EEN PROMOTIEZET DIE GEEN PROMOTIEZET WAS |
Dit artikel gaat over de promotiezet. De aanleiding is een zaak in de KNSB-competitie op 21 april 2007. De scheidsrechter is soms net een schaker die moet kiezen tussen twee mo- gelijke zetten. Na afloop kan met behulp van Fritz 10 blijken dat de schaker een verkeerde voortzetting heeft gekozen. En na rustige raadpleging van de FIDE-regels kan blijken dat de scheidsrechter een andere beslissing had moeten nemen. Dat alles is heel gewoon. Het is ook heel normaal dat er verschillend wordt gedacht over scheidsrech- terlijke kwesties. Dat leidt tot het verbeteren van de kwaliteit van beslissin- gen. Daarom moet men het onderstaande artikel niet als kritiek ervaren, maar als een bijdrage voor het oplossen van toekomstige gevallen. Het gaat om het leren van een gebeurtenis uit het verleden. De aanleiding Wit: Raoul van Ketel (2324) Zwart: Thomas Willemze (2384) Meesterklasse KNSB, LSG - Utrecht Leiden, 21 april 2007 Forum Utrechtschaak 'KNSB ronde 8', 22-04-2007 11.00 uur. Wit is aan zet, en heeft nog twee en een half minuut bedenktijd, zwart heeft één minuut. Wit plaatst een witte dame op a8, laat zijn pion op a7 staan, pakt zijn toren en zet die naast het bord. Rini Kuijf stelt vervolgens op 22 april op het forum van Utrechtschaak dit geval aan de orde. Hij vraagt de lezers welke van de twee mogelijkheden de juiste is: 1. Wit had de bedoeling de pion te laten promoveren in een dame. Daarom moet de voortzetting zijn 1. a7-a8D. Zwart ontvangt twee minuten extra bedenktijd. 2. Tf8 is het enige stuk dat wit heeft aangeraakt. Daarom moet de voort- zetting zijn: 1. een zet met Tf8. Hierna beschrijf ik onder punt 2 het eerste geval dat heel simpel is. Vervol- gens geef ik onder punt 5 hetzelfde geval weer, maar dan een klein beetje ingewikkelder, en tot slot onder punt 6 de zaak LSG - Utrecht, hetzelfde geval maar dan nog ingewikkelder. Het komt erop neer dat de FIDE-regels heel nadrukkelijk voorschrijven hoe een promotiezet uitgevoerd moet worden. Op grond van de FIDE-regels is het van belang dat de pion de overkant bereikt. Als dat niet zo is, is er geen promotiezet gedaan. De inhoud van dit artikel ziet er als volgt uit: 1. Het uitvoeren van een promotiezet. 2. De pion bereikt de overkant niet. 3. Vormvoorschriften. 4. Het overtreden van het vormvoorschrift is hinderen. 5. Even een nieuw schaakstuk plaatsen en de pion niet wegnemen. 6. Een nieuw schaakstuk plaatsen en de pion niet wegnemen. 7. Bruikbare schaakregel. 1. Het uitvoeren van een promotiezet De FIDE-regels beschrijven minutieus hoe een promotiezet uitgevoerd moet worden. De regels bevatten daarover twee artikelen, namelijk artikel 3.7 onder e en artikel 4.6 onder c. Artikel 3.7 onder e: 'Als een pion de rij, het verst van zijn beginpositie verwijderd, bereikt, dan moet hij, als deel van dezelfde zet, worden vervangen door een nieuwe dame, toren, loper of paard van dezelfde kleur. De keuze van de speler is niet beperkt tot stukken die eerder zijn geslagen. Deze vervanging van een pion door een ander stuk wordt "promotie" genoemd. Het nieuwe stuk func- tioneert onmiddellijk.' Artikel 4.6 onder c (de lex Hartoch): 'Als een stuk op een veld is losgelaten en het een reglementaire zet of een deel van een reglementaire zet betreft, dan mag het niet meer op een ander veld worden geplaatst. De zet wordt beschouwd als te zijn gedaan, als aan alle relevante vereisten van artikel 3 is voldaan c. bij de promotie van een pion: zodra de pion van het bord is verwijderd en de hand van de speler het nieuwe stuk op het promotieveld heeft losgelaten. Wanneer de hand van de speler de pion, nadat deze op het promotieveld is geplaatst, heeft losgelaten, is de zet nog niet gedaan, maar de speler heeft dan niet meer het recht de pion naar een ander veld te spelen.' Artikel 4.6 is bij de recente wijziging van de FIDE-regels opgenomen op ini- tiatief van Rob Hartoch. Op de bijscholingscursus 2005 ontving de aanwe- zige Hartoch daarvoor van de meerderheid van de aanwezigen een warm applaus. 2. De pion bereikt de overkant niet Cruijff leert: 'Als je niet schiet, kun je niet scoren'. Als de pion niet de over- kant bereikt, kan hij niet promoveren. James C. Jackson uit USA vraagt bijvoorbeeld aan Gijssen: 'Op een recent toernooi zie ik een speler die kan kiezen uit twee zetten. Zonder zijn pion op a7 aan te raken, pakt hij een dame, plaatst die op het promotieveld, en zonder deze los te laten, zet hij deze terug op de tafel, en doet de andere zet. Geldt de regel 'aanraken is zetten' ook als de speler nooit zijn pion op de zevende rij heeft aangeraakt?' Gijssen verwijst naar artikel 3.7 onder e en legt uit dat de volgorde duidelijk staat aangegeven: 1. de pion gaat naar het promotieveld 2. de pion wordt geruild voor een stuk. Gijssen: 'Dit betekent, strikt genomen, dat de speler niet gedwongen kan worden de pion te spelen. Maar het is erg duidelijk, dat hij zijn tegenstander probeerde te misleiden. Daarvoor zou ik de speler een officiële waarschu- wing geven en enige extra bedenktijd voor zijn tegenstander,' aldus Gijssen, januari 2002, 'How to get a title?' Met dit antwoord van Gijssen ben ik het eens, hoewel ik de dubbele straf wel een beetje overdreven vind. Eén straf lijkt mij voldoende. 3. Vormvoorschriften Het schaakspel kent vormvoorschriften. Of men het nu wel of niet eens is met die vormvoorschriften is niet van belang. Het is een beslissing van de FIDE. Gijssen vindt voorschriften belangrijk, vergelijk oktober 2001, 'Promotion Problems': 'Volgens mij moeten we proberen te komen tot behoorlijke wed- strijden zonder enige misverstanden. Indien een speler een stuk wil laten promoveren, heeft hij altijd de mogelijkheid om het stuk aan de scheids- rechter te vragen dat hij nodig heeft. En waarom zouden we onze jonge spelers dat vanaf het begin niet leren? Het kost altijd enige tijd om een nieuwe regel te introduceren, bijvoorbeeld de methode van rokeren (eerst de koning, dan de toren, pdg), maar u bent zich ervan bewust dat we dat in dat geval hebben gewonnen. Iedereen ro- keert nu op de juiste manier,' aldus Gijssen. Het komt er dus op neer dat er geen misverstanden mogen ontstaan tijdens wedstrijden. Voor een promotiezet moet de pion de overkant hebben be- reikt. Is de pion daar eenmaal schrijft Gijssen nauwgezet voor (een beleids- voorschrift dat overigens niet kenbaar is voor een onwetende schaker) hoe het verder moet met die pion. Veel scheidsrechters volgen helaas zijn voorschrift strikt op. Iedereen be- grijpt wat de betekenis is van een omgekeerde toren. Toch zijn sommige spelers en scheidsrechters zo meedogenloos en respectievelijk eisen of beslissen dat die toren geen 'dame' is maar: een toren. De beleidsvoorschriften zijn dus streng voor een speler wiens pion de over- kant wel heeft bereikt, maar die de partij daarna vervolgde in strijd met het voorschrift. Als de gevolgen al zo zwaar zijn voor een pion die de overkant heeft bereikt, moeten de gevolgen zwaarder zijn als de pion de overkant niet heeft bereikt. Er is dan ook geen reden om af te wijken van de artikelen 3.7 onder e en 4.6 wanneer een pion de overkant niet heeft bereikt. Daar komt overigens bij dat een scheidsrechter geen afwijkingsbevoegdheid heeft. 4. Het overtreden van het vormvoorschrift is hinderen Gijssen schenkt vervolgens aandacht aan de dagelijkse praktijk. In de praktijk komt het kennelijk veel voor dat een speler eerst het nieuwe stuk op het promotieveld plaatst en daarna de pion van het bord wegneemt. In dat geval heeft de pion nimmer het promotieveld bereikt. Gijssen: 'Indien een speler een stuk op een promotieveld plaatst, het stuk loslaat en daarna zijn pion op de zevende rij verwijderd, wordt dit niet als ongeoorloofd/onreglementair beschouwd,' aldus Gijssen, januari 2002, 'How to get a title?'. Dit antwoord is onjuist. Door maar vaak genoeg (of desnoods massaal) een FIDE-regel te overtreden kan men die regel niet wijzigen. Door maar vaak genoeg te zeggen dat de handeling geoorloofd is kan men eveneens die re- gel niet wijzigen. Het is een misverstand te menen dat men op deze manie- ren een FIDE-regel kan wijzigen. Echter, er is wat anders aan de hand. Op grond van artikel 3.7 onder e en 4.7 onder c in verband met artikel 13.1 is de handelwijze in strijd met de FIDE-regels. Regels en beleidsvoorschrif- ten moeten een middel zijn en nooit tot doel verworden. Daarom is in artikel 13.6 geregeld dat een scheidsrechter niet bevoegd eigenmachtig in te grij- pen. Als de spelers er geen probleem van maken, doet de scheidsrechter dat ook niet. Hij bemoeit zich er dan ook niet mee als hij een ongeoorloofde uitvoering van een promotiezet ziet. Dat neemt niet weg dat de handelwijze wel in strijd blijft met de FIDE-regels. De overtreding heeft alleen geen ge- volgen. Anders is het indien de speler de tussenkomst van de scheidsrechter in- roept: 'Scheidsrechter, mijn tegenstander plaatst eerst de dame op het promotieveld en daarna neemt hij zijn pion van het bord. Deze handelwijze is in strijd met de FIDE-regels. Ik verzoek u hem een waarschuwing te ge- ven wegens hinderen, en mij extra bedenktijd toe te kennen.' Laten we die claimende speler gemakshalve Najdorf, Kasparov of Topalov noemen. Van sommige schakers is namelijk bekend dat zij bezwaar maken tegen bepaalde gedragingen. Dit doen zij niet omdat zij zich daar zo aan ergeren, maar om zo hun wil op te leggen aan hun tegenstander. Dat beïn- vloedt namelijk het spel van de tegenstander op een negatieve manier. Het is een geval van intimideren tijdens het spel door gebruik te maken van de FIDE-regels. De speler zoekt natuurlijk spijkers op laag water. Echter, hij heeft de FIDE-regels wel aan zijn zijde. De scheidsrechter ontkomt er dan ook niet aan de gevraagde waarschuwing te geven. Na afloop, aan de bar, mogen desge- wenst anderen en de scheidsrechter het gedrag van de tegenstander sociaal corrigeren. 5. Even een nieuw schaakstuk plaatsen en de pion niet wegnemen Hierna wordt het geval onder punt 2 een beetje veranderd. Michael A. Mulford uit Amerika heeft in 2004 het volgende meegemaakt. Een witspeler is in tijdnood en heeft nog maar vijftien seconden bedenktijd. Zijn pion staat op a7. De witspeler raakt die pion niet aan, pakt een (nieuwe) dame, plaatst die op a8, laat die even los en realiseert zich onmiddellijk dat het een vreselijke blunder is. Snel plaatst hij de dame weer naast het bord. De locale scheidsrechter beslist dat hij geen promotiezet hoeft te doen, nu de speler de pion niet heeft aangeraakt. Mulford vraagt aan Gijssen of dat juist is. Gijssen, mei 2004, 'Where was the chief arbiter?' en juni 2004, 'Long mo- ves', meent dat dit geval niet geregeld is in de FIDE-regels. Hij verwijst naar het Voorwoord. Om tot een juiste beslissing te komen moet gekeken worden naar analoge gevallen die wel zijn geregeld in de FIDE-regels, zo meent hij. Gijssen noemt de artikelen 4.4c en 4.7 (zoals dat luidde in 2004, pdg). Deze artikelen luiden als volgt. Artikel 4.4c: 'Als een speler met de bedoeling om te rokeren de koning aanraakt, of te- gelijkertijd koning en toren, maar rokeren aan die zijde niet is toegestaan, dan moet de speler een andere reglementaire zet met zijn koning doen, waarbij rokeren aan de andere zijde niet is uitgesloten. Als er geen regle- mentaire zet met de koning mogelijk is, dan is elke andere reglementaire zet toegestaan.' Artikel 4.7: 'Als een stuk op een veld is losgelaten en het een reglementaire zet of een deel van een reglementaire zet betreft, dan mag het niet meer op een ander veld worden geplaatst. De zet wordt beschouwd als te zijn gedaan, als aan alle relevante vereisten van artikel 3 is voldaan.' Gijssen: 'In artikel 4.4c staat dat als een speler met de bedoeling om te rokeren de koning en de toren aanraakt, hij een zet met de koning moet doen. Welnu, ik denk dat het plaatsen van een dame op het promotieveld, en promotie mogelijk is, de speler zijn pion moet promoveren. Anders kan het uitgelegd worden als hinderen van de tegenstander.' Hij concludeert: 'Op grond van artikel 4.7 kan het plaatsen van een dame op het promotieveld beschouwd worden als een deel van een geoorloofde zet, waardoor ik geen reden zie waarom de promotiezet niet geldig zou zijn,' aldus Gijssen, juni 2004, 'Long moves'. Echter, de opvatting van Gijssen is om verschillende redenen onjuist. In de eerste plaats is het geval wel geregeld in de FIDE-regels. Daardoor komt een scheidsrechter niet toe aan het zoeken naar een analoge situatie. In de tweede plaats leidt zijn analoog geval juist tot een tegenovergestelde conclusie dan die Gijssen trekt. Iedereen begrijpt wat de speler bedoelt als hij eerst de toren verplaatst en dan de koning over de toren heen. Toch toont de FIDE geen enkel mededogen met deze speler. Hij heeft zich niet gehouden aan het vormvoorschrift, hij mag niet rokeren, en hij moet een zet doen met zijn toren. Er zijn zelfs scheidsrechters die eigenmachtig ingrijpen als zij een verkeerd uitgevoerde rokadezet zien. De analoge situatie van Gijssen is dus eerder een illustratie om wel vast te houden aan het vorm- voorschrift bij een promotie. Daar komt bij dat vooral Gijssen zwaar tilt aan het nakomen van vormvoor- schriften bij promotie. Iets wat door de recente wijziging van de FIDE-regels nog eens is onderstreept. 