HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
HET RECHT OP TOEGANG TOT DE SCHEIDSRECHTER
Toegang tot de scheidsrechter in Hellevoetsluis

Op zaterdag 4 oktober 2004 is in Hellevoetsluis het vierde open Nederlands Kampioenschap Rapid Schaken gehouden. De wereldkampioen van de FIDE schaakbond Kasimdzhanov heeft overigens dat toernooi gewonnen.

Op een gegeven moment heeft speler A een koning, een witveldige loper en vier pionnen, speler B een koning, een zwartveldige loper en 4 pionnen.
A heeft nog 15 seconden bedenktijd, B nog ongeveer 50 seconden. A zet de klok stil, claimt remise en zoekt de scheidsrechter op. Dat duurt even.

Na verloop van tijd brengt speler B eigenmachtig de klok van A in beweging. Onafhankelijke getuigen bevestigen deze gedraging. Wanneer speler A en de scheidsrechter arriveren, is de vlag van A gevallen. B claimt winst wegens tijdsoverschrijding.


Het oordeel van de scheidsrechter

De scheidsrechter geeft aan dat het onderhavige geval niet is beschreven in de FIDE-regels. Hier kan ook niet elke situatie in beschreven staan en in dat geval moet een scheidsrechter naar beste eer en geweten handelen, zo stelt hij.

Voor de scheidsrechter is het duidelijk dat speler B de klok van speler A niet aan de gang had mogen brengen terwijl speler A op zoek was naar een scheidsrechter. De scheidsrechter vindt het echter te ver gaan om speler B vanwege onsportiviteit (hij verwijst daarbij naar artikel 12.1 of 12.7) een nul toe te kennen.

Omdat de remiseclaim van speler A niet irreëel is en vanwege het niet al te sportieve gedrag van speler B besluit hij de middenweg te kiezen en verklaart de partij remise.


Andere opvatting

Indien een scheidsrechter plotseling in de hitte van de strijd met zo'n geval wordt geconfronteerd, is het lastig dit goed te beslechten. Achter een bureau met eventueel rustgevende muziek gaat dat makkelijker. Daarom mag men niet te hard oordelen over de scheidsrechter. Hij is geen professional en hij offert zijn vrije tijd op om zijn best te doen ervoor te zorgen dat de schakers een plezierig toernooi hebben. Zonder een scheidsrechter wordt het namelijk niks met een toernooi. Maar dat neemt niet weg dat zijn beslissing onjuist is.

Het gaat om drie vragen:
a. het gevolg van het frustreren van het inroepen van de tussenkomst van de scheidsrechter
b. de stelling en
c. het oordeel over de remiseclaim.

De eerste vraag is de belangrijkste.


Het recht op toegang tot de scheidsrechter

A roept de tussenkomst in van de scheidsrechter. Het recht op toegang tot de scheidsrechter is een fundamenteel recht van een schaker, net zoals het dat is voor de burger buiten de schaakwereld waar het recht op vrije toegang tot de rechter verankerd is in artikel 17 van de Grondwet en in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Het recht op toegang tot de scheidsrechter tijdens een schaakpartij is het hart van de FIDE-regels. Onder geen enkel beding mag dat recht gefrus-
treerd worden. Het inroepen van de tussenkomst van de scheidsrechter moet onder alle omstandigheden gerespecteerd worden.

Geen enkele tegenstander mag voor eigen rechter spelen door te bepalen dat die tussenkomst niet nodig is. Als we daaraan beginnen, kunnen wedstrijden voortaan zonder een scheidsrechter worden gespeeld.
Dan beslechten spelers hun geschillen zelf. Zo ontstaat er rechteloosheid en gaat iedereen zijn eigen gang. En geldt de Wet van de jungle. Dit is niet goed voor het schaakspel.

De regelgever heeft dan ook in artikel 6.13 onder b geregeld dat een speler de klokken slechts mag stilzetten om de hulp van de scheidsrechter in te roepen. En als de partij moet worden hervat, is het niet de tegenstander, maar de scheidsrechter die op grond van artikel 6.13 onder c daartoe beslist. Het is dus de scheidsrechter, en niet speler B die bepaalt wanneer de klok van A in beweging gezet mag worden.

Indien het gedrag van B en de daarbij behorende straf niet in de FIDE-regels zijn geregeld, moet het op grond van het Voorwoord mogelijk zijn om tot een juiste beslissing te komen door analoge situaties in overweging te nemen. Dat is iets anders dan beslissen naar eer en geweten. Maar de gedraging is wel geregeld in de FIDE-regels.

