DE ACHTERLIGGENDE GEDACHTE VAN DE FIDE-REGELS |
Inleiding Zonder de achterliggende gedachte te kennen van openingen heeft het geen zin openingszetten te leren. Datzelfde geldt voor de FIDE-regels. Een scheidsrechter moet een regel plaatsen in de context van het geheel. In dit artikel schets ik de heersende leer van de achterliggende gedachte van de FIDE-regels. Om hun privé-belangen te dienen hebben enkele scheidsrechters ervoor gezorgd dat de FIDE-regels en de interpretaties ingewikkeld zijn gemaakt. Deze constatering leidt tot een schokkende con- clusie: voor het schaakspel zijn meer scheidsrechters nodig dan voor het voetbalspel. Vanzelf komt er een nieuwe generatie scheidsrechters die zich afzet tegen de heersende leer. De nieuwe generatie wil zich niet gedragen als een kin- dermeisje dat zich met pietluttige zaken bezig moet houden. En zij wil niet als vrijwilliger met onmogelijke verantwoordelijkheden worden opgezadeld. Een overzicht van paragrafen: 1. De achterliggende gedachte van openingszetten 2. De achterliggende gedachte van regels 3. De oorspronkelijke achterliggende gedachte van de FIDE-regels 4. De normen van Gijssen 5. Uitvoerbaar en handhaafbaar 6. Een stille revolutie: een forse uitbreiding van het takenpakket van de scheidsrechter 7. Mijn mening 8. Een eerste voorbeeld: de jus van ons werk 9. Een tweede voorbeeld: de ongeoorloofde zet 10. Een derde voorbeeld: het verbod de koning te slaan 11. Fish discover water last 12. Hoe nu verder? 1. De achterliggende gedachte van openingszetten De Amerikaan dr. Reuben Fine (1914-1993) was in zijn tijd een van de beste grootmeesters ter wereld. Hij werd zelfs als een mogelijke opvolger van Al- jechin beschouwd. Hij sprak behalve Engels ook Duits, Frans, Italiaans, Jid- disch en Nederlands. Tussen 1935 en 1937 woonde hij in Nederland en was in Zandvoort in 1936 eerste voor Euwe en Keres. Nadat hij schaken had opgegeven werd hij psycholoog. In 1956 verscheen zijn 'Psychologie van de schaker'. In dat boek geeft hij een freudiaanse analyse van het schaakspel, dat wil zeggen dat volgens hem de koning symbool staat voor een verzwakte vaderfiguur, en de dame voor een sterke moederfiguur. De overige stukken stellen fallische symbolen voor. Grootmeesters, internationaal meesters en meesters waren bang voor de analyses die deze zielknijper gaf over het schaakspel. Overigens waren dit soort analyses in die tijd mode, maar in onze tijd maken we ons er niet druk over. Reuben Fine In zijn boek 'De achtergrond van de schaakopeningen' legt Fine uit dat ideeën wapens zijn. Volgens Fine is het beheersen van een beetje theorie, die een speler werkelijk inzicht geeft in de mogelijkheden van het schaak- spel, oneindig meer waard dan het van buiten leren van stapels zetten- reeksen. Fine: 'Het is altijd waar, al is het niet altijd duidelijk, dat aan zetten in de schaakopeningen bepaalde ideeën ten grondslag liggen. Deze ideeën vor- men de achtergrond en de fundering, terwijl de zetten zelf de actuele con- structie vertegenwoordigen. In ieder bedrijf is de man, die alleen maar de dingen uitvoert, zonder te weten waarom, in het nadeel tegenover degene, die niet alleen de dingen kan uitvoeren, maar tevens verklaren kan waarom hij de dingen juist zo doet. Men merkt het, zodra er iets hapert in de gewone gang van zaken: de ongeschoolde arbeider moet dan met gekruiste armen afwachten en kan niets doen; de werktuigkundige of de ingenieur moet het mechanisme repareren, en eerst dan kan de arbeider weer aan het werk. Dat gaat voor schaak evenzeer op als voor ieder ander bedrijf, dat bestaat uit een combinatie van theorie en praktijk. Aangezien nu in het schaakspel de praktijk, in dit geval de zetten, veel minder aan bepaalde vormen gebon- den is dan bijvoorbeeld de constructie van een huis, is hier de theorie, in de vorm van de ideeën, des te belangrijker,' aldus Fine 'De achtergrond van de schaakopeningen', Amsterdam 1943. Een nieuwe moderne Engelse druk ervan is in 1990 verschenen. Het werd een baanbrekend boek. Omdat voor het eerst aandacht is ge- schonken aan de achterliggende gedachte van de schaakopeningen. 2. De achterliggende gedachte van regels Wat voor de ideeën van de schaakopeningen geldt, geldt ook voor de ideeën van het schaakrecht. Het domweg leren van de FIDE-regels heeft geen zin, indien men de achterliggende gedachte van de regel niet begrijpt. Een regel moet namelijk altijd worden toegepast in de context van het geheel. Om te begrijpen wat de bedoeling is van een FIDE-regel moet een analyse plaatsvinden. Welk probleem heeft de regelgever willen oplossen? Dat klinkt logisch, maar toch komt het voor dat de FIDE een theoretisch probleem verzint en vervolgens met een oplossing komt. Of dat de FIDE antwoorden geeft op vragen waar de amateurs niet op zitten te wachten. Ik heb er in mijn artikelen voorbeelden van gegeven. Wat ook mogelijk is, soms komt iemand met een oplossing, terwijl het pro- bleem nog moet worden verzonnen. Zie voor een recent voorbeeld, de nieuwe FIDE-regel A4, sub c, laatste volzin: indien bij rapidschaak beide koningen schaak staan en de spelers verder spelen moet een scheidsrechter eigenmachtig ingrijpen. Een situatie die natuurlijk nooit in een serieuze rapid partij voordoet. Het is een voorbeeld van regelvervuiling. Indien een scheidsrechter de gedachte achter een regel begrijpt, kan hij snel, adequaat, rustig en zelfverzekerd optreden. Begrijpt een scheidsrech- ter de ideeën niet, staat hij huiverig tegenover normatieve vraagstukken. Hij weet niet hoe te handelen in nieuwe, onverwachte situaties. Hij is als een schaker die de openingszetten uit zijn hoofd heeft geleerd en na enkele zetten de voortzetting niet meer weet. Illustratief is het voorval Radjabov - Smeets op het Corustoernooi 2009, waar twee topscheidsrechters de weg zijn kwijtgeraakt. 3. De oorspronkelijke achterliggende gedachte van de FIDE-regels Enkele opvattingen. De Oostenrijkse schaakmeester Hans Kmoch, die jarenlang in Nederland woonde en met Euwe samenwerkte, gedroeg zich destijds als wedstrijdleider als een grootvorst. 'Die kwam niet eens uit zijn stoel, maar wachtte gelaten af of er 'claims' bij hem zouden binnenkomen.' Grootmeester Donner: 'Jan Joost Lindner geeft een zeer verdienstelijke beschrijving van het door ons (Donner en Jan Timman, PdeG) aan de kaak gestelde soort van wedstrijdleider en schetst in schrille kleuren de man, die geheel naast zijn schoenen loopt omdat hij zich met 'gezag' bekleed waant, intussen alles wat werkelijk tot zijn plichten behoort verzaakt en zich vooral bezig houdt met dingen die hem geen snars aangaan,' Donner, De Koning, blz. 269. En: 'Bij ons kunnen de regels niet eens overtreden worden en zoiets als 'onethisch' spel is eenvoudigweg onmogelijk. Bij ons heeft de wedstrijdleider dan ook niets te vertellen. Hij heeft - goddank - geen enkel 'gezag'. Zijn taak is voornamelijk een organisatorische, bij uitzondering een vaststellen- de, maar wanneer zich een hoogst enkele maal een echt dispuut voordoet - zelfs in ons bijna volmaakte spel komen onvoorziene situaties voor - waar- over een echte beslissing genomen moet worden, dan gebeurt dat door een speciaal daartoe ingestelde commissie uit de spelers zelf, want alleen zij beslissen over zichzelf.' 'In tegenstelling tot alle andere spellen en sporten is dan ook bij het schaken de wedstrijdleider in feite overbodig! Hij moet zorgen dat voor het begin van de partij de stukken op de juiste velden staan; dat de klok goed is afgesteld; ook valt de rust in de speelzaal onder zijn verantwoording en daartoe dient hij het publiek - in het bijzonder het opdringerige volkje der fotografen - in toom te houden (natuurlijk ook weer niet door zelf luidkeels om stilte te brullen!) en zelfs is hij gemachtigd tegen hinderlijk gedrag van de spelers zelf op te treden, wanneer zij hun partij volbracht hebben - ook past hier natuurlijk de grootst mogelijke eerbiedigheid,' Donner, blz. 270. Donner meent dat de taak van de scheidsrechter een louter dienende is. En dan volgt de wereldberoemde zin: 'Een internationaal arbiter moet in vier talen orders als 'koffie!', 'broodje kaas' en 'hé, jij daar, hier komen!' in ont- vangst kunnen nemen, maar zelf de spelers tijdens de partij aanspreken is al een zeer hinderlijke overschrijding van zijn bevoegdheden.' En wat te denken van Constant Orbaan? Als hoofdscheidsrechter op het Hoogoventoernooi nam hij gerust tijdens een wedstrijd een bad. 4. De normen van Gijssen In 1999 geeft Gijssen aan wat de achterliggende gedachte is van de FIDE-regels. Het is volgens hem een beschrijving van een ideale situatie: één partij, twee spelers en een scheidsrechter. In die gedachte staan de schaak- partijen onder direct toezicht van een scheidsrechter. De FIDE-regels geven niet aan hoe het probleem op te lossen op een toernooi van 200 spelers met slechts vier of vijf scheidsrechters,' aldus Gijssen, april 1999, 'Time scram- bles'. Later herhaalt hij zijn norm. De FIDE-regels zijn geschreven voor één scheidsrechter op één partij van twee spelers. En zo voegt hij er aan toe: 'Zelfs dat is niet genoeg. Eigenlijk horen drie scheidsrechters toe te kijken. En zelfs dan nog zien ze niet alles.' Nu zullen velen dit een overdreven norm vinden. Toch neemt Gijssen er geen afstand van. Wel verandert hij iets in zijn uitgangspunt, zij het tand- enknarsend. Eén scheidsrechter op acht tot tien partijen is voor Gijssen de uiterste norm. 'De methode om twee personen aan te wijzen om één partij in de gaten te houden, is ideaal. Maar helaas komt het veel voor dat er niet genoeg assis- tenten zijn voor een scheidsrechter. Een probleem is ook dat veel mensen bij een wedstrijd de FIDE-regels niet kennen. (...) De KNSB wijst voor elke wedstrijd van acht tot tien partijen één neutrale scheidsrechter aan. Mijn waarneming is dat de meeste van deze scheidsrechters menen dat zij geen enkele hulp nodig hebben. Volgens mij zien ze dat verkeerd. Ik heb een paar maal gezien dat spelers hun bedenktijd overschreden terwijl er geen scheidsrechter in de buurt was. Dit is, natuurlijk, een slechte situatie,' aldus Gijssen, november 2001, The king en prise redux. 'Op dit moment is er een trend om geld te besparen door minder scheids- rechters te benoemen bij schaaktoernooien. Ik denk dat dit vrij gevaarlijk is. Uit twee voorbeelden (in die column van december 2001, PdeG) blijkt dui- delijk hoe belangrijk de rol van de scheidsrechter is. Met slechts enkele scheidsrechters op een toernooi is het duidelijk dat het onmogelijk is alle klokken in de gaten te houden. Het gevolg hiervan is dat spelers die op grond van de FIDE-regels horen te winnen zelfs hun partij verliezen. En iedereen zal het ermee eens zijn dat dit een erg ongewenste situatie is. De hoeveelheid bedenktijd op een toernooi heeft invloed op het aantal scheidsrechters dat nodig is. Volgens mij is één scheidsrechter voor acht tot tien partijen voldoende. Een voorwaarde is natuurlijk, dat in het bijzonder bij tijdnood alle scheidsrechters aanwezig zijn. Om eerlijk te zijn zie ik steeds meer en meer dat scheidsrechters de speelzaal verlaten om een sigaret te roken of om een kop koffie te halen, zelfs als veel spelers in tijdnood zijn,' aldus Gijssen, december 2001 From Moscow with love... 5. Uitvoerbaar en handhaafbaar In mei 2000 doet Gijssen het volgende voorstel tot wijziging van de FIDE-regels: 'Een speler mag uitsluitend met de scheidsrechter praten of met de assis- tent-scheidsrechter of met zijn tegenstander zoals geregeld in de FIDE-regels.' Het is Gijssen niet gelukt dit voorstel in te voeren. Zijn tegenstanders me- nen dat op open toernooien het onmogelijk is te verhinderen dat spelers met elkaar praten, omdat er teveel schakers zijn en te weinig scheidsrechters. Zij maken Gijssen duidelijk dat het erg slecht is een nieuw artikel op te ne- men in de wetenschap dat het niet uitvoerbaar is. Volgens Gijssen klinkt dat logisch, maar hij is het er nog steeds niet mee eens. Als de hoofdscheids- rechter in zijn openingstoespraak aankondigt dat het verboden is met ande- re spelers te praten, leidt dat in ieder geval tot het verminderen van het aantal gesprekken, aldus Gijssen, mei 2000, What shall we do with a stinking player? Zo is de opvatting van Gijssen te vergelijken met een kabinetsbesluit een land de oorlog te verklaren, terwijl het geen idee heeft hoe het staat met de kwaliteit van zijn eigen leger. Of er wel voldoende soldaten zijn en of het materieel van goede kwaliteit is. Of de oorlog wel te winnen is. 6. Een stille revolutie: een forse uitbreiding van het takenpakket van de scheidsrechter Iedere beginnende werknemer en iedere beginnende ambtenaar weten het: wil je carrière maken, moet je je werk ingewikkeld maken, en je takenpak- ket uitbreiden. Dan word je onmisbaar, je kunt het werk niet meer aan, je hebt een assistent nodig, je krijgt opslag of je krijgt er een streep erbij. Na de roerige jaren '60 pasten scheidsrechters deze regel toe. Ze zochten een carrière in de schaakwereld. Zij hebben het schaakspel ingewikkeld gemaakt met regels die niets met het schaken te maken hebben. En de bedoeling van hun regels is niet dat schakers die zullen naleven, maar dat die worden overtreden. Opdat een scheidsrechter kan ingrijpen. Zo creëren zij voor zichzelf werk. En, omdat scheidsrechters nog onvoldoende gewend zijn tijdens een partij in te grijpen en straffen uit te delen, wordt een kleine groep die dat wel durft, onmisbaar. Zo slagen zij erin steeds te worden ge- vraagd voor de betere toernooien. En gaande weg slagen ze erin hun brood te verdienen met het scheidsrechtersbestaan, met verblijf in luxe hotels. In de eerste plaats leggen scheidsrechters de FIDE-regels op extreem for- malistische wijze uit. Zo zijn Zwarte kousen arbiters ontstaan. Ik heb daar in mijn artikelen voorbeelden van gegeven. Om hun eigen belangen te dienen zijn de arbiters over de ruggen van we- reldwijd honderdduizend amateur scheidsrechters erin geslaagd de FIDE-regels ingewikkeld te maken. Door een ragfijn systeem van indoctrinatie door middel van mondelinge cursussen en examens hebben zij hun leer verspreid. Zo hebben zij als de rattenvanger van Hamelen volgelingen ach- ter zich verzameld. De rattenvanger van Hamelen In de tweede plaats door de FIDE-regels te wijzigen door de extreem for- malistische uitleg vast te leggen. Zo kwam de opmars van de scheidsrechter om zich inhoudelijk met het schaakspel bezig te houden. 7. Mijn mening Ik vind de normen van Gijssen over het aantal scheidsrechters per partij dwaasheid. Neem bijvoorbeeld de norm bij het voetbal waar bij de amateurs de norm is één scheidsrechter en twee grensrechters op 22 spelers. Een spel dat toch aanzienlijk ingewikkelder en aanzienlijk meer momenten kent voor conflicten dan schaken. Het komt erop neer dat voor het schaakspel meer scheidsrechters en assistenten nodig zijn dan voor het voetbalspel! Wat voor een vreemde indruk maakt dit beeld op het grote publiek. 'Wat gebeurt daar bij het schaken?' vraagt men zich af. Als dit bekend wordt, komen er geen nieuwe leden bij een schaakvereniging. Iemand die zo'n zware wissel trekt op vrijwilligers heeft geen flauw idee wat breedtesport is. De keerzijde is dat door de uitbreiding van het takenpakket de scheidsrech- ters niet meer weten hoe om te gaan met de oorspronkelijke taak - de core business - van de scheidsrechter. Het zorgen voor goede speelomstandig- heden (het handhaven van de orde en rust in de zaal) en het beslechten van geschillen. Twee voorbeelden. Het eerste heeft zich recent voorgedaan in de KNSB-competitie. Een partij ondervindt langdurige hinder van het geluid van het testen voor een pop- concert dat wordt gehouden voor het gebouw waar de partij wordt gespeeld. De scheidrechter en zelfs de competitieleider van de KNSB menen dat de wedstrijd niet hoeft te worden gestaakt. In een afzonderlijk artikel zal ik daar nader op ingaan. Het tweede gaat over het voorval op het Aeroflot Open 2009 waar een spe- ler zijn tegenstander beschuldigt van fraude en de hoofdscheidsrechter on- voldoende tijd besteedt aan deze beschuldiging. De hoofdscheidsrechter hanteert een verkeerde prioriteitstelling en blijft ook de andere borden in de gaten houden. En zo heeft zich een stille revolutie voltrokken. De taak van de scheids- rechter heeft zich verschoven. Het is uitgestrekt over het individuele spel zelf. Grootmeester Donner zou gruwen van deze ontwikkeling. 8. Een eerste voorbeeld: de jus van ons werk Indien beide spelers in tijdnood zijn, moet de scheidsrechter de vlagval melden. Echter, er zijn ook scheidsrechters die de FIDE-regels zo inter- preteren dat een scheidsrechter verplicht is eigenmachtig de vlagval te melden als een speler in tijdnood is, en de andere niet. Op een bijspijkercursus van de KNSB in 2002 verklaart Gijssen, 'dat het roepen van de vlagval de jus is van ons werk. Dat moeten we niet afschaf- fen'. In Yerevan 1996 zijn er verschillende scheidsrechters die de 'bevoegd- heden' van de scheidsrechter willen inperken. Zij stellen bijvoorbeeld voor dat het claimen van de vlagval de verantwoordelijkheid is van de speler en niet die van de scheidsrechter. Voor alle soorten schaak willen ze dezelfde regel die geldt bij snelschaak. 'Ik vocht krachtig om er voor te zorgen dat de FIDE-regels op dit punt ongewijzigd bleef,' aldus Gijssen, oktober 2000, A pressing matter. Zo'n opvatting is vragen om moeilijkheden indien een vlag valt de spelers verder spelen zonder dat een scheidrechter heeft ingegrepen. De betrokken scheidsrechter dan wel de organisatie is tekort geschoten in hun taak. Wat heeft een ten onrechte verliezende speler eraan dat de jus-lustende-scheidsrechter niet bij zijn bord stond? Om de opvatting van Gijssen uit 1999 in herinnering te brengen: 'De FIDE-regels geven niet aan hoe het probleem op te lossen op een toernooi van 200 spelers met slechts vier of vijf scheidsrechters.' Die opvatting is te vergelijken met een directeur van een Sociale Dienst die beslist dat niet iedere bijstandsgerechtigde een uitkering kan ontvangen om- dat hij een tekort heeft aan personeel. De media en de Nationale ombuds- man zullen terecht gehakt maken van die beslissing. Als er een ombudsman zou bestaan in de schaakwereld zou die de scheids- rechter en eventueel de organisatie stevig op de vingers tikken. Die om- budsman zou verklaren: 'Scheidsrechter of organisatie, het kan me niet schelen hoe of wat je doet, je zorgt er maar voor dat een scheidsrechter tijdig de vlagval signaleert.' Een voorbeeld. Aan het FIDE knock out wereldkampioenschap 2001-2002 in Moskou doen 192 spelers mee. Ruslan Ponomariov zou uiteindelijk kampioen worden. Er zijn twaalf scheidsrechters, inclusief de hoofdscheidsrechter en twee plaatsvervangend hoofdscheidsrechters. Omdat er 32 tiebreak partijen waren, werden omstanders uitgenodigd om als scheidsrechter te fungeren, Gijssen, januari 2002, How to get a title? Het moet toch niet gekker worden in de schaakwereld. We leven in een rechtsstaat: ook de organisatoren en de scheidsrechters moeten zich aan de regels houden. Als het organisatorisch onmogelijk is dat een scheidsrechter de taak van het melden van de vlagval kan uitvoeren, moet men de regel afschaffen. En bepalen dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de speler de vlagval in de gaten te houden. Om zich in te dekken tegen aan- sprakelijkheid kunnen toernooiorganisaties in hun reglementen opnemen dat in afwijking van de FIDE-regels de scheidsrechter niet bevoegd is de vlagval te melden. 9. Een tweede voorbeeld: de ongeoorloofde zet Wit: Sarah Anton (1718) Zwart: Paul Broekhuyse (2118) Sydney Internationaal Open 2009 15 april 2009 1. e4 c5 2. Pf3 Pc6 3. d4 cxd4 4. Pxd4 Pf6 5. f3 e5 6. Pb3 Pxe4 7. fxe4 Dh4+ 8. Ke2 d5 9. h3 Lg4+ 10. hxg4 Dxh1 11. exd5 0-0-0 12. c4 Dh4 13. Kd2 Lb4+ 14. Pc3 The8 15. a3 Lxc3+ 16. bxc3 e4 17. Kc2 Pe5 18. Le3 Pxg4 19. Lxa7 e3 20. Ld3 Df2+ 21. De2 g6 22. Tf1 Dxe2+ 23. Lxe2 f5 24. Pd4 Pf2 25. Lb6 Td7 26. Pb5 f4 27. Te1 Te5 28. Lf3 g5 29. Ld4 Tf5 30. Lxe3 fxe3 31. Txe3 Tf8 32. d6 g4 33. Ld5 Kb8 34. Le6 Tg7 35. d7 Te7 36. Pd4 Kc7 37. Pb5+ Kd8 38. Pd4 h5 39. Kd2 h4 40. c5 Txd7 41. Lxd7 Kxd7 42. Pe6 Tf5 43. Ke2 h3 44. gxh3 gxh3 45. Pd4 h2 46. Pxf5 h1=D 47. Kxf2 Db1 48. Pd4 Da2+ 49. Kf3 Dxa3 50. Td3 Ke7 51. Kf4 Dxc5 52. Ke4 b5 53. Pf5+ Kf6 Daarop doet wit 54. Pf5-d7? Vork. Zwart geeft op. Op internet volgen pagina's vol reacties over dit voorval. Als de scheids- rechter had opgelet had hij direct eigenmachtig ingegrepen en hij had beslist dat de 54ste zet van wit een ongeoorloofde zet was. Door de schuld van de scheidsrechter heeft zwart verloren. Dat is trouwens een typische Pavlov reactie die komt in gevallen waarin een onopgemerkte ongeoorloofde zet is gedaan: 'Scheidsrechter, opletten, waar was je?' Het bijzondere is dat scheidsrechters zich ook daadwerkelijk schul- dig voelen en menen dat zij zijn tekort geschoten. Want, de kritiek op hen komt overeen met die op het voorbeeld in de vorige paragraaf over de be- slissing van de directeur van een Sociale Dienst. Dat het anders kan, laat het volgende voorbeeld uit de voetbalwereld zien. De scheenbeschermers van Edgar Davids: 'Hoe is het mogelijk dat Edgar Davids in een oefenduel vergeet zijn scheen- beschermers aan te trekken waardoor hij zijn been breekt? Dan moeten we niet de assistent-scheidsrechter de schuld geven, omdat hij het niet heeft gecontroleerd. Ik zou zeggen: 'Kijk nou eens in de spiegel. Wat kunnen wij eraan doen om dit in het vervolg te voorkomen?' interview met algemeen directeur Maarten Fontein van Ajax, NRC 21 oktober 2007. Overigens dwingen de FIDE-regels naar mijn mening niet dat een scheids- rechter eigenmachtig moet ingrijpen wanneer een ongeoorloofde zet wordt gedaan. Maar de meeste scheidsrechters zijn het met opvatting niet eens. Zij willen graag die bevoegdheid met de daarbij behorende verantwoorde- lijkheid en aansprakelijkheid. Dan moeten ze het ook zelf weten. 10. Een derde voorbeeld: het verbod de koning te slaan Gijssen heeft zich de blaren op zijn tong gepraat om ervoor te zorgen dat het verboden is de koning te slaan. Het is een absurd verbod. Indien iemand blundert, verliest hij de partij. Echter, indien iemand de grootste blunder maakt door zijn koning schaak te laten staan, krijgt hij een herkansing. Hoe bestaat het: een herkansing in het schaakspel! Zij het dat de scheidsrechter de tegenstander twee minuten extra bedenktijd moet toekennen. En, dat in een tijd waarin de reglementaire nul in opmars is. Mijn mening is dat als iemand zijn koning schaak laat staat en de tegen- stander dat ziet, hij de partij direct hoort te verliezen. En wat is praktischer dan dat de tegenstander de koning slaat. Precies zoals het eeuwenlang gebeurde; denk aan de gewoonte bij rapid en snelschaak. In plaats van de praktische oplossing te volgen heeft Gijssen een juridische oplossing opgesteld. De ellende daarvan hebben we gezien bij snelschaak. Voor allerlei pietluttige dingen worden twee minuten geclaimd. Dank zij dat verbod is het schaakspel in een aanzienlijk sneller tempo gejuridiseerd en ingewikkeld geworden. Er is een enorme bewustwording gekomen voor claimgedrag. Scheidsrechters zijn veel belangrijker geworden. 11. Fish discover water last Een bekend Amerikaans begrip. 'Ik weet niet wie het water heeft ontdekt. Maar ik weet zeker dat het geen vis was,' Marshall McLuhan (1911-1980). De vis is de laatste die water ontdekt, eenvoudig omdat hij niets anders weet. De vis kent geen andere werkelijkheid omdat hij geen vergelijkings- materiaal heeft. In augustus 1999 schrijft Gijssen dat veel problemen zich voordoen bij amateurschakers en niet bij beroepsschakers. Vandaar dat hij zich vaak afvraagt of het beter is verschillende regels te hebben. Eén voor professi- oneel schaak en één voor amateur schaak. Maar telkens weer realiseert hij zich dat het onmogelijk is verschillende regels te hebben, Gijssen, augustus 1999, Digital versus analog. Gijssen is als een vis die als laatste het water heeft ontdekt. Recent heeft hij dat weer bewezen met zijn pleidooi voor een reglementaire nul bij vijftien minuten te laat komen (wat de president van de FIDE wijzigde in nul minu- ten). Voor Gijssen en de leden van de regelcommissie is de schaakwereld beperkt tot beroepsschakers. Zij hebben zich hierdoor vervreemd van de amateur-schakers. Ze zijn als een vis die het water niet heeft ontdekt. En, datzelfde geldt voor eenzijdig samengestelde commissies waar slechts internationaal arbiters deel van uitmaken. Interne tegenspraak wordt zo verhinderd. Terwijl bij de totstandkoming van regelgeving juist tegenspraak leidt tot kwalitatief betere regels. De werkelijkheid is namelijk zo divers dat deze lastig is te vangen in een regel. 12. Hoe nu verder? De vraag rijst hoe om te gaan met de uitbreiding van het takenpakket van de scheidsrechter. Regionale bonden en toernooiorganisaties kunnen name- lijk niet voldoen aan de kwantitatieve normen van de FIDE voor de aanwe- zigheid van voldoende scheidsrechters. Bovendien zijn de kwaliteitseisen voor een scheidsrechter aanzienlijk verhoogd. Scheidsrechters hebben daardoor een hoog afbreukrisico gekregen. In nieuwe situaties weet hij niet hoe te handelen. De wal keert het schip. Als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan. Vanzelf komt er een nieuwe generatie scheidsrechters die zich afzet tegen de achterliggende gedachten van de opvattingen van de bestaande scheids- rechters. De nieuwen willen hun kostbaar vrije tijd niet verknoeien met het bestuderen van veel te ingewikkelde regels, ze willen zich niet gedragen als een kindermeisje dat zich met pietluttige zaken moet bezighouden. En ze willen niet als vrijwilliger met onmogelijke verantwoordelijkheden worden opgezadeld. Er komt vanzelf een natuurlijke reactie voor bruikbare regels. De amateur-scheidsrechters en amateur-schakers hebben het recht om op te komen voor hun eigen belangen. Alles went, ook het overboord gooien van de op- vattingen van de Zwarte kousen arbiters. Zoals op toptoernooien wordt afgeweken van de FIDE-regels, denk bijvoor- beeld aan het wereldkampioenschap 1998 waar de spelers niet hoefden te noteren en aan de zgn. Sofia-rules, mogen amateurs voor hun competities en toernooien ook van de FIDE-regels afwijken. Mits het wezen van het spel ongewijzigd blijft, voeg ik eraan toe (de stukken moeten hun loop blijven houden). © 2009 Pieter de Groot |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |