DE ONREGLEMENTAIRE ZET |
Of mijn eerste optreden als scheidsrechter. Die avond was mijn eerste optreden als scheidsrechter. Het ging om een belangrijke wedstrijd van Botwinnik 1 tegen DD 1. Ik was al een uur voor het begin aanwezig om alles goed te controleren. Na mijn openingstoespraak controleerde ik regelmatig steekproefsgewijs of de stukken hun geoorloofde loop volgden en ook of alle zetten door de spelers nauwgezet werden genoteerd. Na twee uur ontstond er rumoer. Op het eerste bord kregen Henk Happel en John Pouwels een meningsverschil. Ik ging er onmiddellijk naar toe. Ik zette direct de klokken stil en vroeg wat er aan de hand was. John zei verschrikt: 'Hij neemt mijn Dame met een onreglementaire zet.' Verbaasd reageerde Henk met: 'Nee, dat is niet waar.' Verontwaardigd zei John: 'Dat is wel zo!' Nadat ik de zaak enigszins had gekalmeerd, vertelde John: 'Henk slaat mijn Dame met een niet-reglementaire zet in de zin van artikel 7.4, eerste volzin, van de FIDE-regels voor het Schaakspel.' John liet de zet zien. Ik vroeg Henk of dat zo was. Henk zei: 'Een niet-reglementaire zet is een zet die in strijd is met een reglement.' En geheimzinnig keek hij mij aan en vervolgde: 'Volgens Van Dale is een reglementaire zet: een zet het regle- ment betreffend, een zet voorgeschreven, bepaald of in overeenstemming met het reglement. Voordat ik antwoord geef wil ik eerst het voorgeschre- ven reglement en het desbetreffende artikel zien!' Gelukkig had ik zoals artikel 26 van het HSB-Competitie- en Bekercompe- titiereglement voorschrijft alle schaakregels bij mij: de FIDE-regels voor het Schaakspel, het HSB-Competitie- en Bekercompetitiereglement en ook ons huishoudelijk reglement. Ik bladerde in alle reglementen, maar hoe ik ook zocht ik vond niks. Ook John zocht tevergeefs. Snel raadpleegde ik ook mijn alfabetische index van onderwerpen van de columns van Geurt Gijssen, maar ook daar trof ik niets aan. Alexander Münninghoff die op het tweede bord tegen Frank Michielen het Urusof-gambiet speelde, legde uit: 'Scheidsrechter, er is in het schaakrecht een onderscheid tussen regels, die van hogere orde zijn, en reglementaire bepalingen die van lagere orde zijn. De internationale FIDE-regels voor het Schaakspel, vroeger vastgesteld in Yerevan maar laatstelijk in Lausanne, zijn regels.' 'Als in de FIDE-regels verwezen wordt naar reglementaire zetten gaat het dus om zetten die voorgeschreven zijn bij reglement' voegde hij er concluderend aan toe. Ondertussen was ik in gedachten verzonken. Ik vroeg me af, wat de reden is van de ongelukkige term 'onreglementaire zet', en waarom in artikel 7.4 niet is gebezigd: 'een zet die in strijd is met artikel 3', of eenvoudiger 'een ongeoorloofde zet' en dit in artikel 3.10 nieuw van de FIDE-regels definiëren? Met een angstig voorgevoel wees John mij op de verregaande gevolgen van een eventuele afwijzing van zijn claim: 'Als reglementaire zetten niet bestaan, kun je het schaakspel wel opdoeken! Scheidsrechter, kijk naar het Voorwoord van de FIDE-regels. Nu er geen reglementaire bepalingen bestaan, is er misschien een vertaalfout gemaakt. Geef dan een beslissing gebaseerd op billijkheid, logica en bijzondere omstandigheden!' Daarop attendeerde Henk mij erop dat de HSB niet de Engelstalige maar uitdrukkelijk de Nederlandse vertaling van de FIDE-regels bindend acht, 'dit blijkt uit artikel 25 van het HSB-Competitie- en Bekercompetitiereglement' verklaarde hij. Omdat de feiten duidelijk waren nam ik mijn beslissing. En die luidde: 'De FIDE-regels van het Schaakspel en de schaakreglementen zijn als spinnenwebben. Het is niet de scheidsrechter die oordeelt, maar het schaakrecht zelf. Vast staat dat de Nederlandse tekst van de FIDE-regels voor het Schaakspel van toepassing is. In artikel 7.4 van die regels is geregeld wat de gevolgen zijn van een onreglementaire zet. Een onregle- mentaire zet is een zet die niet in overeenstemming is met het reglement.' 