Het verbod van B de klok van A in beweging te brengen is geregeld in artikel 6.13 onder b en c. Voorts is in artikel 12.5 geregeld dat het verboden is de tegenstander te hinderen, ergeren, irriteren of hem boos te maken.

Welnu, het gedrag van B waarbij het recht op toegang tot de scheidsrechter voor A wordt geschonden, maakt A natuurlijk boos. Bovendien wordt de scheidsrechter belemmerd in de uitoefening van zijn taak.

Om te beslissen onderzoekt de scheidsrechter twee zaken. In de eerste plaats moet hij de ernst van de gedraging waarderen. Als hij dat heeft gedaan moet hij in de tweede plaats de hoogte van de straf vaststellen.

De ernst van de gedraging. Het schenden of frustreren van het fundamen-
tele rechtsbeginsel, dat van het recht op tussenkomst van een scheids-
rechter, behoort tot de meest ernstige vergrijpen tijdens een schaakpartij. Een scheidsrechter mag dit nimmer ongestraft laten, want het raakt direct zijn positie: het gaat om een speler die van plan is een scheidsrechter opzij te zetten. Als de scheidsrechter daartegen niet krachtig optreedt, staat zijn gezag op het spel.

De hoogte van de straf moet afgestemd worden met die van andere straffen. De scheidsrechter gaat vergelijken hoe de straffen uitvallen van andere overtredingen. Die gaat hij waarderen en zo komt hij tot een straf. Zo ontvangt bijvoorbeeld de tegenstander van een speler die tijdens een rapidpartij een ongeoorloofde zet doet op grond van artikel 7.4 onder b twee minuten extra bedenktijd. En indien een speler zijn mobiele telefoon laat afgaan, ontvangt hij op grond van een aanwijzing van de KNSB een reglementaire nul.

Nu is het schenden van een fundamenteel rechtsbeginsel veel en veel en veel ernstiger dan het overtreden van het verbod een mobiele telefoon af te laten gaan. De onderliggende grens voor het opleggen van een straf is dan ook de reglementaire nul: die straf wordt in ieder geval opgelegd.

De naast hogere straf is het uitsluiten van de overtreder van het toernooi. Welke straf de scheidsrechter oplegt, is zijn vrije bevoedheid. De hoogte van de straf kan uitsluitend in bezwaar marginaal getoetst worden. Dan gaat het om de vraag of de hoogte van de straf van de scheidsrechter te gek is.

Voor het opleggen van de hoogte een straf gaat de scheidsrechter een gesprek aan met speler B. Hij gaat na waarom B zo heeft gehandeld. Bijvoorbeeld: 'Speler, waarom heeft u de klok van A in beweging gezet? Vindt u dat leuk? Dacht u: die scheidsrechter moet zich met deze zaak niet bemoeien?'

'Weet u dat u een van de allerzwaarste delicten heeft gepleegd in het schaakspel, dat u het fundamentele recht heeft willen schenden van een speler om toegang te krijgen tot de scheidsrechter? Waarom lacht u schaapachtig? Weet u dat uitsluitend de scheidsrechter bevoegd is de klok in beweging te brengen? Vindt u dat u zich sportief heeft gedragen? Waarom biedt u nu uit uzelf uw excuses niet aan aan A en aan mij? Heeft u dan geen spijt van uw gedraging?'

Al naar gelang de antwoorden van B kan de scheidsrechter de minimum straf (de reglementaire nul) opleggen. Toont B naar het oordeel van de scheidsrechter onvoldoende berouw - en toont hij onvoldoende verant-
woordelijkheidsbesef, en onvoldoende sportiviteit - is de scheidsrechter bevoegd op grond van artikel 13.4 onder g, de speler uit te sluiten van de rest van het toernooi.

Indien de scheidsrechter zo handelt, is een eventueel bezwaarprocedure voor B kansloos. Naar mijn mening kan niet krachtig genoeg worden opgetreden tegen deze afschuwelijke vorm van bedrog.

De stelling en de remiseclaim zijn dus niet belangrijk meer.

© 2004  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
SCHAAKRECHTSVRAAG
Schaakrechtsvraag van de maand februari 2005: De uitvlugger-regel op het New York Open van 2000.
Lees verder  

Schaakrechtsvraag van de maand maart 2005.
Lees verder  


UITVLUGGEREN
Artikel 'Uitvluggeren' door Pieter de Groot en de reactie van Eric Roosendaal hierop.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot