HOME     SCHAAKVARIA     JAN DE ZEEUW
INTERVIEW MET THOM VAN BEEKUM
Na afloop van het Corus-toernooi 2003 interviewde publicist Jan de Zeeuw de hoofdarbiter van het toernooi: Thom van Beekum.

Thom van Beekum richtte samen met enkele anderen 22 jaar geleden schaakvereniging Botwinnik op. Vandaag kunnen we gerust stellen dat dit een gelukkige 'zet' was, al ging het toendertijd niet helemaal zonder rumoer binnen de Zoetermeerse schaakwereld.

Thom was jarenlang actief als bestuurlid en jeugdleider binnen Botwinnik.
Hij is nog steeds lid van de vereniging, maar door zijn werk in het buiten-
land helaas slechts zelden aanwezig.

Dit interview is met dank overgenomen van de site van Jan de Zeeuw  


HET INTERVIEW

Het Corus-schaaktoernooi van 2003 zit erop. Kasparov was er niet bij, dit jaar. Anand werd eerste, Timman laatste. Een gesprek met Thom van Beekum, sinds jaar en dag hoofdarbiter van dit toernooi.


Thom van Beekum

Thom van Beekum komt als internationaal arbiter de laatste tien jaar alleen voor dit toernooi naar Europa. Het is een evenement waarnaar hij een heel jaar uitkijkt, en wat voor hem "een onderdompeling" is. De rest van de tijd zit hij in Afrika, als diplomaat. Momenteel is hij bezig aan zijn laatste halfjaar als Nederlands consul in Kameroen.

Van Beekum is geboren in Haarlem en opgegroeid in Zwolle, waar hij op het gymnasium heeft gezeten. Daarna rechten in Amsterdam (UvA), daarna Buitenlandse Zaken in Den Haag.

Zijn eerste baan daar was junior-beleidsmedewerker ontwikkelingszaken. Ontwikkelingshulp was populair in die tijd, eind jaren zestig. Hij heeft in zijn ambtelijke functies vaak Afrika bereisd en de fascinatie van het continent ondergaan.

Toen de kinderen oud genoeg waren, kon hij zich daar ook "laten plaatsen". Dat was in 1993, in Mozambique, waar toen net de vrede tot stand was gekomen. "Veel arbeidsvreugde". Zijn volgende post zou Soedan worden, zijn huidige is Kameroen.

Ik spreek Thom van Beekum twee dagen na afloop van het Corus-toernooi, in het Haagse etablissement Schlemmer.


Van Beekum over interviews

"Ik word een doodenkele keer geïnterviewd. Kijk, scheidsrechters zijn natuurlijk niet zo interessant, want er gebeurt niet zoveel bijzonders in een toernooi als dit. Als ik word geïnterviewd, vragen ze me wat ik zoal doe tijdens een toernooi. Dat vertel ik dan. Een jaar later vragen ze dat me nog eens, en dan vertel ik maar weer wat ze al weten."


Over jeugdschaak

"Schaken heb ik thuis geleerd, van mijn vader, toen ik twaalf was. Het begon met 'Oom Jan leert zijn neefje schaken'. We schaakten, ook met mijn jongere broer. We gingen naar het Zwols Schaakgenootschap. Jeugdafdelingen waren toen nog erg klein, we waren met z'n tienen. Het was midden jaren vijftig. Maar er was in elk geval een jeugdafdeling."

"Totdat ik in de vierde klas zo'n slecht paasrapport kreeg dat m'n vader zei: 'Je gaat maar van dat schaken af, want je doet niks anders. Je zorgt maar dat je over gaat'. Daarna heb ik jaren niet meer geschaakt, tot ik ben gaan werken. Ik was 25 toen ik weer begon te schaken. Ik ben weer helemaal opnieuw begonnen."

"In Zoetermeer ben ik bij Schaakvereniging Promotie jeugdleider geworden. Die jeugdafdeling stelde toen weinig voor. Daar heb ik met heel veel enthousiasme een groot aantal jaren de jeugd gedaan. Ik ben twee keer Nederlands kampioen geweest met een jeugdteam. Op een gegeven moment moest ik kiezen: ga ik naar de KNSB, waar ik ook jeugdleider was geworden, of blijf ik bij de club? Ik heb toen voor de club gekozen."

"Cor van Wijgerden ken ik ook uit die tijd. Maar het was vooral de tijd van Berry Witmans, en het boek 'Jeugdschaak'. In de huidige cyclus van jeugd-
opleidingen wordt dat boek wel eens wat opzijgeschoven. Ik denk dat dat onterecht is.
Als je artikelen leest die nog niet zo lang geleden in 'Schaaknieuws' hebben gestaan over de historie van de jeugdopleiding, dan begint men bij 'Oom Jan leert zijn neefje schaken', men noemt Bouwmeester en gaat dan min of meer geruisloos over op de 'Stappenmethode'. Met voorbijgaan aan het feit dat het leerboek van Withuis daar tussenin heeft gezeten, wat in feite twintig jaar hèt leerboek voor de jeugd is geweest. In die tijd voldeed het uitste-
kend."


Het vak

"Wedstrijdleiderschap, dat komt vanuit de jeugd. Want ook daar moet je natuurlijk wel weten wat de regels zijn. Ik heb de hele cyclus aan oplei-
dingen doorlopen, tot en met die van nationaal arbiter. En op basis van dat laatste kun je je kwalificeren als internationaal arbiter. Je moet dan wel je talen spreken en volstrekte objectiviteit ten toon spreiden. En je moet vier internationale toernooien leiden onder leiding van een ervaren arbiter. Ik heb een toernooi onder Orbaan gedaan en drie toernooien onder Geurt Gijssen."

"In 1989 ben ik bij Hoogovens gekomen, als invaller, om de B-groep te leiden. Orbaan was toen de hoofdarbiter. Ik heb op mijn werk moeten praten als Brugman om gedurende twee weken halve dagen verlof te krijgen."

"Er ging toen iets niet helemaal goed. In een van de rondes, dat jaar, had ik de bordjes verkeerd gehangen. Het was Bosboom - Andruet. Die heren gingen gewoon achter hun bordjes zitten en begonnen te spelen. Na een minuut of twintig merkte ik dat het fout was. Dan ga je door de grond. Het reglement zei toen nog dat je de partij opnieuw moest laten beginnen. Ik ging met lood in mijn schoenen naar hun tafel en vertelde dat ze opnieuw moesten beginnen."

"Of het zo moest zijn stonden gelijk alle persmuskieten in de zaal. Er waren toen nog geen monitoren in de perskamer aanwezig. De heren zijn opnieuw begonnen, met verwisselde kleuren. En in de verslagen nadien waren de verslaggevers eigenlijk wel aardig voor mij. Men kapittelde veeleer de spelers, omdat het duidelijk was dat die helemaal niets aan de voorbereiding hadden gedaan."

"Het jaar daarop kreeg ik de A-groep, als assistent. En in november 1991 overleed Orbaan, tijdens een van de Timman-tweekampen. Ik geloof dat het Timman - Sereiwan was. Orbaans laatste woorden waren: 'Je moet op g7 pakken'. Dat is echt zo. Toen hebben ze mij gevraagd. En sindsdien is het zo gebleven."

"Constant Orbaan is mijn grote leermeester geweest. Ik heb hem bij dit toernooi helaas maar twee jaar meegemaakt. Hij was een man die zich zo weinig mogelijk liet zien. Zijn idee was: je moet er alleen maar zijn als dat nodig is. Dat heb ik van hem geleerd."

"De praktijk wijst uit dat de spelers het prettig vinden dat je onzichtbaar bent. Eigenlijk regelen ze de zaken het liefste zelf. Zeker op dit niveau. Die grootmeesters kijken elkaar even aan als het zover is, ze knikken, en dan is het remise. Dat laten ze niet aan een scheidsrechter over, want wie weet doet-ie het dan wel fout. De meeste collega's denken er ook zo over, al zijn er enkelen die zich wat prominenter profileren. De meesten van hen ken ik trouwens niet zo goed."

"Het is iets heel anders dan wat een voetbalscheidsrechter doet. En het is ook iets heel anders dan het leiden van een wedstrijd in de derde of vierde klasse van de onderbond. Dat is veel lastiger, daar word je veel meer met schaaktechnische problemen geconfronteerd. Onreglementaire zetten, drie keer dezelfde stelling, dat soort zaken."

"Het is dat ik nu weinig tijd heb, maar de olympiade, die zou ik graag nog een keer doen."


Het afgelopen Corus-schaaktoernooi

"Eigenlijk zijn er twee incidentjes geweest. Het eerste was dat het licht uitviel. Gelukkig viel het niet helemaal uit, maar voor een deel. Toen kreeg ik te horen dat het licht voor een minuut of twee helemaal uit zou gaan, omdat ze wat zekeringen moesten vervangen. Waarschuw me maar als het zover is, zei ik, dan kan ik de klokken stil zetten. Zo gebeurde het ook.
De spelers gingen een beetje rondlopen, en na twee minuten ging het licht weer aan. Nou, dat liep eigenlijk perfect, geen protesten, niks."

"Het tweede incident kun je zien als een ludieke actie, maar eigenlijk keur ik het niet goed. Tijdens een bepaalde ronde kwamen wat Corus-managers naar het toernooi, en die mogen dan normaal gesproken de eerste vijf minuten ook naar de spelersruimtes, als ze zich tenminste een beetje aan de zijkant opstellen. Twee van hen gingen twee minuten voor aanvang van de ronde op een van de nog lege plekken op het podium een potje spelen. Alle software was natuurlijk ingesteld, en ik schrok een beetje. Ik dacht: 'O jee, nou moeten ze natuurlijk alles opnieuw gaan instellen.' Gelukkig bleek dat later een vrij eenvoudige handeling te zijn, met een of twee drukken op de knop."

"Maar stel je nou toch voor! Corus is een van de drie Grand Slam-toernooien van het schaken. Stel je voor dat zoiets gebeurt in de Rod Laver Arena. Twee minuten voor de finale van de zusjes Williams! Dat twee bobo's daar een balletje gaan slaan! Dat is precies hetzelfde. Daarmee geef je te kennen weinig inzicht te hebben in de belangrijkheid van je eigen toernooi."


Kasparov

"Ik heb nooit enig probleem met Kasparov gehad. Hij heeft wel eens te lang doorgeanalyseerd. Peter Goud heeft daarover toen een opmerking gemaakt die Kasparov in het verkeerde keelgat is geschoten, maar wat die opmer-
king was weet ik niet meer. Dat was in zijn tweede jaar hier. Het moeilijke Kasparov-jaar, zeg maar."

"Een toernooi waaraan Kasparov meedoet is een ander toernooi. Dat merk je aan iedereen. Hij is 'the boss', zeer prominent aanwezig. Hij stelt zijn eisen. Hij heeft voor elkaar gekregen dat er in de perskamer niet meer gerookt mag worden. Door zijn toedoen is het aanvangstijdstip van de laatste ronde twee uur verschoven, van half elf naar half een. Hij heeft er ook voor gezorgd dat de traditionele snertmaaltijd voor de grootmeesters is afgeschaft. Die hebben nu hun eigen buffet. Dat vind ik wel jammer, het was een mooie traditie."


Timman

"Zijn optreden is me door merg en been gegaan. Gruwelijk. Goed, er zijn er weinig van zijn leeftijd die nog acteren op het hoogste niveau. En dit mag je het allerhoogste niveau noemen. Kortsjnoi heb je nog, hoewel die ook op dit superniveau niet meer meedoet, maar wel op het niveau vlak daaronder. En Karpov, inderdaad. Dat Timman het nog doet, en durft! Prijzenswaardig, maar dit keer is hij heel hard op zijn bek gegaan. Misschien moet hij nog een keer vlammen, en alles uit z'n tenen halen."

"Misschien is hij te oud geworden om op dit niveau nog volop mee te kunnen - een proces dat moeilijk te accepteren is. Maar hij kan natuurlijk ook zeggen: volgend jaar, doe ik het dan weer goed, knoop ik er nog een jaar aan vast. Ik hoop voor hem dat hij zich herstelt, zodat hij ook volgend jaar weer op dit niveau kan meedoen."


De wereldtitel

"Als ik zie hoe het nu gaat met die halve finales, dan ben ik niet erg optimis-
tisch daarover. Er wordt met verschillende maten gemeten. Kramnik gaat door bij gelijke stand, Ponomariov niet. Shirov heeft natuurlijk sowieso al veel te klagen, maar dat dateert al van jaren. En Anand, ja, die was er vorig jaar bij dat pact van Praag helemaal niet bij. Hij had natuurlijk mee kunnen doen in Dortmund. Maar dat heeft hij ook niet gedaan.
Ik hoop dat het allemaal lukt, dit jaar, en dat we dan aan het eind van het jaar een wereldkampioen hebben."


Schaken in Afrika

"M'n eerste post, Mozambique, was eigenlijk wat schaken betreft wel de beste. Daar heb ik meegedaan aan het kampioenschap van Maputo, wat tevens de voorronde was van het nationaal kampioenschap. Ik werd daar tweede, ik had eerste kunnen worden. We waren met z'n tienen, negen Mozambiquanen en ik. Ik vertelde mijn ambassadeur vol trots dat ik na zeven rondes met zes punten bovenaan stond. Hij zei: 'Dat kun je niet maken!' Ik gaf hem bij nader inzien groot gelijk. De laatste twee partijen heb ik dus remise gespeeld en ik ben tweede geworden. Maar ja, de tweede kwalificeerde zich ook nog voor het nationaal kampioenschap. Ik was gewoon lid van de bond, en ik dacht aan de Nederlandse situatie."

"In datzelfde jaar werd de Bosniër Iwan Sokolov Nederlands kampioen. Ik kon dus meedoen, zou je denken, maar nee!, dat kon dus absoluut niet.
Dat was alleen voor de Mozambiquanen.
Toen ik het verhaal van Sokolov vertelde, zeiden ze: 'Die Hollanders zijn gewoon een beetje gek, een buitenlander mee laten doen aan het nationaal kampioenschap.' En dat die buitenlander dan ook nog de brutaliteit heeft om het te winnen! Ondanks het dilemma, winnen of niet, had ik best graag meegedaan."

"In Khartoem, daarna, had ik een klein kinderclubje, met lessen, wat schaken. Niet meer dan tien. Maar tegenwoordig, in Kameroen, is het een behoorlijk grote club, 28. Kinderen tussen de zes en vijftien.
Het begon met allochtonen, Nederlandse kinderen die les hadden bij mijn vrouw. Nu is het een mengeling van allerlei expat-nationaliteiten, met drie Kamaroenese kinderen. Ik geef les, een half uur, daarna spelen ze een competitie. Soms geef ik een simultaan. En ik doe andere dingen die leuk zijn. Nu ben ik bezig om te zien of iemand dat volgend jaar wil continueren."

© 2003  Jan de Zeeuw

top  



Thom van Beekum