HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
DE HULPSCHEIDSRECHTER EN ZIJN GEVALLEN VLAGGEN
Dit artikel is een vervolg op de artikelenreeks over snelschaak:
'De zaak Kim Veldhuysen 1, 2 en 3'.


Drie weken later vertelt Hans Nagelkerke mij dat hij bij het laatste snel-
schaaktoernooi hulpscheidsrechter is geweest. En er doet zich een kwestie voor. 'Twee spelers ontdekken dat beide vlaggen zijn gevallen. Niemand weet welke vlag het eerst is gevallen. Als hulpscheidsrechter oordeel ik dat de partij remise is. Mijn vraag aan jou is: denkt het schaakrecht daar ook zo over?'

Ik vraag hem waarom hij heeft geoordeeld dat het remise is. 'Nou ja, je kunt niet oordelen dat de ene vlag eerder is gevallen dan de andere als niemand die vlagval heeft gezien. Indien geoordeeld wordt dat een bepaalde vlag eerder is gevallen, is het risico veel te groot dat dit een onjuiste beslissing is. Omdat dat risico voor beide schakers geldt, mag je geen beslissing nemen die gebaseerd is op speculatie. Een hulpscheidsrechter is geen organisator van een goktent!' legt hij uit.

'Bovendien heb je me een paar weken geleden verteld dat een scheids-
rechter moet zoeken naar het bewijs van de feiten. Als je dat bewijs niet kunt vinden moet je, vind ik, de 'pijn' over beide partijen verdelen. Daarom heb ik geoordeeld dat het remise is,' zegt hij.

'Hans, je hebt juist gehandeld. Maar je motivering is bijna correct,' zeg ik hem. 'Als beide vlaggen zijn gevallen is de partij remise bij rapid- en snelschaak op grond van artikel B8 van de FIDE-regels. Maar pas op! Er zit een addertje onder het gras. En dat heeft te maken met een bewijskwestie.'

'Het is namelijk genoeg om te volstaan met het constateren dat beide vlaggen zijn gevallen. Bij rapid- en snelschaak is het namelijk de eigen verantwoordelijkheid van de schakers de vlag van de tegenstander in de gaten houden. Je weet dat het een stokpaardje van me is het heel erg te vinden wanneer iemand voorzegt dat een vlag is gevallen.'

'Ik zeg altijd maar zo, zo'n voorzegger moet je op grond van artikel 13.7 van de FIDE-regels onmiddellijk uit de speellocatie verwijderen. Daarom is het niet van belang dat ook jij niet hebt gezien welke vlag het eerst was gevallen. Als je dat wel had gezien en je had dat onmiddellijk gezegd, was je een voorzegger geweest.'

Een aantal mensen staat om ons heen van wie één persoon wit weg trekt. 'Pieter, ik snap er niets van!' roept hij uit. 'Als het gaat om de vraag of iemand een schaakstuk heeft aangeraakt mag een scheidsrechter mij wel vragen wat ik heb gezien, maar als het gaat om het vallen van de vlag moet ik mijn mond houden! Jij meet met twee maten. Dat moet je als scheidsrechter nooit doen.'

Ik antwoord dat over het vallen van vlaggen bij rapid- en snelschaak de FIDE-regels nu eenmaal een uitdrukkelijke bepaling bevat. Een regel die uitdrukking geeft van de gedachte dat de spelers zelf verantwoordelijk zijn om op hun vlaggen te letten. Het is op grond van artikel B6 van de FIDE-regels zelfs uitdrukkelijk verboden dat de scheidsrechter of een omstander meldt dat de vlag is gevallen.

Als een speler niet heeft gezien dat de vlag van zijn tegenstander is geval-
len, komt dat voor zijn eigen rekening en risico. 'Zeg maar, dat dat zelf opletten een fundamenteel onderdeel van het rapid- en snelschaak is.
Ook al is een vlag gevallen, dan nog blijven alle omstanders onbewogen toekijken. Pas als ook de andere vlag valt, is de partij remise. Het doet er zelfs niet toe of de ene klok al een minuut overtijd was en de andere slechts een fractie van een seconde,' vertel ik. 'Zo luiden de FIDE-regels.'

'En dan nu over de rol van de getuige bij het aangeraakte schaakstuk,' ga ik verder. 'Ook voor het aanraken van stukken is het de eigen verantwoorde-
lijkheid van de schakers hier op te letten. Dit is geen taak voor de scheids-
rechter of een omstander. Ook bij jeugdschaak geldt dat onder geen beding omstanders hun waarnemingen eigenmachtig mogen opdringen. Zo mag een scheidsrechter ook uit eigen initiatief niks zeggen als een jeugdspeler een stuk aanraakt, maar er niet mee zet (dat zou voorzeggen zijn!). Jeugdigen vinden het bovendien vervelend wanneer ouderen zich met hun partij bemoeien, ook al doen die ouderen het met de beste bedoelingen.'

Pas als een speler de bijstand inroept van de scheidsrechter moet hij oordelen. Dan is er een rechtsgeschil. Dan gaat het erom dat de jeugd-
schaker heeft gezien of meent te hebben gezien dat zijn tegenstander een onjuistheid heeft begaan. Vooral bij jeugdschaak geldt de regel dat een scheidsrechter rekening moet houden met de gedachtewereld van een minderjarige.

Om het rechtsgeschil op te lossen mag een scheidsrechter wel rekening houden met betrouwbare getuigen. Het gaat er dus om dat bij de vraag of een stuk is aangeraakt er een rechtsgeschil is, terwijl dat niet zo is bij de vraag of een vlag is gevallen (omdat de schaker dat zelf moet constateren).

De vraag hoe te handelen wanneer volwassen schakers zo'n geschil hebben, is lastiger te beantwoorden. Dan gaat het om de zaak-Kasparov/Polgar (waarbij Kasparov een stuk aanraakte, maar dit stuk niet zette), waarover niet nu.

© 2003  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
REGIO SNELSCHAAK
Uitslagen regionale snelschaakkampioen-
schappen 2003-2004.

Lees verder  


DE ZAAK
KIM VELDHUYSEN 1
Artikel 'Snelschaak:
de kleur van de verwis-
selde loper ' door Pieter de Groot.
Lees verder  

DE ZAAK
KIM VELDHUYSEN 2
Artikel 'Snelschaak:
de rol van de scheids-
rechter bij bewijs-
kwestie' door Pieter
de Groot.
Lees verder  

DE ZAAK
KIM VELDHUYSEN 3
Artikel 'Snelschaak:
een oude ongeoor-
loofde zet' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot