HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
BESLISSING: DE ZAAK VAN DE NIET NOTERENDE SCHEIDSRECHTER
Verloop procedure

In de partij B tegen X raakten in de eindfase van het spel beide spelers in tijdnood en hielden op met het noteren van de schaakpartij. De scheids-
rechter keek toe, maar noteerde de partij niet.

Onmiddellijk na afloop van de partij betreurden beide spelers het dat de laatste fase van de partij niet meer nagespeeld kon worden. Beide spelers wezen de scheidsrechter erop dat hij had moeten noteren. De scheidsrechter ontkende hiertoe verplicht te zijn.

De spelers tekenden vervolgens bezwaar aan. De competitieleider te Z wees het bezwaar af. In beroep vragen de spelers de commissie onder meer een verklaring voor recht dat de scheidsrechter heeft gehandeld in strijd met de FIDE-regels.

In een zitting van de meervoudige kamer van de commissie hebben de speler B en de betrokken scheidsrechter hun respectievelijke beroep en verweer mondeling toegelicht. Hoewel daartoe uitgenodigd door de commissie is speler X zonder bericht niet verschenen. Een zakelijke weergave van de beroepsgronden en de gronden van verweer is in deze beslissing opgenomen.

Ontvankelijkheid

Het beroepschrift is ingediend binnen twee dagen na de beslissing van de competitieleider. Het voldoet aan de overige door het schaakrecht gestelde eisen, zodat het beroepschrift ontvankelijk is.

Wettelijk kader

Het beroepschrift moet onder meer worden beoordeeld aan de volgende regels van de FIDE Regels voor het Schaakspel:

artikel 8.1 luidt:
Tijdens de partij is elke speler verplicht zijn eigen zetten en die van zijn tegenstander op de juiste wijze te noteren, zet na zet, zo duidelijk en leesbaar mogelijk, in de algebraïsche notatie (aanhangsel E), op het notatieformulier dat voor de wedstrijd is voorgeschreven. Een speler mag een zet van zijn tegenstander beantwoorden alvorens die te noteren, als hij dit wenst. (...)

artikel 8.3 luidt:
De notatieformulieren zijn eigendom van de organisator van de wedstrijd.

artikel 8.4 luidt:
Als een speler minder dan 5 minuten over heeft op zijn klok en er niet minstens 30 seconden per zet wordt toegevoegd, dan is hij niet verplicht zich aan de vereisten van artikel 8.1 te houden. Onmiddellijk nadat een vlag is gevallen, moet de speler zijn notatieformulier volledig bijwerken, alvorens een zet op het schaakbord te doen.

artikel 8.5 luidt:
a) Als beide spelers volgens artikel 8.4 niet behoeven te noteren, dan moet de arbiter of een assistent proberen aanwezig te zijn en te noteren. In dit geval moet de arbiter de klokken, onmiddellijk na het vallen van een vlag, stilzetten. Beide spelers moeten dan hun notatieformulier bijwerken, gebruik makend van het formulier van de arbiter of van de tegenstander.
b) Als slechts één speler volgens artikel 8.4 niet behoeft te noteren, dan moet hij zijn notatieformulier volledig bijwerken zodra een vlag is gevallen alvorens een zet op het schaakbord te doen. Indien hij zelf aan zet is, mag hij het formulier van zijn tegenstander gebruiken, maar hij dient dit terug te geven alvorens een zet te doen. (...)

artikel 13.1 luidt:
De arbiter moet erop toezien dat de Regels voor het Schaakspel strikt worden nageleefd.

artikel 13.6 luidt:
De arbiter mag niet ingrijpen in een partij tenzij in gevallen, beschreven in de Regels voor het Schaakspel. (...)

Beroepsgronden

In artikel 8.5 is geregeld dat als beide spelers in tijdnood zijn de arbiter dan wel zijn assistent de partij moet proberen te noteren. In de onderhavige zaak keek de betrokken scheidsrechter lijdelijk toe. Nu hij zelfs geen enkele poging heeft gedaan de partij te noteren heeft hij gehandeld in strijd met de FIDE-regels. Voorts wordt gevraagd de scheidsrechter een waarschuwing te geven.

Gronden van verweer

Het is in de eindfase van het schaakspel niet van belang te weten hoeveel zetten er zijn gedaan. Artikel 8.5 slaat op tussentijdse tijdcontrole en niet op tijdcontrole in de eindfase. Alle (inter)nationale arbiters stellen dat noteren door de scheidsrechter in de eindfase niet verplicht is. De beslissing van de competitieleider te Z. is juist. Het beroep is dan ook ongegrond, aldus verweerder.

Het systeem van het noteren van de zetten

De commissie schetst eerst het systeem van het noteren van de zetten. Uit artikel 8 van de FIDE-regels blijkt dat de regelgever het noteren van een schaakpartij in een wedstrijd van wezenlijk belang acht. Alle subartikelen van dat artikel zijn gericht op het behoud van de schaakpartij. De hoofdregel van het noteren staat geformuleerd in de artikelen 8.1, 8.7 en 8.3: er wordt genoteerd 'zet na zet, zo duidelijk en leesbaar mogelijk, in de algebraïsche notatie op het notatieformulier dat voor de wedstrijd is voorgeschreven', aan het eind van de partij ondertekenen beide partijen beide notatieformulieren die eigendom blijven van de organisator van de wedstrijd.

Het spreekt voor zich dat een organisator geen belangstelling heeft voor een partij die niet volledig is genoteerd. Vandaar dat de regelgever voor scha-
kers en de scheidsrechter verplichtende bepalingen heeft geformuleerd om zoveel mogelijk te garanderen dat de notatieformulieren volledige informatie over de partij bevatten.

Bij tijdnood- voor HSB begrippen: als een speler minder dan vijf minuten over heeft op zijn klok - is er geen definitieve, maar slechts een tijdelijke ontheffing van de plicht tot noteren. Deze tijdelijke ontheffing is slechts geldig zolang de tijdnood duurt.

Indien beide spelers in tijdnood zijn heeft de betrokken scheidsrechter een dwingende opdracht zijn best te doen de partij te noteren. Indien om wat voor reden dan ook de scheidsrechter dat niet kan, is hij verplicht een assistent aan te wijzen die de partij noteert; deze aanwijzing is een inspan-
ningsverplichting van de scheidsrechter.

Zodra een vlag is gevallen, moeten de spelers hun notatieformulieren bij-
werken aan de hand van de notaties van de scheidsrechter of diens assistent dan wel van die van de tegenstander. De tijdelijke ontheffing wordt dus niet omgezet in een definitieve. Na de periode van de ontheffing is door de aantekeningen van de scheidsrechter of diens assistent de gehele partij behouden. En dat is de bedoeling van de regelgever.

Een uitzondering op de hoofdregel is het geval van overmacht genoemd in de artikel 8.6 in verband met artikel 8.5 onder c. In dat geval kan een onvolledig formulier worden ingeleverd.

Overwegingen ten aanzien van het geschil

Overwegingen ten aanzien van de gronden van verweer:

Op de zitting heeft de scheidsrechter als verweer aangevoerd dat artikel 8.5.a van de FIDE-regels alleen ziet op de tussentijdse tijdcontrole en niet op laatste tijdcontrole in de eindfase van het spel. Naar het oordeel van de commissie blijkt dit onderscheid niet uit de tekst van dat artikel. Dat artikel gaat namelijk over het geval waarin beide spelers in tijdnood zijn en niet hoeven te noteren.

Onmiddellijk na het vallen van een vlag moet de scheidsrechter de klokken stilzetten. Op grond van de derde volzin van dat artikel zijn beide spelers verplicht hun notatieformulier bij te werken, waarbij gebruik wordt gemaakt van het formulier van de scheidsrechter of van dat van de tegenstander. Het artikel 8.5.a bevat overigens niet de zinsnede over het volledig bijwerken van het notatieformulier 'alvorens een zet op het schaakbord te doen', een formulering die wel voorkomt in de artikelen 8.4 en 8.5.b. van de FIDE-regels.

Uit niets kan worden afgeleid dat dat artikel alleen zou slaan op een tussen-
tijdse tijdcontrole. Bovendien strookt de opvatting van verweerder niet met de samenhang van de subartikelen van artikel 8 en met de bedoeling van de regelgever zoals dit is af te leiden uit artikel 8.

Het gezochte onderscheid dat verweerder maakt is bovendien ernstig nadelig voor schakers. Indien het gaat om het dienen van de belangen van schakers, namelijk het behoud van hun schaakpartij, is het naar het oordeel van de commissie onaanvaardbaar dat verweerder een uitleg geeft die op gespannen voet staat met regel en met de bedoeling van de regelgever.
De commissie acht dan ook het verweer op dit punt ongegrond.

Voorts stelt verweerder dat alle scheidsrechters in de eindfase een partij niet noteren. Naar het oordeel van de commissie kunnen scheidsrechters niet gezamenlijk besluiten een dwingend rechtelijke bepaling opzij te zetten. Niemand heeft de bevoegdheid de geldigheid van de Fide-regels uit te hollen. Dit geldt in het bijzonder voor een scheidsrechter, die zich op grond van artikel 13.1 van de FIDE-regels in verband met de eerste volzin van artikel 13.6 strikt moet houden aan artikel 8.5 van de FIDE-regels.

Indien een scheidsrechter zich niet kan verenigen met een regel kan hij wijzigingsvoorstellen indienen bij het daartoe bevoegde regelgevend orgaan, de FIDE of de HSB. Maar hij mag niet vooruit lopen op nog te realiseren wijzigingen in de FIDE-regels dan wel in de HSB-competitieregels waarvan hij nog in de verste verte niet weet of de FIDE of de HSB deze zullen door-
voeren. De commissie acht het verweer op dit punt dan ook ongegrond.

Overwegingen ten aanzien van de gronden van beroep:

De beroepsgrond dat de betrokken scheidsrechter heeft gehandeld in strijd met artikel 8.5 van de FIDE-regels zal de commissie op grond van het bovenstaande gegrond oordelen.

Wat betreft het opleggen van een tuchtrechtelijke straf. De commissie kan slechts vaststellen dat gehandeld is in strijd met de FIDE-regels. Zij heeft geen bevoegdheid zich uit te laten over het opleggen van sancties, zoals boeten, waarschuwingen, tijdelijke schorsing in de uitoefening van de functie van scheidsrechter. De commissie zal zich dan ook onbevoegd verklaren.

Beslissing

De commissie,
1. vernietigt de beslissing van de competitieleider te Z,
2. verklaart het beroep gegrond,
3. verklaart voor recht dat de betrokken scheidsrechter heeft gehandeld in strijd met artikel 8.5.a van de FIDE-regels voor het schaakspel,
4. stelt vast dat indien beide partijen in de eindfase in tijdnood zijn de scheidsrechter verplicht is de partij te noteren, dan wel op hem de plicht rust ervoor te zorgen dat een assistent die partij noteert,
5. verklaart zich onbevoegd tot het opleggen van een waarschuwing.

Aldus gewezen door (namen commissie) op 21 januari 2003.

adjunct-secretaris,        voorzitter,
(handtekening)             (handtekening)

Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de namen geanonimiseerd.

© 2003  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DE NIET NOTERENDE
SCHEIDSRECHTER
Artikel 'De zaak van
de niet noterende scheidsrechter' door Pieter de Groot.
Lees verder  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot