HOME     SCHAAKRECHT     SCHAAKRECHTSVRAGEN     VRAAG 01-05-2004
BEANTWOORDING SCHAAKRECHTSVRAAG MEI 2004 (30-05-2004)
De hinder en de mobiele telefoon

Samenvatting

Het staat helemaal niet vast dat het afgaan van een mobiele telefoon tijdens een schaakpartij hinder is. Er zijn twee artikelen in de FIDE-regels die gaan over hinder, met verschillende rechtsgevolgen. Het ene artikel gaat om de tegenstander, dan betekent 'hinder': ergeren of irriteren. In het andere gaat het om het hinderen van meer dan één speler in de betekenis van: storen.

Het is de regelgever, de FIDE, de KNSB of de HSB, die de hoogte van de straf aangeeft. Bij het bepalen van die hoogte houdt hij er rekening mee dat de straf niet buitensporig zwaar mag zijn, en als een lichtere straf hetzelfde doel dient, gaat die lichtere straf voor. De KNSB schrijft in artikel 33 van het KNSB-competitiereglement dwingendrechtelijk voor dat een scheidsrechter bij een geschil eerst moet zoeken naar een vreedzame oplossing.

Het blijkt dat de FIDE, de KNSB en de HSB hun regels nog niet hebben gewijzigd in die zin dat mobiel bellen verboden is, en dat overtreding daarvan leidt tot een reglementaire nul.

Scheidsrechters in commissies (de commissie-Gijssen en de scheidsrech-
terscommissie van de KNSB) hebben geadviseerd een partij van een speler verloren te verklaren indien zijn mobiele telefoon afgaat.
De commissie van beroep van de KNSB heeft geoordeeld dat deze adviezen voor de competitieleider van de KNSB en voor wedstrijdleiders bindend zijn. Deze uitspraak is teleurstellend.

Scheidsrechterscommissies kunnen namelijk geen bindende adviezen geven. Bovendien is de inhoud van hun adviezen in strijd met de FIDE-regels en het KNSB-competitiereglement. In de eerste plaats wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid van een vreedzame oplossing. Voorts is de straf buiten proportioneel zwaar en loopt de strafmaat niet in de pas met straffen voor andere overtredingen. En tot slot kan het doel het verhinderen van mobiel bellen ook bereikt worden met een lichtere straf. Het gevolg van een te zware straf is dat het schaakklimaat verhardt en verslechtert.

Het is beter als in het najaar de HSB besluit bij mobiel bellen de strafmaat te bepalen op bijvoorbeeld een vermindering van de bedenktijd met vijf of tien minuten. Een trilmobiel is in het algemeen geen hinder, zodat een scheids-
rechter niet bevoegd is een straf op te leggen.

Aan het eind wordt als toegift aangegeven welke straf een scheidsrechter moet geven aan een hinderlijk stinkende speler, en hoe massale hinder te voorkomen is.


1. Twee bepalingen, twee rechtsgevolgen

Het staat helemaal niet vast dat het afgaan van een rinkelende mobiele telefoon tijdens een schaaktoernooi hinder is. Het kan dat zijn.
Dat hangt af wie de hinder aangaat: de tegenstander of de andere spelers. De FIDE-regels bevatten twee bepalingen, met verschillende rechtsgevolgen. Deze moeten goed onderscheiden worden.

In de eerste plaats kan het gaan om hinderen van de tegenstander. Dat is geregeld in artikel 12.5, eerste volzin: 'Het is verboden de tegenstander, op welke wijze, dan ook (...) te hinderen.' In de Engelse tekst staat 'to annoy', dat is: ergeren, kwellen, irriteren, door de ander boos worden.

Een scheidsrechter kan niet weten of een speler het gedrag van zijn tegen-
stander irritant vindt. Dat kan de betrokken speler alleen zelf aangeven.
Zo hoeft hij het afgaan van de mobiele telefoon van zijn tegenstander niet irritant te vinden, omdat hij bijvoorbeeld doof is, of omdat hij begrip heeft voor het per ongeluk afgaan van de mobiele telefoon.

Hinderen in de zin van artikel 12.5 wordt dan ook aangegeven door de speler, niet door de scheidsrechter. Het gaat om het optreden van de scheidsrechter op verzoek van de speler. Als een speler aangeeft dat zijn tegenstander hindert, onderzoekt de scheidsrechter of dat zo is. Als hij oordeelt dat het zo is, is hij op grond van artikel 12.6 dwingend rechtelijk verplicht een straf op te leggen. In een tweekamp moet een scheidsrechter bij hinderen dan ook optreden op verzoek. Zo kunnen twee spelers die tijdens een partij met elkaar fluisteren elkaar niet hinderen. De onbevoegd-
heid van de scheidsrechter blijkt trouwens ook uit artikel 13.6.

Anders: Gijssen op www.chesscafe.com, november 2001, The King En Prise Redux. Hij weet zeker dat een rinkelende mobiele telefoon irritant is voor de tegenstander. Zie www.chesscafe.com  


In de tweede plaats kan het gaan om hinderen van meer dan één speler. Dan gaat het om een geval van artikel 13.2, tweede volzin: 'De scheids-
rechter moet zorgen (...) dat de spelers niet worden gehinderd.'
In de Engelse tekst staat 'disturbed' dat is: storen, verstoren.

Dit artikel maakt deel uit van artikel 13 dat gaat over de taak van de scheidsrechter en geeft hem een opdracht om bij hinder eigenmachtig op te treden. Als hij dit verzuimt, kan elke speler hem hierop attenderen.
In verband met artikel 13.6 is artikel 13.2 de rechtsbasis voor een scheids-
rechter om eigenmachtig in te grijpen. Bij deze hinder is een scheidsrechter niet verplicht te straffen. Op grond van artikel 13.4 kan hij straffen. Artikel 13.2 is dus de rechtsbasis voor een scheidsrechter om op te treden tegen het mobiel bellen.

Voorbeelden van hinder: luid fluisteren, fluiten, lawaai maken, snurkend slapen, met de vingers trommelen op de tafel, mobiel bellen, dragen van stinkende kleren en praten. Aan het eind van dit artikel worden voorbeelden gegeven over de stinkende speler en het praten.

schematisch overzicht hinder

tegenstander

1.    hinderen: ergeren, irriteren
2.    13.6 in verband met 12.5
3.    scheidsrechter treedt op verzoek op
3a.  gaat hinder onderzoeken
4.
5.    indien hinder: dan 12.6 verplicht een straf op te leggen
6.    in de hoogte van de straf is hij vrij

meer dan één speler

1.    hinderen: storen, verstoren
2.    13.6 in verband met 13.2
3.    scheidsrechter treedt eigenmachtig op
3a.  heeft hinder al vastgesteld
4.    kan ook passief optreden
4a.  gaat hinder onderzoeken
5.    hoeft 13.4 geen straf op te leggen
6.    als hij straft, is hij in de hoogte van de straf vrij


2. De regelgever

Het zijn uitsluitend de FIDE, de KNSB en de HSB die bevoegd zijn regels te stellen. Bij het opstellen daarvan moet een regelgever weerstand bieden aan de roep om strenge straffen voor overtredingen. Als we namelijk met zijn allen afspreken dat er zwaar gestraft moet worden, moeten we die straf opleggen en later niet 'ach en wee' roepen als de overtreder een 'gezicht heeft gekregen'. Er is dan geen 'geest' die maakt dat een scheidsrechter bevoegd is niet te straffen. Bij wettelijke straffen moeten spelers ook niet boos zijn op de scheidsrechter, maar op de regelgever.

Voor het bepalen van de strafmaat moet de regelgever nagaan of straf voor een overtreding in verhouding staat met straffen die gelden voor andere overtredingen. Zo mag de straf voor bijvoorbeeld een diefstal niet zwaarder zijn dan die voor een moord. Bekend is het geval van de Zeeuwse rechter die aan het eind van de 19e eeuw aan een weduwe met drie kleine kinderen voor diefstal van een brood een levenslange gevangenisstraf oplegde. Zo'n straf is te gek.

Ook moet gelet worden of in plaats van een zware straf het doel van het verbod ook bereikt kan worden met een lichtere straf. Als het doel van een straf is dat voortaan geen mobiele telefoons afgaan tijdens een schaakpartij moet de vraag beantwoord worden of dat doel in plaats van het verlies van de partij ook bereikt kan worden met het opleggen van een tijdstraf.

Als blijkt dat dat zo is, mag niet de zwaarste straf opgelegd worden.
Dit noemt men het subsidiariteitsbeginsel, het in de plaatsstellings beginsel. De regelgever moet dan ook onderzoeken of bijvoorbeeld een tijdstraf hetzelfde effect heeft als de straf van het verlies van de partij. Als dat zo is, stelt hij die mildere straf vast.

Bovendien houdt de regelgever ook rekening met de uitvoering. Te zware straffen leiden tot nieuwe conficten. Voor de overtreder wordt de te zware straf - terecht - als ovenevenredig zwaar ervaren. Hij zal wegen bewandelen om ergens 'zijn recht te halen'.

Zoals een vis in zijn gevangenschap in een net zoekt naar de zwakke plek om het net open te scheuren om te ontsnappen, zoekt de overtreder - die niets meer te verliezen heeft - naar de mazen van de regel. 'Desnoods gaan we naar de burgerlijke rechter,' zoals ik onlangs ergens bij een schaak-
scheidsrechterlijk geschil las.

De tegenstander van de overtreder verlangt uitvoering en handhaving van de zware straf, en wel onmiddellijk. Een voorbeeld hiervan is de claim van de tegenstander van een schaker wiens trilmobiel afging. Zie Gijssen, december 2003, My Cell Phone Vibrates! Zie www.chesscafe.com  

Zo ontstaan meer conflicten, waarop weer anderen zich met de zaak bemoeien. Bijvoorbeeld Gijssen die de tegenstander vermaant dat deze niet rechtstreeks van de overtreder zijn 'reglementaire nul' mag verlangen, maar dit uitsluitend via de scheidsrechter moet doen. Over en weer escaleert het probleem.

Een neveneffect is dat de strafmaat van het mobieltje gaat werken als de vergelijkingsmaatstaf als bedoeld in het Voorwoord van de FIDE-regels: het aansluiting zoeken bij wel geregelde gevallen.

Dit overkwam mij een tijd geleden op een vergadering met een aantal scheidsrechters. Iemand signaleerde een probleem waarop een van de scheidsrechters direct voorstelde in dat geval de 'reglementaire nul' toe te kennen. Gelukkig werd na enige beraadslaging besloten in dat geval een waarschuwing op te leggen.

Ook kan gedacht worden aan de zaak HMC Calder 2 - Sliedrecht (zie hierna) en de zaak Almelo - BIS 2, waarbij de competitieleider een uitslag '4 - 4' eigenmachtig wijzigt in: 0-0 (zie www.schaakbond.nl, competitie, 2e klasse A, 17 april, 8e ronde, Almelo - BIS 2.

Het gevolg van het opleggen van te zware straffen is dat scheidsrechters, competitieleiders en commissies van beroep het drukker krijgen. Schaak-
recht kost nu eenmaal veel tijd. Het gevolg daarvan is een verslechtering van het schaakklimaat. In plaats van schaken, gaat het over conflicten.

De spelers bij de HSB schaken voor hun plezier. En als iemand per ongeluk zijn mobiel af laat gaan, voelt hij zich beroerd en biedt hij daarvoor zijn verontschuldigingen aan. Net zoals de schaker die een stuk niet goed op een veld heeft geplaatst waardoor de tegenstander de j'adoube regel toepast.
En net zoals die persoon wiens mobiel afging bij de bijzetting van prinses Juliana.

Mensen zijn net mensen, en maken fouten. Zonder fouten valt niet te leven. Zonder vergeving van fouten is het leven ondraaglijk. Regelgevers, de FIDE, de KNSB en de HSB, moeten daar rekening mee houden. Dat is hun taak.
Bij het vaststellen van de hoogte van de straf hebben zij er oog voor dat na een menselijk fout er verder geschaakt moet kunnen worden. Laten we wel wezen: wie vindt het in de HSB leuk een partij op zo'n manier reglementair te winnen?

de trilmobiel

De samenleving ziet er heel anders uit dan twintig jaar geleden. Vandaag de dag moeten kinderen van hun ouders al mobiel bereikbaar zijn. We leven in een gehaaste maatschappij. Waarbij snelle bereikbaarheid geboden is. Werkgevers verlangen meer van hun werknemers. Ook voor de bereik-
baarheid in hun vrije tijd.

Leo Duyvesteijn van Schaakmat vindt dat begrip getoond moet worden voor gewone schakers, die altijd bereikbaar moeten zijn. Dit kan zijn, zoals in zijn geval, dat er een storing is op het bedrijf waar al of niet direct op moet worden geanticipeerd. Maar het kan ook een ziek familielid zijn voor wie het heel belangrijk is dat die altijd iemand kan bereiken, zo meent hij.
W.J. van den Broek vindt dat het aan hebben staan van een mobiele telefoon in 'stil- en vergaderstand' toegestaan moet worden.

De vraag rijst of het zinvol is een mobiele telefoon aan iemand achter de bar te geven. Wat geeft hinder, irritatie: een trilmobiel in een borstzak of een broekzak die alleen de betrokkene bemerkt, of dat iemand achter de bar op zoek is naar de speler en deze op zijn schouder tikt met de mededeling dat er voor hem is gebeld? Bovendien als de betrokkene voor het begin van de partij van zijn tegenstander toestemming heeft gekregen zijn trilmobiel aan mogen staan kan de tegenstander niet gehinderd worden. Dan kan een scheidsrechter daar nimmer tegen optreden.

Anders: Gijssen www.chesscafe.com, december 2003, My Cell Phone Vibrates! Gijssen vindt dat we in een overgangsperiode zitten. Verder is het volgens hem overgelaten aan de scheidsrechter om te oordelen. Daarom neemt hij het een scheidsrechter niet kwalijk indien hij de partij verloren verklaart voor de persoon met de trilmobiel.

Fraude. Als iemand wil frauderen kan dat altijd wel. De fraude met behulp van een mobiel is meer theorie dan praktijk. Het fraude-argument is een oneigenlijk argument geworden voor de rechtvaardiging van de te zware straf: speelde eerst de hinder een rol, nu gaat het om fraude. Het is een discussietruc. Bovendien kan altijd tegen iemand opgetreden worden die met een mobiele telefoon fraudeert. Dat heeft niets met hinder te maken.


top  


3. Bepalen hoogte straf

In sommige gevallen regelen de FIDE-regels uitdrukkelijk de hoogte van de straf. Bij overtreding van die regel is de scheidsrechter verplicht de hoogte van die straf toe te passen. Denk bijvoorbeeld aan de ongeoorloofde zet en het ten onrechte stil zetten van de klokken om de tussenkomst van een scheidsrechter in te roepen.

Indien een scheidsrechter vrij is in het opleggen van de hoogte van de straf, zoals bij hinder, moet hij voor het bepalen van de hoogte straf rekening met onder meer de volgende factoren:
- schikken in der minne
- analoge situaties.

schikken

Bij verschil van mening moet de scheidsrechter zich 'elke inspanning getroosten om de zaak in der minne te schikken' aldus de eerste volzin van artikel 33 van het KNSB-competitiereglement. Het is dus bij een KNSB-wedstrijd een opdracht aan de scheidsrechter om te streven naar een vreedzame oplossing. Zie ook hiervoor bij 2, de regelgever.

Ter voorkoming van misverstanden, als een speler het te gortig maakt kan een scheidsrechter wel degelijk een zware of de zwaarste straf op te leggen.

analoge situaties

Op grond van het Voorwoord van de FIDE-regels moet een scheidsrechter in een situatie die niet nauwkeurig door een artikel van de Regels is geregeld, nagaan of het mogelijk is om tot een juiste beslissing te komen door analoge situaties in overweging te nemen die wel in de FIDE-regels zijn geregeld.
Het komt er dus op neer dat gezocht moet worden naar een vergelijkings-
maatstaf. Dan kan een scheidsrechter twee dingen doen.

In de eerste plaats kan hij aansluiting zoeken bij soortgelijke overtredingen als hinderlijk fluisteren, hinderlijk praten en hinderlijk stinken. Het merk-
waardige is dat scheidsrechters daartegen nauwelijks durven op te treden. Zie 5 en 6 hierna. Dan volgt dus geen straf, hooguit een vriendelijk verzoek een einde te maken aan de hinder.

In de tweede plaats kan hij letten op de hoogte van straffen van wel in de FIDE-regels geregelde overtredingen, zoals het doen van ongeoorloofde zetten, het ten onrechte inroepen van een scheidsrechter. De maximum straf in die gevallen is een vermindering van de bedenktijd van twee of drie minuten.

conclusie

Het wettelijk kader voor een scheidsrechter is aldus. Als er geen specifieke strafmaat bestaat voor het afgaan van een mobiel, moet een scheidsrechter eerst kijken of hij het geschil op vreedzame wijze kan oplossen. Daarna onderzoekt hij of de straf die hij wil opleggen niet buiten proportioneel is.

Als hij zo handelt komt hij bij het mobiel bellen uit op het toekennen van een vermindering van de bedenktijd voor de overtreder. Gedacht kan worden aan een tijdstraf tussen de drie en tien minuten.


4. Diverse opvattingen

a. De commissie-Gijssen

Het gedonder over de mobiele telefoon is begonnen met het advies van de wet- en regelgevingscommissie van de FIDE, onder voorzitterschap van Gijssen. Die commissie heeft een advies uitgebracht over de strafmaat over het afgaan van een mobiel.

'Indien een mobiele telefoon van een speler in de speelzaal afgaat, verliest die speler de partij. De scheidsrechter garandeert dat alle spelers van te voren van deze regel op de hoogte worden gesteld,' Gijssen, november 2003 'Kallithea!'. Zie www.chesscafe.com  

Het aardige van een advies is, dat een advies maar een advies is en dat iemand die een eigen zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft niet gedwongen kan worden een advies over te nemen, vooral niet als het een slecht advies is.

b. De FIDE

De FIDE-regels zijn nog niet gewijzigd. Geldend is de versie aangenomen op het 71e FIDE-Congres te Istanbul (Turkije), november 2000 en geldt vanaf 1 juli 2001. Er ligt het volgende wijzigingsvoorstel voor artikel 12.2: 'It is strictly forbidden to bring mobiles or other electronic means of communi-
cation into the playing hall. It is also forbidden to use them.'

Een aandachtspunt van dit voorstel is dat als de FIDE dit voorstel overneemt het niet alleen verboden is een lawaaimakende mobiel mee te nemen, maar ook een trilmobiel.

Opmerkelijk is dat er geen voorstel ligt voor het opnemen van een straf-
bepaling voor het overtreden van het mobielverbod. Dan zal op grond van artikel 13.4 een scheidsrechter zelf de hoogte van de straf moeten vast-
stellen.

Er is dus geen regel in de FIDE-regels die voorschrijft dat bij het afgaan van een mobiele telefoon de partij voor de betrokken speler verloren verklaard moet worden.

c. De KNSB

Ook de KNSB heeft het advies van de commissie-Gijssen niet overgenomen. Het KNSB-competitiereglement luidt namelijk nog steeds zoals het luidde voor het begin van de competitie. Ook voor de KNSB geldt geen wettelijk voorschrift voor de zware straf.

d. De HSB

De HSB heeft het advies van de commissie-Gijssen niet overgenomen.
Er is druk over gediscussieerd, maar een positieve beslissing is nog niet genomen. In het najaar vergadert de ledenvergadering weer over het advies van de commissie-Gijssen.

e. De scheidsrechterscommissie van de KNSB

De scheidsrechterscommissie van de KNSB heeft het advies van de commissie-Gijssen wel overgenomen.

In de competitiemailing van de KNSB van 25 september 2003 staat een voorlopige voorziening in de vorm van een advies van de Scheidsrechters-
commissie dat luidt: 'Alle mobiele telefoons dienen uitgezet te worden (geen trilstand). Indien een arbiter constateert dat een mobiele telefoon van een speler aanstaat krijgt de speler een officiële waarschuwing. Indien de speler voor een tweede keer betrapt wordt, verklaart de arbiter de partij verloren.'

Deze regeling is aangescherpt in de competitiemailing van 31 januari 2004, waarin op advies van de Scheidsrechterscommissie de volgende richtlijn is opgenomen: 'De wedstrijdleider deelt voor de wedstrijd mee dat alle mobie-
le telefoons moeten worden uitgezet (ook een trilstand is niet toegestaan) en dat als tijdens de wedstrijd een mobiele telefoon afgaat, de speler van wie de mobiele telefoon is, een nul krijgt. Als tijdens de partij een mobiele telefoon afgaat, verklaart de wedstrijdleider de partij verloren voor de speler van wie de mobiele telefoon is.'

Die scheidsrechterscommissie heeft geen regelgevende bevoegdheden. Het kan uitsluitend adviseren aan anderen, zoals de competitieleider of de KNSB. Maar dan nog is het een advies dat niet opgevolgd hoeft te worden.

f. De competitieleider van de KNSB

De competitieleider van de KNSB moet de FIDE-regels strikt naleven. Op grond van artikel 2, eerste lid, van het KNSB-competitieregelement berust bij hem de algemene leiding van de wedstrijden van de KNSB. Hij is belast met de uitvoering en handhaving van het KNSB-competitiereglement en het beslissen in alle geschillen en onvoorziene gevallen, welke zich ter zake mochten voordoen.

Rijst de vraag of op grond van artikel 2 de competitieleider bevoegd is een richtlijn uit te doen gaan. Om te zorgen voor uniformiteit in de naleving van de regels voor KNSB-wedstrijden kan hij richtlijnen geven waaraan een scheidsrechter zich moet houden.

Ik weet niet of de richtlijn van de competitieleider van 25 september 2003 past binnen het kader van artikel 2 van het KNSB-competitiereglement.

De richtlijn van 31 januari 2004 is daarentegen te gek. Dit is geen uitvoering meer binnen de kaders van de FIDE-regels of die van het KNSB-competitie-
reglement. Onder meer is de richtlijn in strijd met artikel 33 van dat reglement. De richtlijn is regelgeving. Daartoe is alleen de algemene ledenvergadering van de KNSB bevoegd. De zware strafmaat onttrekt zich aan de democratische spelregels van de KNSB. Zo staat het helemaal niet vast dat de KNSB het advies van de commissie-Gijssen overneemt. Daarom is alleen de KNSB bevoegd zo'n zware straf als algemene norm te bepalen.

Overigens twijfel ik er niet aan dat de competitieleider met integere bedoe-
lingen zijn richtlijn van 31 januari heeft uitgevaardigd. Ik ben bang dat hij zich op het verkeerde been heeft laten zetten door het advies van de commissie-Gijssen.

g. De scheidsrechter

Nu op grond van artikel 13.4 een scheidsrechter een eigen zelfstandige beslissingsbevoegdheid heeft mag elke scheidsrechter zelf weten of hij het advies van de commissie-Gijssen al of niet wil overnemen. Zo zijn er scheidsrechters die dat advies overnemen, anderen doen dat niet.

In een HSB-competitie kondigt een scheidsrechter vooraf aan de reglemen-
taire nul te zullen toepassen. Hij ziet dat een speler zijn mobiel afzet. Toch gaat later diens mobiel af. Omdat de betrokken speler zijn mobiel wel heeft willen afzetten, heeft de overtreder een gezicht gekregen. De scheidsrechter kent de nul niet toe. Deze beslissing is onjuist. Het gaat om de hinder waarvan de scheidsrechter van tevoren heeft aangegeven dat hij daartegen hard zal optreden.

In een KNSB-competitie kondigt de scheidsrechter aan de reglementaire nul te zullen toepassen. De scheidsrechter verleent een speler ontheffing van het mobielverbod in verband met de zwangerschap van zijn vrouw. Aan deze ontheffing zijn geen voorwaarden verbonden. Een tijd later gaat de mobiel af. Iemand anders belt. Terecht oordeelt de commissie van beroep, www.schaakbond.nl (competitie, commissie van beroep, 0304-2 wedstrijd HMC Calder 2 - Sliedrecht), dat het rechtsgevolg van deze ontheffing is, dat de reglementaire nul niet toegekend kan worden.

h. Commissie van beroep

Echter, de commissie van beroep van de KNSB oordeelt in de zaak HMC Calder 2 - Sliedrecht nog iets over het gebruik van de mobiele telefoon.

De commissie begint met een onjuiste constatering dat noch de FIDE-regels noch het KNSB-competitiereglement expliciete regels geven voor het gebruik van mobiele telefoons tijdens de wedstrijd. Vervolgens geeft de commissie aan dat de scheidsrechterscommissie van de KNSB twee adviezen heeft gegeven. Adviezen die zijn gebaseerd op het advies van de commissie-Gijssen. Waarop de commissie van beroep van de KNSB concludeert: 'Bij gebrek aan expliciete regels in het Competitiereglement mogen wedstrijd-
leider en competitieleider uitgaan van het vigerende advies c.q. richtlijn van de Scheidsrechterscommissie'.

De commissie van beroep wijst vervolgens op artikel 2 lid 1 van het KNSB-competitiereglement, waarin staat dat de competitieleider de taak heeft te beslissen in geschillen en onvoorziene gevallen, waaronder begrepen gevallen waarin de reglementen niet voorzien en die heeft bij het uitoefenen van die taak een zekere beoordelingsvrijheid. Die beoordelingsvrijheid gaat volgens de commissie van beroep evenwel niet zo ver dat de competitie-
leider - of de wedstrijdleider - kan afwijken van de essentie van een bestaand advies van de Scheidsrechterscommissie dat kennelijk is verspreid met de bedoeling bindend te zijn in afwachting van een expliciete regeling in het Competitiereglement. De commissie hanteert een formeel argument, geen inhoudelijk argument. De inhoud van het advies van de commissie-Gijssen, of die van de scheidsrechterscommissie wordt niet getoest.

Het komt er dus op neer dat volgens de beroepscommissie van de KNSB een scheidsrechterscommissie een competitieleider de wet kan voorschrijven.
Zo is een advies niet meer een advies, maar een bindend voorschrift. In die opvatting zijn het niet meer de FIDE, de KNSB en de HSB die regelgevende bevoegdheden hebben, maar scheidsrechterscommissies.
Dit is een vreemde gang van zaken: er is een scheidsrechterscommissie als regelgevend orgaan, wier adviezen/beslissingen vervolgens bij geschil door scheidsrechters in beroep wordt beoordeld. Zo gaat het de verkeerde kant uit met de gezondheid in de rechtspraak in de schaakwereld.

Bovendien is het in de allerverste verten onzeker of de FIDE, de KNSB of de HSB het advies van de commissie-Gijssen overnemen. Bij de FIDE ligt in ieder geval geen wijzigingsvoorstel. Wel ligt er een wijzigingsvoorstel bij de HSB. Het is dan ook in strijd met de democratische regels een competitie-
leider voor te schrijven dat een advies van de scheidsrechterscommissie voor hem 'bindend' is.

Het is jammer dat de commissie van beroep in strijd met de FIDE-regels en het KNSB-competitiereglement heeft geoordeeld dat een scheidsrechters-
commissie de competitieleider kan voorschrijven hoe te handelen en daarbij de bevoegdheid van de ledenvergadering van de KNSB heeft uitgehold.
De commissie van beroep had moeten oordelen dat de competitieleider niet bevoegd was de tweede richtlijn uit te laten gaan, nu deze een straf voor-
schrijft die te gek is. Deze conclusie van de beroepscommissie is dan ook teleurstellend.

Hieronder twee vragen aan en antwoorden van Gijssen over hinder.


top  


5. Wat doen we met een stinkende speler?

Op een internationaal toernooi in Duitsland was een speler aanwezig die duidelijk zich voor ten minste een week niet had gewassen en ook geen schone kleren had aangetrokken. Het was niet alleen voor zijn tegenstander, maar ook voor de andere spelers een beledigende stank.

De betrokken scheidsrechter Axel Eisengraeber uit Pabst, Duitsland, vraagt Gijssen of in dit geval artikel 12.1 van toepassing is. Gijssen: What Shall We Do With A Stinking Player? Zie www.chesscafe.com  

Gijssen: 'Uw vraag over de stinkende spelers is niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Ik weet uit eigen ervaring hoe erg het kan zijn als sommige spelers ruiken. Vaak heb ik spelers zien komen op een toernooi (dat enkele dagen duurde, Pieter de Groot) met een erg kleine tas. En ik vroeg me dan af hoe het mogelijk kan zijn tijdens het toernooi netjes te blijven gekleed.
En soms wordt de geur erger bij het vorderen van het toernooi.

Om eerlijk te zijn, dit geldt niet alleen voor de spelers, maar ook voor sommige scheidsrechters. En ik moet toegeven, dat het erg moeilijk is het deze mensen duidelijk te maken dat het verkeerd is wat zij doen. Ik heb dan ook dezelfde vraag die u heeft. Kunnen we artikel 12.1 gebruiken ('aan het gedrag van spelers worden hoge eisen gesteld', tekst zoals deze luidde in mei 2000, Pieter de Groot).

En wat te denken van artikel 12.5: 'het is de speler verboden de tegen-
stander, op welke wijze dan ook, af te leiden of te hinderen'? Ik ben van mening dat dit probleem op een andere manier moet worden opgeslost, en niet met de FIDE-regels in de hand. Het moet discreet gedaan worden en misschien zelfs niet door de scheidsrechter, maar door de organisator van het toernooi. Het is erg moeilijk precies de handelingen te beschrijven, maar als er gevallen zijn waarin alleen erg diplomatiek ingestelde mensen in staat zijn dit te bereiken, is dit een zaak voor hen,' aldus Gijssen.

commentaar Pieter de Groot

Met dit antwoord geeft Gijssen niet een goed voorbeeld aan de scheids-
rechters. Een stinkende schaker hindert. Een scheidsrechter - en niet de organisator - is verplicht tegen die persoon op te treden. Artikel 13.4 regelt niet dat de straf kan zijn: wassen en schone kleren aantrekken. Zo'n straf kan de scheidsrechter niet opleggen. De scheidsrechter legt de lichtste straf van een waarschuwing op: 'Stinkende speler, u hindert de overige spelers. Ik verzoek u daaraan onmiddellijk een eind te maken. Hoe u dat doet moet u zelf weten, als u maar ophoudt te stinken.'

Vervolgens gebeurt er natuurlijk weinig. Daarop reageert de scheidsrechter: 'Stinkende speler, hoewel ik u al gewaarschuwd heb, blijft u maar doorgaan met stinken. Ik waarschuw u opnieuw: maak een einde aan de stank. Als u dat niet doet verklaar ik uw partij verloren.' Natuurlijk verandert er nog niets.

Daarop reageert de scheidsrechter: 'Nu u herhaaldelijk weigert zich aan de FIDE-regels te houden door niet te hinderen, ben ik op op grond van artikel 12.7 dwingend rechterlijk verplicht de partij voor u verloren te verklaren. Het achterliggende idee van dat artikel is namelijk dat een speler wel moet opschieten in het uitvoeren van scheidsrechterlijke beslissingen. En omdat u nu een toeschouwer bent geworden, gelast ik u onmiddellijk de zaal te verlaten.'

De scheidsrechter bouwt zijn straf dus op. Precies zoals artikel 33 van het KNSB-competitiereglement voorschrijft. Het effect daarvan is dat de kwestie niet direct escaleert. De scheidsrechter wijst de speler erop dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag. De speler moet zijn probleeem zelf oplossen. Lukt hem dat niet trekt de speler zelf de conclusie dat hij feitelijk niet meer deel kan nemen aan het toernooi.

En dan is het niet de persoonlijke opvatting van de scheidsrechter dat hij moet optreden tegen een stinkende speler. Het is de regelgever - wij allen - die dit uitdrukkelijk verlangt van de scheidsrechter. Zo hebben wij dit gewild. Grijpt de scheidsrechter niet in dan verzaakt hij zijn plicht en is hij een slechte scheidsrechter. Een scheidsrechter kan dan ook niet leven zonder een strikte naleving van de FIDE-regels. Zo heeft de strikte naleving tot gevolg dat stinkende spelers voortaan zijn gewaarschuwd.

De vraag is gerezen of een scheidsrechter een time out kan toekennen voor de tijd dat de stinkende speler zich verschoont. Het antwoord luidt: nee, daartoe is de scheidsrechter niet bevoegd.
Zie: Kasparov's ongeoorloofde afwezigheid  


6. De massale hinder

Vraag van Mogens Nielsen, internationaal arbiter in Denemarken:
'Een belangrijke zin in het Voorwoord van de FIDE-regels luidt: 'Een te gedetailleerde beschrijving van een regel kan ertoe leiden dat de arbiter niet in volle vrijheid kan beslissen en zou hem daardoor kunnen beletten de oplossing van een probleem te vinden, gebaseerd op billijkheid, logica en bijzondere omstandigheden.'

In beginsel ben ik (Nielsen) het hier mee eens, maar sommige artikelen moeten meer gedetailleerd worden bekeken. Onze sport is anders dan andere in die zin dat een enkel kwestie of opmerking beslissend kan zijn.

Daarom moet benadrukt worden dat een speler tijdens een partij geen mondeling contact mag hebben behalve met officials en zijn tegenstander. Dit was geregeld tijdens het laatste wereldkampioenschap: een speler mag alleen tegen de scheidsrechter spreken of communiseren met een 'steward' of met zijn tegenstander zoals toegestaan in de FIDE-regels'.

Het zou een grote verbetering zijn indien deze regel wordt opgenomen in artikel 12. Helaas verkiezen vele scheidsrechters ervoor deze regel te overtreden, dat leidt tot toenemende chaos en slecht gedrag zowel van de zijde van de spelers als van de toeschouwers.

Vaak zijn er 'open spelen' waar niet genoeg ruimte is. Het is niet ongebrui-
kelijk voor toeschouwers en spelers om door elkaar te lopen. De scheids-
rechter heeft een moeilijke taak onder deze omstandigheden te handelen. Het is voor hem onmogelijk te beslissen of iemand spreekt over de partij of dat hij een gewoon gesprek heeft. Bovendien worden andere spelers gestoord.

Mijn stelling is: toeschouwers die niet absoluut stil zijn - 'hun mond kunnen houden' - moeten tijdens de wedstrijd verstaan geworden de zaal te verla-
ten. Na een eerste waarschuwing wordt de partij van een speler verloren verklaard. Wat is uw mening?' aldus Mogens Nielsen, IA (Denemarken).

Antwoord Gijssen: 'Ik ben erg blij met uw opmerkingen, omdat ik al veel jaren worstel om dit in de FIDE-regels opgenomen te krijgen, bijvoorbeeld, dat gesprekken tussen spelers tijdens een partij verboden zijn. Maar dit is volledig mislukt.

Ik herinner me nog goed dat mensen me vertelden als ik dit voorstelde: 'In open toernooien, is het onmogelijk te voorkomen dat spelers met elkaar praten, omdat er te veel spelers zijn en slechts enkele scheidsrechters.
En deze collega's legden me uit dat het erg slecht is een nieuw artikel in te voeren dat geen waarde heeft. Dit lijkt redelijk, maar ik ben het er nog steeds niet mee eens. Als de hoofdscheidsrechter vooraf aankondigt dat het is verboden met de andere spelers te praten, moet dat tenminste de gesprekken verminderen.

In feite heb ik de indruk dat vele scheidsrechter het niet leuk vinden achter spelers aan te lopen die met andere spelers praten. Ik herinner me nog goed een geval tijdens het Donner Memorial in Amsterdam 1995. Ik zag enkele grootmeesters met elkaar praten. Ik ging naar hen toe en vertelde hen daarmee te stoppen. De vader van een Amerikaanse jongen die aan dat toernooi deelnam, kwam naar me toe en vertelde me dat hij me een onderscheiding wilde geven, omdat het de eerste keer in zijn leven was dat hij een scheidsrechter had gezien die een einde maakte aan een gesprek tussen spelers.

Een bekende scheidsrechter vertelde me dat hij en vele scheidsrechters uit zijn bond tegen het voorstel zijn, omdat het het karakter van het toernooi in hun land helemaal zou veranderen. Iedereen mag praten met anderen als zij dit willen en hij gaf er de voorkeur aan dat zo te houden. En helaas, heeft de meederheid van de Wet en regelgevingscommissie van de FIDE zijn zienswijze gevolgd.

In het FIDE handboek is een hoofdstuk over regels van een toernooi, genoemd toernooiregels. In dat hoofdstuk kunt u vinden aanwijzingen hoe spelers uit te nodigen, hoe de trekking van loting te organiseren, de rol van de teamleider, het gedrag van de spelers, de taak van de hoofdscheids-
rechter, etc. Er was een compromis: stop dit artikel in dit hoofdstuk van het FIDE handboek en pas dit slechts toe in hoog gekwalificeerde toernooien.
Dit kan betekenen dat we verschillende regels hebben voor verschillende toernooien.

Ik houd hier niet van en ben nog steeds van mening dat dit thuis hoort in de FIDE-regels. U begrijpt natuurlijk dat ik niet ongelukkig was toen ik werd uitgenodigd voorstellen te doen voor het Wereldkampioenschap knock-out toernooi en ik was nog gelukkiger toen deze werden aangenomen,' aldus Gijssen.

commentaar Pieter de Groot

Gijssen hoeft niet te worstelen en hij hoeft geen voorstellen te doen tot wijziging van de regels. Het is al vele jaren geregeld in artikel 12.5 en 13.2 van de FIDE-regels. Maar, de vraag van Mogens Nielsen gaat om wat anders.

Het is het probleem van de massale overtreding. Het is namelijk voor één of twee scheidsrechters moeilijk de orde en rust te handhaven in een gymnas-
tiekzaal met 200 schakers. Net zoals het een jeugdleider de ene keer wel lukt een zaal met jeugdspelers rustig te houden, maar de andere keer niet. Er hangt een bepaalde sfeer in de lucht waardoor de spelers onrustig worden. Dan is de overtreding zo massaal, dat een scheidsrechter op vreedzame wijze daar niet tegen kan optreden. Van een scheidsrechter kan namelijk niet verwacht worden dat hij de halve zaal naar huis stuurt. Hij kan geen einde maken aan de hinder. Het is overmacht.

Waar het op neer komt is dat een scheidsrechter tijdig ingrijpt. Het gaat om het voorkomen van een begin van massale overtreding. Als hij dat niet kan, staat hij machteloos tegen de massale overtreding.

Vergeet niet dat er ook nog scheidsrechters zijn die - ten onrechte - menen te moeten controleren of er geoorloofde zetten worden gedaan, op de juiste wijze wordt gerokeerd, op juiste wijze j'adoude kenbaar wordt gemaakt. Het is dan begrijpelijk dat het tegengaan van het voorkomen van een begin van massale hinder daarbij inschiet. Bij zulke scheidsrechters treedt, denk ik, massale overtreding eerder op.

© 2004  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DIT WAS DE VRAAG
'Indien een mobiele telefoon van een speler in de speelzaal afgaat, verliest die speler de partij. De scheids-
rechter garandeert dat alle spelers van te voren van deze regel op de hoogte worden gesteld,' aldus het besluit van de 'Rules and Tournament Regulations Committee' onder voorzitterschap van Gijssen (november 2003 'Kallithea!).

Lees de hele vraag  


KASPAROV'S AFWEZIGHEID
Artikel 'Kasparov's ongeoorloofde afwezigheid ' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot

schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com