HOME     SCHAAKRECHT     SCHAAKRECHTSVRAGEN     VRAAG 01-06-2004
BEANTWOORDING SCHAAKRECHTSVRAAG JUNI 2004 (27-06-2004)
1. Over en weer afkijken in Göteborg

In de Zweedse plaats Göteborg vindt in 1955 in een zaaltje van een stu-
dentensoos het interzonale schaaktoernooi plaats. Dat is een toernooi als voorronde van het wereldkampioenschap.

In zijn hotelkamer bereidt op de avond voor de derde ronde grootmeester Donner zich voor op een partij met Geller. Tegen zijn secondant Constant Orbaan, die overigens beter bekend staat om zijn kennis van het schaak-
recht, spreekt Donner de historische woorden: 'wat doe je tegen 1. e2-e4?'. Orbaan adviseert een één of andere variant. Deze komt de volgende dag ook nog op het bord.

Op de avond voor de laatste ronde bereiden de Argentijnen Pilnik, Panno en Najdorf zich voor op hun partijen tegen de Russen Spasski, Geller en Keres. De Argentijnen zijn erop gebrand de Russen te verslaan. Die avond hebben de Argentijnen met zwart een nieuwtje voorbereid: 9. ... g5! Zij verwachten dat de Russen er in zullen trappen. Hoe het mogelijk is dat een schaker, laat staan drie schakers, kunnen inschatten hoe een partij zal gaan verlopen, begrijp ik niet. Heel vaak heb ik het Urusof gambiet voorbereid, maar nog nooit heb ik dat op het bord gekregen.

Wat er die volgende dag gebeurt, is bijna niet te geloven. De partijen zijn beschreven door mr. E. Straat in 'Praatschaak 2' op bladzijde 159 e.v. en door Tim Krabbé  

Het zijn drie onsterfelijke schaakrechtpartijen. De eerste 13 zetten van de partijen Spasski - Pilnik, Geller - Panno en Keres - Najdorf verlopen in de 14e ronde identiek. Mr. Straat schrijft dat de Argentijnen net zo hard spieken als de Russen. Over en weer wordt dus afgekeken.

Het zettenverloop:
1.   e4   c5
2.   Pf3   d6
3.   d4   cxd4
4.   Pxd4   Pf6
5.   Pc3   a6
de moderne Najdorf-variant
6.   Lg5
Straat meent dat deze zet praktisch e5 verhindert
6.   ...   a6
7.   f4   Le7
8.   Df3   h6
9.   Lh4   g5
het nieuwtje
10.  fxg5   Pfd7
11.  Pxe6   fxe6
12.  Dh5+   Kf8

Achter het bord ontdekt Geller de weerlegging:
13.  Lb5
Straat stelt dat 'voor het vervolg de bestrijking van het veld e8 onmisbaar is'. Tim Krabbé meent dat de loper onkwetsbaar is, in verband met 14. 0-0+. Spasski en Keres kijken af en spelen ook 13. Lb5




Panno speelt direct
13.   ...   Pe5
en voorkomt daarbij het mat. Geller antwoordt
14.  Lg3!
en dreigt opnieuw 'met mat of zoiets', aldus Straat. Panno doet 14.   ...   Lxg5
een zwakke zet, zo meent Straat. Krabbé geeft aan dat de pointe van Lb5 is dat zwart zijn paard op e5 niet kan handhaven; een ondersteunend paard op c6 of d7 kan geslagen worden. Snel gaat het voor Panno verkeerd:
15.  0-0+   Ke7
16.  Lxe5   Db6+
17.  Kh1   dxe5
18.  Df7+   Kd6
19.  Tad1+   Dd4
etc.

Najdorf en Pilnik die nog steeds aan het afkijken zijn, wachten het verloop van de partij van Panno af voordat zij zelf zetten. Zij zien dat 13. ... Pe5 niet goed afloopt en kiezen voor een andere voortzetting, namelijk (met aante-
keningen van Straat):
13.  ...   Kg7
14.  0-0
dreigt mat
14.  ...   Pe5
15.  Lg3!   Pg6
16.  gxh6+   Th6
17.  Txf7+   Kf7
18.  Dxh6   axb5
er is niets anders, veld e8 moet vrij
19.  Tf1+   Ke8
20.  Dg6+   Kd7
21.  Tf7   Pc6
22.  Pd5!   Ta2

Tot nu toe verlopen de partijen Spasski - Pilnik en Keres - Najdorf op deze wijze.



Het is niet bekend wie het eerste de 24e zet doet, Keres of Spasski. In ieder geval weigeren zij het paardoffer. Hierna scheiden de wegen van Keres en Spasski. Ieder volgt zijn eigen weg.

Partij Keres:
23.  h4   Dh8
24.  Pxe7   Pxe7
25.  Dg5   1 - 0.

Partij Spasski:
23.  h3   Dh8
24.  Pxe7   Pxe7
25.  Dg5   Ta1+
26.  Kh2   Dd8
27.  Dxb5+   Kc7
28.  Dc5+   Kb8
29.  Lxd6+   Ka8
30.  Lxe7   Ta5
31.  Db4   1 - 0.


Rijst de vraag of het gedrag van de Russen en Argentijnen geoorloofd is.
Mr. Straat vindt dat er op schaaktoernooien niets onbehoorlijks steekt in dit afkijken, alle reglementen laten het volgens hem toe. Hierbij teken ik aan dat het gaat om de regels van 1955 en niet om die van 2004.

De FIDE-regels gaan uit van het fundamentele beginsel van de vrijheid van schakers om zelf te bepalen welke zetten zij doen. Er is niets op tegen indien een schaker een zet doet die hij heeft geleerd uit een schaakboek, of die hij op een toernooi heeft opgedaan. Een schaker is vrij, tenzij een FIDE-regel hem een beperking oplegt.

In dit geval is er niet zo'n beperking. Als de zes schakers van hun partij geen probleem maken, moet een scheidsrechter daar ook niet een rechts-
probleem van maken. Een kalkoen bepaalt met kerstmis ook niet wat er wordt gegeten. Nu geen van de schakers de tussenkomst van de scheids-
rechter heeft ingeroepen, is de scheidsrechter op grond van artikel 13.6 onbevoegd eigenmachtig in te grijpen. Er is namelijk geen specifieke regel die bepaalt dat hij in zo'n geval dat wel moet doen.


top  


2. Eenzijdig afkijken op het Corus toernooi

Tijdens het Corus toernooi in januari 2000 kijken in de zevende ronde Van Wely en Short de zetten af die Kasparov en Anand ook in die ronde doen.
Het bijzondere is dat de eerste zes zetten van de spelers niet gelijk zijn, vergelijk:

Kasparov - Anand:
1.  d4   Pf6
2.  c4   e6
3.  Pc3   Lb4
4.  Pf3   c5
5.  g3   cxd4
6.  Pxd4

Van Wely - Short:
1.  Pf3   e6
2.  d4   c5
3.  c4   cxd4
4.  Pxd4   Pf6
5.  Pc3   Lb4
6.  g3

Het Nimzo-Indisch met g3, zo heeft Jacques Vermeulen mij verteld. Ik weet niet of Van Wely en Short na deze stelling er achter kwamen dat hun stelling identiek was aan die van Kasparov en Anand. Mogelijk is dat de stelling op de zesde zet van Kasparov vrij snel op het bord stond, zodat Van Wely en Short deze stelling op een andere wijze hebben opgezet.

In ieder geval zijn vanaf de 6e zet tot de 21e zet van zwart de beide partijen gelijk. Van Wely en Short kijken iedere keer de zetten af van Kasparov en Short en nemen die zetten over. Na de 21e zet besluit Short een andere voortzetting te verkiezen dan Anand. Van Wely en Short spelen op eigen kracht door tot de 25e zet van zwart en komen dan remise overeen. De scheidsrechter heeft niet ingegrepen. Na afloop heeft Short veel plezier.

Gijssen om advies gevraagd, meent dat een scheidsrechter gelijk heeft door geen maatregelen te nemen tegen deze spelers. Wel vindt Gijssen dat een scheidsrechter de tafels van elkaar kan scheiden om zo het afkijken te bemoeilijken. Hij concludeert dat er niets is te doen tegen dit soort bedrog.
Vergelijk: What shall we do with a sleeping player? (februari 2000) op www.chesscafe.com  

Naar mijn mening is de les van Göteborg dat het de eigen vrijheid van de spelers is zo te handelen. Als Kaparov en Anand het gedrag van Van Wely en Short niet erg vinden, is er niets aan de hand. Het verplaatsen van tafels is dan ook zonder zin. En het is mij een raadsel waarom er bedrog in het spel is. Anders wordt het als Kasparov en Anand zich storen aan het gedrag van Van Wely en Short en daartoe de tussenkomst inroepen van de scheids-
rechter. Dan moet de scheidsrechter onderzoeken of hinder aanwezig is.

Op grond van artikel 12.4 in verband met artikel 13.7 moeten Kasparov en Anand accepteren dat andere schakers en toeschouwers naar hun partij kijken. Toekijken is geen hinder. Maar, het is niet vol te houden dat er geen beperkingen kleven aan het toekijken. Het gaat namelijk om het gedrag dat daarop volgt.

Als het gedrag van de spelers en de toeschouwer zuiver is hebben Kasparov en Anand dat te aanvaarden. Dan moeten zij maar leren dat mensen naar hun partij kijken, net zoals Botwinnik trainde door bij oefenpartijen sigaren-
rook in zijn gezicht te laten blazen.

Echter, als het gedrag daarna van Van Wely en Short niet zuiver is omdat zij de zetten voor hun eigen partij kopiëren, kan dat voor Kasparov en Anand hinder zijn. In plaats dat Kasparov en Anand tegen elkaar spelen, spelen zij in feite tegen twee of drie spelers. Als Kasparov en Anand aangeven dat dat gedrag hen stoort, waardoor zij zich minder goed kunnen concentreren, is dat begrijpelijk.

Sommigen menen dat Van Wely en Short geen gebruik mogen maken van de stelling op het schaakbord van Kasparov en Anand. Dit zou een infor-
matiebron zijn in de zin van artikel 12.2 zodat het verboden is van die bron gebruik te maken, zo stellen zij. Naar mijn mening kan onder 'informatie-
bron' niet verstaan worden stellingen op schaakborden in de speelruimte. Spelers hebben namelijk het recht op grond van artikel 12.4 vrijelijk rond te lopen in de speelruimte. Nergens staat dat het verboden is naar de schaak-
borden te kijken. Sterker nog, heel veel schakers doen dat juist.

De scheidsrechter handelt als volgt. Heel vriendelijk waarschuwt hij Van Wely en Short: 'Mijne heren, het gedrag dat u vertoont, lijkt op stalken. Het is hinderlijk voor Kasparov en Anand. Het stoort hen in hun concentratie.
U snapt zelf ook wel dat het niet in de haak is wat u doet. Ik oordeel de tussenkomst van Kasparov en Anand dan ook gegrond. Ik gelast u onmid-
dellijk een einde te maken aan uw afkijkgedrag.'

Vervolgens is het voor de hoogte van de straf bepalend wat er feitelijk is gebeurd. In de eerste plaats kan gedacht worden aan een waarschuwing met ernstige gevolgen bij herhaling. Voorts kan direct gedacht worden aan een waarschuwing met op grond van artikel 13.4 of 13.5 een vermeerdering van de bedenktijd voor Kasparov en Anand en op grond van artikel 13.4 een soortgelijke vermindering van die voor Van Wely en Short.

De scheidsrechter hanteert dus zijn scheidsrechterlijke instrumenten en gaat niet zeulen met tassen of slepen met tafels. In de eerste plaats zijn dit zin-
loze handelingen met het oog op artikel 12.4 dat de spelers het recht geeft om vrij rond te lopen in de speelruimte. Maar bovendien is dit erg storend voor de andere schakers.

Nadat de scheidsrechter heeft geoordeeld, is hij op grond van artikel 13.3 dwingend rechtelijk verplicht toe te kijken of zijn beslissing wordt uitge-
voerd. Indien Van Wely of Short doorgaan met afkijken wordt de straf voor de betrokken speler drastisch verhoogd.


top  


3. Eenzijdig afkijken in Amstelveen

In klasse 3D van de KNSB halen op 15 mei 2004 in de wedstrijd Zukertort 4 (Amstelveen) - AAS (Alternatieve Aalsmeerse Schaakvereniging, van origine uit Aalsmeer, maar tegenwoordig wordt er gespeeld in het dorpshuis van Kudelstaart) twee spelers van Zukertort aan de eerste twee borden het geintje op een andere manier uit. De tweede bordspeler van Zukertort met wit wacht op de eerste zet van de eerste bordspeler van AAS, die ook wit heeft, en speelt die zet na. Daarna doet de tweede bordspeler van AAS met zwart een zet, die de eerste bordspeler van Zukertort eveneens met zwart overneemt. Zo wordt steeds verder gespeeld. De twee spelers van AAS schaken dus tegen elkaar.

Al na enkele zetten valt het de AAS-spelers op dat er iets niet klopt. Het zetverloop en de bedenktijden zijn identiek. Dit lijkt een geval van hinderen in de zin van artikel 12.5: ergeren, kwellen, irriteren, door de ander boos worden. Toepassing van dit artikel is gunstiger dan het algemene hinder artikel 13.2. Hinderen is nu eenmaal een rekbaar begrip: de een is eerder geërgerd dan de ander. Daarom mag ook een scheidsrechter niet eigen-
machtig artikel 12.5 toepassen, hij grijpt pas in op verzoek van de betrok-
ken spelers.

De Aalsmeerders roepen de tussenkomst in van de scheidsrechter. Het is begrijpelijk maar wel jammer dat deze oordeelde 'dat hij de spelers niet kan verbieden om naar een andere wedstrijd te kijken' en dat hij daarom zijn tussenkomst weigerde. Gelukkig bleef hij wel de partij volgen, waardoor één van de Zukerstort spelers ophield met afkijken.

Naar mijn mening had de scheidsrechter de zaak moeten onderzoeken door in het kader van de hoor en wederhoor procedure de spelers van Zukertort te vragen wat er aan de hand is. Hij verifieert of de beschuldiging juist is dat de Amstelveense spelers naar een ander bord kijken en de zetten van de Aalsmeerders overnemen. Nu zijn er twee varianten.

In de eerste variant kunnen de Amstelveners dit bevestigen. Dan staat vast dat zij hinderen. Nu is de scheidsrechter op grond van artikel 12.6 dwin-
gendrechtelijk verplicht te straffen.

Dit gedrag kan op een clubavond als geintje worden gesust met een lichte straf. Echter, op een KNSB-wedstrijd waar serieus wordt gespeeld, is dit gedrag onaanvaardbaar. Een fikse straf is op zijn plaats. Op grond van artikel 13.4 kan gedacht worden aan een waarschuwing met het opleggen van een vermindering van de bedenktijd van 15 of 30 minuten voor de Amstelveners en een zelfde vermeerdering van de bedenktijd voor de Aalsmeerders. Ook kunnen de partijen verloren worden verklaard voor de Zukertort spelers.

In de tweede variant kunnen de Zukertortspelers ontkennen dat zij naspelen en dat het toeval is dat de zetten en de bedenktijden overeenkomen. Indien er nog maar enkele zetten zijn gedaan wordt het voor de scheidsrechter lastig. Het feit dat een aantal zetten dezelfde is, is verdacht, maar onvol-
doende als bewijs voor naspelen. Wel hebben de Amstelveense spelers de schijn tegen. Ik zou de spelers dan ook uitleggen dat er niets aan de hand is. Verder zou ik hen meedelen of waarschuwen dat zodra onomstotelijk vaststaat dat de Amstelveners de partij van de Aalsmeerders naspelen de partij voor de Amstelveners op grond van artikel 13.4 verloren wordt ver-
klaard wegens hinderen in de zin van artikel 12.5. Ik zou het verloop van de partij nauwgezet volgen.

Die bewuste middag weigert de scheidsrechter op te treden. Tegen die beslissing hadden de Aalsmeerders bezwaar moeten aantekenen.
Dan staat in de bezwaarprocedure centraal de vraag of het gedrag van de Amstelveners hinderen was. Indien dat in bezwaar wordt bevestigd heeft de scheidsrechter gehandeld in strijd met artikel 12.6 door niet te straffen.

Sommigen menen dat de betrokken spelers het schaakspel in discrediet hebben gebracht als bedoeld in artikel 12.1. Ik zie dat artikel meer als een vangnetartikel: als er geen ander artikel van de FIDE-regels van toepassing is, zou dat artikel toegepast kunnen worden. Als een ander artikel van toepassing is, kom je aan artikel 12.1 niet toe. Zou dat niet zo zijn is artikel 12.1 bij elk geschil aan de orde.

Na afloop is de algemene stemming zowel bij Amstelveen als bij Aalsmeer dat het afkijkgedrag niet kan, waarbij sommigen harde woorden gebruiken. Ook is er iemand die de Amstelveners erop wijst dat zij net zo goed twee spelers met een rating van 1300 hadden kunnen opstellen.

Het beste is het voorval te beschouwen als het op de proef stellen van het schaakrecht. Dank zij Zukertort - AAS weten schakers voortaan dat het geintje niet nagevolgd moet worden. Anders lust het schaakrecht hen rauw.

© 2004  Pieter de Groot


De zaak Zukertort - AAS werd in mei druk besproken op het forum van www.utrechtschaak.nl.

Van Bob Feis van AAS, Pim Blijlevens en Hans Nuijen heb ik reacties ontvangen, waarvoor dank.

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DIT WAS DE VRAAG
De afgelopen tijd komt de volgende grap weer voor. Twee schakers volgen nauwgezet een andere partij en voeren dezelfde zetten uit.

Het voorval dat mr. E. Straat op bladzijde 159 e.v. beschrijft in 'Praat-
schaak 2' over de 14e ronde van het Inter-
zonale Toernooi in Göteborg in 1955.

Drie Russen hebben wit tegen drie Argentijnen. Het gaat om de partijen Geller - Panno, Keres - Najdorf en Spassky - Pilnik. Keres volgt Geller, Spassky volgt Keres. Er wordt zoals mr. Straat het schrijft 'ongegeneerd afge-
keken en gespiekt'.

De meester in de rechten vindt dat er op schaaktoernooien niets onbehoorlijks in steekt, alle reglementen laten het volgens hem toe.

Lees de hele vraag  


BESPREKING PARTIJ
Tim Krabbé bespreekt deze partij overigens schaaktechnisch op
Tim Krabbé  
WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen.

mailPieter de Groot

schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com