'Nu er in dit geval geen reglement is die bepalingen bevat over het doen van zetten, is het niet mogelijk een zet te doen in strijd met een niet bestaand reglement. De term 'reglementaire zet' in artikel 7.4 is duidelijk en kan niet op verschillende manieren worden uitgelegd. Een scheidsrechter mag niet smokkelen met de betekenis van een duidelijke bepaling door deze uit te hollen. Dat zou in strijd zijn met de rechtszekerheid, waar ook het schaak- spel mee is gediend. Daarom heeft een scheidsrechter in dit geval geen bevoegdheid een beslissing te geven gebaseerd op redelijkheid en billijkheid of logica of wat dan ook zoals bedoeld in het Voorwoord.' 'Bovendien kunnen de HSB en schaakverenigingen op eenvoudige wijze alsnog zo'n reglement maken. Dit kunnen zij doen door spoedig in een bijzondere ledenvergadering hun reglementen aan te passen. Zo mijn beslissing het schaakspel in gevaar zou brengen, hetgeen overigens niet het geval is, hebben belanghebbenden de gevolgen voor de toekomst zelf in de hand. Mijn beslissing brengt het schaakspel dus niet in diskrediet zoals bedoeld in artikel 12.1 van de FIDE-regels.' 'Nu Henk Happel - (hier wachtte ik even) - geen zet heeft gedaan in strijd met enig reglement wijs ik de claim van John Pouwels af! Om weer in het wedstrijdritme te komen ken ik beide spelers - Henk Happel en John Pouwels - niet op grond van artikel 7.4 onder b en artikel 13.4 van de FIDE-regels (dat kan niet), maar op grond van artikel 13.5 van die regels (nu onder "van buiten komende verstoring van de partij" soms ook wordt verstaan: van binnen komende verstoring van de partij) ieder een vermeerdering van de bedenktijd toe met drie minuten.' Ik was uitgesproken en ik had het er warm van gekregen. Ik had kennelijk met voldoende gezag gesproken, want John legde zich neer bij mijn beslissing. Beide spelers schudden elkaar vriendschappelijk de hand en vervolgden hun partij. Alexander Münninghoff knikte mij goedkeurend toe, hetgeen mij goed deed. Toen reageerde Frank Michielen geschokt: 'Scheidsrechter, dit is te gek voor woorden! Ik ben belanghebbende omdat de uitspraak invloed heeft op mijn schaakpartij, op mijn plaats in de stand van de competitie, en op mijn rating, ik voorts teamleider ben en tot slot ook de belangen behartig van het schaakspel in het algemeen en die van Botwinnik in het bijzonder. Daarom roep ik in al deze hoedanigheden de nietigheid in van jouw beslissing!' Henk die zag dat ik met stomheid was geslagen, kwam voor me op en bepaalde dat Frank geen belanghebbende was in de zin van de FIDE-regels, maar een bemoeial. Frank zette vervolgens gepikeerd de klokken stil. 'Wie is hier eigenlijk de scheidsrechter, jij of Pieter?' zei hij verontwaardigd. Onmiddellijk daarop ontstond er nog meer rumoer in de zaal. Het verhaal dat de reglementen zoek waren en dat de scheidsrechter vandaag daarom alle zetten in het schaakspel geoorloofd vond, was inmiddels bij iedereen bekend. Velen deden onreglementaire zetten, er werd geschreeuwd, er werd gehuild. Schaakstukken werden door de zaal gesmeten, schaakborden vlogen door de lucht, stoelen vielen om, glazen bier vielen kapot op de grond. Ook begon iemand herhaaldelijk tegen mij te duwen. Ik deed een stap vooruit, maar viel. Ik lag op de grond. Ik wist niet waar ik was. Ik was kletsnat. Mijn vrouw zei bezorgd dat ik een nachtmerrie had gehad. Door me te porren had ze geprobeerd me rustiger te laten slapen omdat ik de volgende dag het belangrijke examen Schaakscheidsrechter moest doen. 'Als je morgen goed uitgerust bent, slaag je vast wel', had ze voor het slapen gaan nog geruststellend gezegd. Ik stond wankelend op en met verschrikt grote ogen, badend in het zweet, stamelde ik: 'Ik ..., ik ... ik heb het schaakspel opgeblazen! Nu word ik nooit hoofdscheidsrechter bij het wereldkampioenschap.' © 2001 Pieter de Groot |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |