DE GEVALLEN SCHAAKKLOK |
Tijdens een snelschaakpartij met een bedenktijd van vijf minuten per persoon heeft de tegenstander van de Promotie-speler Bernard Bannink materiaalvoordeel. Bannink beschikt over twee minuten bedenktijd, zijn tegenstander over 8 tot 16 seconden. Als de tegenstander de digitale klok indrukt, duwt hij deze van de tafel. Bij de val wordt de klok afgezet. Daardoor is het bewijs van de juiste bedenktijd voor de spelers verloren gegaan. Als de bedenktijd voor de tegenstander 16 seconden is, zal Bannink de partij verliezen. Maar, wordt deze op 8 seconden vastgesteld, zal Bannink winnen. De vraag rijst hoe de spelers verder gaan: een nieuwe partij spelen of de partij voortzetten, maar met welke bedenktijd? Bannink vraagt de internationaal arbiter Gijssen om advies. Geurt Gijssen antwoordt kortaf dat de voorschriften zeggen dat de scheidsrechter met uiterste nauwkeurigheid de klokken opnieuw moet instellen. Zie ook: www.chesscafe.com (oktober 2003, Salekhard!) Daar staat dan die arme scheidsrechter - die in dat vak ook maar een amateur is - eenzaam en alleen met de FIDE-regels in zijn hand naar de schaakklok te kijken. Bruikbaar is het advies van Gijssen niet. De scheids- rechter vraagt zich af wat hij moet doen: 8, 10, 12 of 16 seconden? En wat hij ook doet, zijn beslissing is doorslaggevend voor de uitslag van de partij. Als niemand de scheidsrechter wil helpen, doe ik het. Hierbij mijn advies. Volgens artikel 6.8 c. van de FIDE-regels is het verboden de klok om te gooien. Het artikel luidt: 'De spelers dienen de schaakklok juist te behan- delen. Het is verboden er op te slaan, hem op te tillen of om te gooien. Onjuiste behandeling van de klok wordt bestraft overeenkomstig artikel 13.4.' Artikel 6.11 is van toepassing als de klok kapot is. De tweede en derde volzin luiden: 'Een schaakklok met een kennelijk gebrek moet worden vervangen. De arbiter moet met uiterste nauwkeurigheid bepalen welke tijden op de nieuwe schaakklok moeten worden aangebracht.' Toekenning straf Het omgooien van de klok heeft twee gevolgen: de tegenstander moet gestraft worden, en de klokken moeten met uiterste nauwkeurigheid ingesteld worden. Daarbij handelt een scheidsrechter volgens de scheids- rechtersformule: artikelen 6.8.c en 6.11 van de FIDE-regels + strikte naleving = een gegeven voor de scheidsrechter Aldus treedt hij streng, maar rechtvaardig op. Dat is wat FIDE van de scheidsrechter verwacht. De regelgever heeft alles afgewogen en geregeld dat bij het vallen van een klok voor het toekennen van straf schuld er niet toe doet. Het gaat om risico-aansprakelijkheid, daarbij is het niet van belang of de schadetoebren- gende gebeurtenis aan de schuld van de aansprakelijke persoon is te wijten. Hoe de beslissing ook komt te luiden, Bannink mag niet de dupe worden van het gedrag dat aan zijn tegenstander wordt toegerekend. Verder geldt naar Nederlandse begrippen - ik weet niet hoe dat zit in andere landen - dat niemand mag profiteren van zijn eigen wanprestatie. Van wangedrag mag de tegenstander niet beter worden. Nu zijn er mensen die menen dat in dit geval bij afwezigheid van schuld geen straf opgelegd zou moeten worden. Zij die dat vinden moeten daartoe zo spoedig mogelijk - dit jaar worden de FIDE-regels weer gewijzigd - een wijzigingsvoorstel indienen bij de voorzitter van de regelgevingscommissie, Gijssen. Mail: Geurt Gijssen In dat geval moeten zij gemotiveerd aangeven waarom in artikel 6.8 onder c 'wordt bestraft' gewijzigd moet worden in: kan worden gestraft. Echter, zolang dat artikel niet is veranderd, is een scheidsrechter verplicht een straf toe te kennen. Immers, het tijdens een schaakpartij veranderen van de regels is niet goed voor het spel. De mogelijke oplossingen In de eerste plaats gaat het om de mogelijkheid of een nieuwe partij gespeeld moet worden. Ook al zouden Bannink en zijn tegenstander dat gezamenlijk wensen, dan nog moet een scheidsrechter dat weigeren. In artikel 6.8 onder c in verband met artikel 13.4 staat niet de mogelijkheid genoemd een partij opnieuw te laten spelen. Een nieuwe partij spelen is een ongeoorloofde straf. Het achterliggende idee daarvan is dat als een nieuwe partij wordt gehouden de hele organisatie in de soep kan lopen: de tijdschema's raken in de war, omdat een nieuwe ronde pas kan beginnen als de vorige is beëindigd, de prijsuitreiking vindt later plaats, de belangrijke persoon moet wachten om de prijs uit te reiken, de spelers missen de trein of bus om op tijd thuis te zijn etc. Dit alles mag de tegenstander van Bannink niet op zijn geweten hebben. Dan weegt voor de regelgever het belang van het toernooi zwaarder dan dat van de individuele speler(s). Wat de regelgever aan de scheidsrechter opdraagt is dus een kwestie van wet en orde. De scheidsrechter is ook ordehandhaver. Een tweede mogelijkheid die onderzocht moet worden is of de partij voor de tegenstander verloren verklaard kan worden. Dat kan niet. Uit artikel 12.7 blijkt dat het verloren verklaren pas mogelijk is als de tegenstander 'herhaaldelijk weigert zich te houden aan de FIDE-regels'. Nu dat niet het geval is kan de tegenstander niet gestraft worden met het verlies van de partij. Blijft over de derde mogelijkheid, het voortzetten van de partij waarbij de bedenktijden vastgesteld moeten worden, met uiterste nauwkeurigheid. Dit kan wel. Dat moet op een manier die niet nadelig mag zijn voor Bannink en die niet voordelig mag zijn voor diens tegenstander (anders zou het geen straf zijn). Dankzij het feit dat een scheidsrechter een straf moet uitdelen, kan hij 'met uiterste nauwkeurigheid' de klokken opnieuw instellen. Hij stelt namelijk een tijd in waarbij hij de straf incalculeert. En een scheidsrechter is vrij in het opleggen van de hoogte van de straf. Zolang de hoogte daarvan maar niet te gek is. Een scheidsrechter kan zeggen: 'Mijne heren, u heeft een prachtige partij gespeeld. Wat jammer nou, dat op het moment waarop de partij het spannendst is de klok op de grond valt. Nu weten we niet hoeveel bedenktijd ieder van jullie moet krijgen. Wel weten we dat Bannink twee minuten bedenktijd had, en zijn tegenstander 8 tot 16 seconden. Nu moeten we onderzoeken hoe de klokken met uiterste nauw- keurigheid bijgesteld moeten worden'. 'Gelukkig heeft de FIDE aan zo'n situatie gedacht en heeft in haar regels een voorziening getroffen om toch tot een oplossing te komen. Zij heeft namelijk bepaald dat het vallen van een klok toegerekend moet worden aan degene die dat heeft gedaan. Om te voorkomen dat die persoon een beroep doet op een schulduitsluitingsgrond en een oplossing niet meer mogelijk is, heeft zij beslist dat de scheidsrechter die persoon moet straffen. Zodat schuld er niet toe doet. 'Wie breekt, betaalt,' zoals mijn grootmoeder altijd zei'. 'Als passende straf komt in aanmerking een vermindering van de bedenktijd voor de tegenstander van Bannink en een vermeerdering van die voor Bannink. Dan wordt voor het toekennen van de straf de onderste grens genomen van de onzekerheidsmarge van 8 tot 16 seconden. Dus 8 secon- den. Op deze wijze ontvangt de tegenstander van Bannink een mogelijke tijdstraf. Deze wordt in verhouding gebracht met het uitsluiten van het krijgen van het voordeel van de twijfel. De tegenstander van Bannink mag immers niet profiteren van de val van de klok'. 'Er bestaat geen twijfel dat de bedenktijd van 8 seconden correct is, terwijl er wel twijfel bestaat als deze wordt gesteld op bijvoorbeeld 9 seconden. Voorts ken ik Bannink een vermeedering van de bedenktijd toe met tien seconden. Ik stel de tijd op respectievelijk 8 seconden en twee minuten en tien seconden.' Stel nu dat de tegenstander het met de vaststelling van zijn bedenktijd niet eens is en meent dat deze 16 seconden moet zijn. Hij tekent geen bezwaar aan en weigert te spelen als hij die 16 seconden niet krijgt, of hij tekent wel bezwaar aan en weigert voorts te spelen. Het weigeren te spelen is een overtreding als bedoeld in artikel 13.3, waarin geregeld is dat de scheidsrechter erop moet toezien dat door hem genomen beslissingen worden uitgevoerd, en de spelers zonodig moet bestraffen. Als de tegenstander niet wil spelen, wijst de scheidsrechter hem op de mogelijke straf van artikel 13.4 aanhef en onder d. door de partij verloren te verklaren. 'Ik waarschuw u. Als u niet wilt spelen, zal ik de partij voor u verloren verklaren. U zegt het maar.' Weigert hij nog steeds, dan waarschuwt de scheidsrechter hem voor een tweede keer: 'Ik meen het echt.' Volthardt hij, wordt die straf opgelegd. Driemaal is scheepsrecht. De commissie van bezwaar die het bezwaarschrift behandelt tegen de vaststelling van 8 seconden, toetst die beslissing niet 'volledig', maar: marginaal. Dat komt omdat op grond van artikel 7.3 in verband met 13.4 de scheidsrechter vrij is in de vaststelling van de hoogte van de straf. Het is overgelaten aan het oordeel van de scheidsrechter die hoogte te bepalen. Dan gaat het er niet om welke tijd de commissie van bezwaar zou hebben vastgesteld - dat is een volledige toetsing - maar of de bedenktijd van 8 seconden 'niet onredelijk is'. Eenvoudig gezegd: de commissie van bezwaar kan de beslissing van de scheidsrechter pas vernietigen als zij vindt dat 8 seconden bedenktijd 'te gek is'. Zij moet dat trouwens wel motiveren. De artikelen 6.8 onder c, 6.11en 6.14 zijn voorbeelden van slechte regel- gevingstechniek. Deze gaan over onregelmatigheid. Echter, daarover gaat artikel 7. Als er een onregelmatigheid zich voordoet kijkt een scheidsrechter onmiddellijk naar artikel 7 en vaak realiseert hij zich niet dat in een ander artikel daarover ook een bepaling is verscholen. De artikelen kunnen beter verplaast worden naar artikel 7. Toch wil ik de regelgever een compliment maken. Het is goed dat degene die een klok omgooit gestraft moet worden. Als voorstanders van de schuldvraag hun zin krijgen, wordt het een scheidsrechter wel heel erg moeilijk gemaakt om een onomstreden besluit te nemen. © 2004 Pieter de Groot |
WILT U REAGEREN? |
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen. Pieter de Groot |