6. Een nieuw schaakstuk plaatsen en de pion niet wegnemen De zaak LSG - Utrecht gaat een stapje verder dan de gevallen onder 2 en 5. Bij punt 5 ging het om iemand die heel even de dame op het promotieveld plaatst. In het geval in Leiden ging het om iemand die de dame op het pro- motieveld plaatst, de pion op a7 laat staan, en de toren van het bord haalt. Uit het verslag van zwart (Utrechtschaak, 23-4 om 9.09 uur): 'Al met al was de situatie toch wel erg vermakelijk. Het overkomt je niet dagelijks dat je na zes uur spelen met ½½n minuut op de klok de toren van a1 in de hand hebt om een dame op a8 te slaan en onderweg ineens een pion op a7 tegenkomt .... Mijn eerste reactie was dan ook blinde paniek. Pas toen langzaam tot me doordrong dat ik toch echt geen rekenfout gemaakt had heb ik de klok maar stilgezet en de scheidsrechter vragend aangekeken. Deze wist er ook niet echt raad mee en wuifde het geheel weg. We moesten maar gewoon spelen. Nog steeds niet geheel bekomen van de schrik heb ik toch maar even voor- zichtig geïnformeerd naar de status van het aanraken is zetten regel. De repliek van de wedstrijdleider was echter helder. Volgens hem had wit bij nader inzien toch eerst de a-pion aangeraakt. Geen probleem dus. De pion werd weer een toren en de klok werd in werking gezet. Ik was eigenlijk te verbaasd om er iets tegen in te kunnen brengen. Met een minuut op de klok heb ik toen een paar zetten toren tegen paard verdedigd, maar aangezien LSG aan remise genoeg had voor de matchpunten stelde wit al spoedig voor de bar op te zoeken, hetgeen ik natuurlijk niet kon weigeren. :)' Deze partij werd gespeeld in de meesterklasse, de hoogste klasse in de KNSB. De zwartspeler roept de tussenkomst in van de scheidsrechter. Dan is de scheidsrechter dwingend rechtelijk verplicht strikt de FIDE-regels na te leven. In het verlengde van punt 2 en 5 is er geen promotiezet gedaan. Nu de witspeler zijn dame op a8 heeft gezet is er sprake van hinderen. Blijft over de vraag of het aanraken van de toren op f8 leidt tot het doen van een zet. Hierover bestaan twee opvattingen. Zie mijn artikel aanraken is zetten, punt 3. Zij, onder wie Gijssen, die menen dat aanraken gericht moet zijn op doen van een zet zullen menen dat de speler geen opzet had om de toren aan te raken. Daardoor mag de wit speler alsnog een andere zet uitvoeren, bij- voorbeeld de promotiezet. Een andere groep, tot wie ik mij reken, meent dat de opzet gericht moet zijn op het willen vastpakken van dat stuk. En dat niet van belang is of een spe- ler er mee wil zetten. Vastpakken is vastpakken, ook al blijkt later dat dat een vergissing was. Vooral in de meesterklasse kan een speler het zich niet veroorloven zo verstrooid te zijn. Als we op dit soort niveaus het begrip 'geen opzet' zo gaan oprekken, is het einde zoek. Dan moeten scheids- rechters voortdurend kijken in de hoofden van de schakers of er al of niet opzet is. Dat kan niet. In deze visie is de wit speler verplicht de zet te doen met de toren. Rini Kuif: 'Een torenzet had zeker tot verlies geleid: er rest na wat nauw- keurige zetten toren + paard tegen toren. Met vier tegen één minuut ga je dat winnen als zwart.' De einduitslag was dan niet 5½ - 4½ geweest, maar 5 - 5. 7. Bruikbare schaakregel Deze zaak laat zien wat de gevolgen zijn als er gedetailleerde regels en vormvoorschriften zijn. Een scheidsrechter die weinig bedenktijd heeft kan zich gemakkelijk vergissen. Als hij beslist op grond van zijn gevoel, zit hij er gemakkelijk naast. Daarom zijn de FIDE-regels zo moeilijk. De vraag rijst dan ook of de promotieregel in de FIDE-regels een bruikbare regel is. Dat is een heel ander hoofdstuk. © 2007 Pieter de Groot |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |