaalfde zet realiseert zwart zich dat zij de regels verkeerd hebben toegepast. Die ontdekking komt te laat. En dan gaat het fout. Hij roept de tussenkomst in van de scheidsrechter. 5. Zwart roept de tussenkomst in Nu er minder dan tien zetten zitten tussen de ongeoorloofde zet en de claim, acht de scheidsrechter zich op grond van de USCF-rules bevoegd te beslis- sen. De scheidsrechter weet dat de spelers op de tiende zet zelf hun geschil hebben geregeld. Ik zou menen dat de scheidsrechter tegen de spelers had moeten zeggen dat zij het conflict zelf hebben opgelost, zodat hun gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. De scheidsrechter ziet er op toe dat dat ge- beurt. En verklaart zich onbevoegd de afspraak te veranderen. Niettemin acht de scheidsrechter zich wel bevoegd het conflict te beslechten. Dat is zijn eerste fout. Hij vernietigt impliciet de afspraak die geldt tussen de spelers. Hij beslist dat moet worden teruggegaan naar de stelling na 9. ... f5 en dat wit een zet moet doen met zijn g-pion. En dat is zijn tweede fout. Dan komt namelijk artikel 4.7 om de hoek kijken. 6. Het recht verspelen te claimen Artikel 4.7 gaat over het verspelen van het recht om te claimen. Het artikel luidt: 'een speler verspeelt zijn recht op een claim tegen een overtreding door zijn tegenstander van artikel 4.3 of 4.4, als hij met opzet een stuk aan- raakt'. Een soortgelijke regel komt ook voor in de USCF-rules. Toen de spelers het probleem zelf oplosten en de partij met 10. Df4 werd vervolgd deed zwart zijn tiende zet. Zodra hij dat deed trad artikel 4.7 in werking. Vanaf dat moment was het niet meer mogelijk de tiende zet van wit te corrigeren. Zo is het mogelijk een verband te trekken tussen de regel 'afspraken zijn afspraken' en artikel 4.7. 7. Het opgeven van de partij Nadat de scheidsrechter heeft beslist wordt de partij vervolgd. En na 10. gxh slaat zwart de witte dame met 10. ... fxg4. Wit geeft op. Hij ondertekent beide notatieformulieren. Het gevolg van het opgeven van de partij is, dat de partij op grond van artikel 5.1 sub b van de FIDE-regels 'onmiddellijk' is geëindigd. Een soortgelijke regel bestaat ook in de USCF-rules. De partij is geëindigd, en de uitslag is 0 - 1. Echter, wit tekent bezwaar aan. 8. Wit roept de tussenkomst in Nadat wit de partij heeft opgegeven roept hij de tussenkomst in van de scheidsrechter. Dan rijst de vraag of het mogelijk is de tussenkomst in te roepen als de par- tij is geëindigd. Dat is de vraag naar de ontvankelijkheid van het bezwaar. Naar mijn mening kan een speler ook nadat de partij is geëindigd de tussen- komst van de scheidsrechter inroepen als het gaat om een gebeurtenis die zich tijdens de partij heeft voorgedaan. Ik heb dit beschreven in het ant- woord op de schaakrechtsvraag van oktober 2004. Lees verder Er moet dan ook een onderscheid gemaakt worden tussen 'de mogelijkheid de tussenkomst in te roepen' en: de al of niet gegrondheid van het bezwaar. Bovendien als er onvrede bestaat tussen spelers is de scheidsrechter bij uitstek de persoon die daar een einde aan kan maken. Daar is hij voor. 9. De integere scheidsrechter De scheidsrechter kan het bezwaar dan ook gerust behandelen. Stel, dat de bezwaargrond de volgende is: 'Scheidsrechter, de reden waarom ik de partij heb opgegeven heeft met uw eerste beslissing te maken. Uw beslissing was onjuist. U had niet mogen be- slissen dat de partij moet worden vervolgd met een pionzet. Door dat wel te doen heb ik 10. gxh7 moeten doen. Die zet is in strijd met artikel 4.7. De partij had moeten voortgezet met 10. Df4. Dan was de partij anders verlo- pen en had ik de partij niet opgegeven. Door uw beslissing heb ik gedwaald. U heeft mij op het verkeerde been gezet. En daardoor heb ik opgegeven. Ik verzoek u dan ook uw beslissing te herzien, terug te keren naar de tiende zet van wit en te beslissen dat de partij moet worden vervolgd met 10. Df4.' Zo wordt de scheidsrechter geconfronteerd met zijn eigen beslissing. Dat kan hij nooit op objectieve wijze beslissen als voorgeschreven in het Voor- woord op de FIDE-regels. De scheidsrechter heeft dan uitstekend gehandeld door zich te wenden tot de afdelingsscheidsrechter. Zo hoort het ook, dat is zuiver. Dit gedrag is een voorbeeld voor vele scheidsrechters. 10. De beslissing van de afdelingsscheidsrechter De weegschalen van de afdelingsscheidsrechter. Justitia met onder haar linker voet de FIDE-regels en de USCF-rules. Koperen replica van een negentiende eeuws beeld. Dit anderhalf meter hoge beeld staat in het ministerie van Justitie in Den Haag. De inkttekening is van de Haagse kunstenaar Bastiaan de Wit. In de ene weegschaal ligt het gevolg van de onjuiste beslissing van de scheidsrechter. Waaraan de direct fatale voortzetting 10. gxh7 is verbonden. Daaraan is direct verbonden het opgeven van de partij. Dat direct de partij beëindigt. Een keten van gevolgen gebaseerd op de scheidsrechterlijke dwaling. In de andere weegschaal ligt 'afspraak is afspraak'. En het gegeven dat de zet 10. Df4 de enig juiste voorzetting is. Wat moet een afdelingsscheidsrechter zwaarder laten wegen? Moet de afde- lingsscheidsrechter dan zo redeneren dat hij tegen de speler moet zeggen dat deze tegen de beslissing van de scheidsrechter beroep had moeten aantekenen, en door dat na te laten er niets meer aan de zaak gedaan kan worden? Moet de afdelingsscheidsrechter elk vervolg facet afzonderlijk op zijn eigen merites beschouwen? We moeten er niet aan denken dat spelers voortaan om formele redenen beroep gaan aantekenen. Nee, want recht is soms meer dan de som van de delen.Het recht is soms: knopen doorhakken. Recht is geen wiskunde. En het is de afdelingsscheidsrechter die op dat moment en in die situatie afweegt. De ene scheidsrechter kiest voor een formele benadering en kijkt naar elk afzonderlijk aspect in de keten (zonder oog te hebben voor het geheel), en de andere scheidsrechter kijkt naar het geheel, kijkt daar waar het geschil in zijn kern om gaat. Sommigen zullen menen dat de beslissing van de afdelingsscheidsrechter redelijk en billijk is. Een andere beslissing zou namelijk leiden tot een speler die het slachtoffer is van de scheidsrechterlijke dwaling. Een beslissing die nota bene zonder al te veel problemen is te corrigeren. Dan moet een afde- lingsscheidsrechter de kans grijpen om te herstellen wat fout was. Om te voorkomen dat het schaakspel in diskrediet wordt gebracht. Anderen zullen menen dat ook al is de eerste scheidsrechterlijke beslissing onjuist, deze onaantastbaar wordt als een van de spelers geen beroep aan- tekent. Zodat het opgeven van de partij tot gevolg heeft dat er niets meer aan de zaak valt te doen. Als men dat wel doet brengt men de rechtszeker- heid en daardoor het schaakspel in diskrediet. Daar valt ook wel wat voor te zeggen. In dit verband sluit ik me graag aan bij de opvatting van Slavekoorde, de toenmalige voorzitter van regelscommissie van de FIDE, die pleitte voor meer vrijheid voor een scheidsrechter om te handelen waarbij de scheids- rechter met alle omstandigheden van het geval rekening kan houden. Slavekoorde zag in de jaren 60 van de vorige eeuw met lede ogen aan hoe een proces van gedetailleerde FIDE-regels in gang werd gezet. De huidige FIDE-regels zijn al zo moeilijk geworden dat de kans dat scheidsrechters fouten maken veel te groot is geworden. Dat geeft nieuwe ongelijkheid. Dan kan men net zo goed de regels wijzigen en aanpassen aan de realiteit. Ik vind het een juiste beslissing van de afdelingsscheidsrechter. 11. De ouder van zwart roept de tussenkomst in Om twee reden is de beslissing van de scheidsrechter onjuist om het be- zwaar van de ouder in behandeling te nemen en om zwart een halve punt toe te kennen. In de eerste plaats kan niemand achter de rug van de direct betrokken spe- ler om namens die speler bezwaar aantekenen. En dat geldt ook voor de ouder van de zestienjarige zwartspeler. Omdat de speler aan het schaken is, heeft de ouder nooit de machtiging kunnen ontvangen. Het is een geval van onbevoegde vertegenwoordiging. Overigens, als het voorkomt leg ik op basisschooltoernooien mijn beslissing juist altijd wel uit aan de betrokken ouders. En ook na afloop van de partij als een ouder bij mij komt met onvrede over een gebeurtenis die zich heeft voorgedaan tijdens een partij ga ik op de zaak in. En soms heeft een ouder ook gelijk, maar valt er niets meer aan te doen. Het is dan ook altijd goed zoiets te erkennen, opdat de speler en of de ouder het voorval sneller kun- nen verwerken. Hun dag moet door het voorval niet worden bedorven. In de tweede plaats kan een partij niet onder bezwaar worden verder ge- speeld. Het doet me denken aan wat John Pouwels op 20 maart jongstleden is overkomen in de gezamenlijke slotronde van de HSB-competitie georga- niseerd door Botwinnik. Een speler roept zijn tussenkomst in. Terwijl zijn tegenstander aan zet is, heeft de buurman van de speler per ongeluk zijn klok in beweging gezet, stelt hij. De scheidsrechter onderzoekt de zaak en wijst het verzoek af. De speler is het met die beslissing niet eens. Hij ver- klaart dat hij onder bezwaar verder speelt. Daarop antwoordt de scheids- rechter: 'Dat kan niet. Of je tekent bezwaar aan en is het spel geschorst totdat de competitieleider heeft beslist, of je speelt zonder bezwaar verder.' De speler kiest voor het laatste. Een juiste beslissing van de scheidsrechter. © 2008 Pieter de Groot |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |