HOME     SCHAAKVARIA     ERIK H. MIDDELKOOP
HET TALENT VAN EEN INGENIEUR
Toen ik bijna vier jaar geleden lid werd van Botwinnik beperkte mijn kennis en ervaring op het gebied van schaken zich tot een torendiploma behaald op de basisschool.

Objectief gezien zitten alle benodigde ingrediënten voor een zeer goede schaker in me, een hoog IQ, analytisch, doorzetter, presteren onder druk, goed geheugen en autodidact.

Weliswaar mis ik 20 jaar schaakervaring, maar er zijn voorbeelden genoeg van talenten die voor de pubertijd al grootmeester waren, dus die jaren zijn niet nodig. Nee, het is duidelijk, mijn potentieel is onbegrensd.

Met behulp van boeken, grote databases en schaakprogramma's is mijn kennis van het schaakspel beduidend vergroot. Naar eigen inschatting kan ik mij qua kennis meten met spelers van rond de 2000 rating.

Nu is mijn spelniveau en dus mijn rating aanmerkelijk lager. Zonder goede verklaring hiervoor heeft verder studeren weinig zin. Gebrek aan talent zult u denken. Talent is een begrip waar ik niks mee kan. Het accepteren van deze verklaring komt in de praktijk neer op capitulatie. Je kunt gaan schaken voor de lol, daar mogelijk nog veel plezier aan beleven maar beter wordt je niet meer. Je hebt je plafond bereikt, gebrek aan talent.

Zover ben ik nog niet. Mogelijk wordt het achterblijven van de prestaties bij de theoretische kennis toch veroorzaakt door gebrek aan schaakervaring. Veel schaken zonder kennis van de theorie levert weinig progressie op. Andersom is misschien ook niet voldoende. Nu kan je tegenwoordig in cyber space onbeperkt schaken wanneer je maar wilt. Dus als dit het probleem is kan het worden verholpen.

Tijdens mijn zoektocht ben ik enorm gefascineerd geraakt door goede schakers. Dan let ik niet zo zeer op het schaakspel, dat zie ik later wel in mijn database, maar op de schaker zelf. Kleine details zoals de manier waarop ze een schaakstuk vastpakken, hoe behendig en gedecideerd ze een stuk slaan en in één beweging de klok indrukken trekken mijn aandacht.

Ik probeer overeenkomsten te vinden. Ze wekken de indruk volledig in evenwicht te zijn. Of de tegenstander een nog grotere meester is of dat hij in de onderbond speelt, aan de meester zal je niets merken. Onverstoorbaar voert hij zijn zetten uit. Het luide geroezemoes stoort hem ogenschijnlijk niet, in zijn hoofd heerst een serene rust.

Zelfs wanneer hij door tijdnood gedwongen wilde bewegingen maakt en het zweet van zijn voorhoofd tapt kijkt hij schijnbaar ontspannen naar het bord, geen grimas, geen frons. Pas als de partij is afgelopen en de stukken in een paar tellen terug in de uitgangspositie worden gebracht uit hij enige emotie. De minste kritiek laat hem dan exploderen om zich daarna weer snel terug te trekken in zijn hoofd.

De overeenkomst tussen de schaakmeesters is dat de buitenwereld langs hen heen gaat. Maar één ding houdt hen dag en nacht bezig en dat is het edele schaakspel.

De meester lacht om 40 uur in de week. Zijn hele leven staat in het teken van het schaken en het wereldse leven wordt zo veel mogelijk buiten gehouden. Wij vinden hem excentriek en wereldvreemd. Feitelijk zijn ze vanaf hun vroege jeugd bezig met een ratrace om zoveel mogelijk schaakkennis te vergaren waarbij alles moet wijken. De aanvankelijke drijfveer ambitie maakt plaats voor de angst om ingehaald te worden.

Voor niemand is de enorme inspanning vol te houden en uiteindelijk stapt de meester uit de ratrace. Wanneer andere verleidingen zijn leven binnen-
komen en de aandacht verslapt zal hij worden ingehaald. Vele gaan door en berusten in hun lot maar andere kunnen het idee om te worden ingehaald niet accepteren. Ze stoppen plotsklaps met schaken.

Met alleen heel hard werken kom je er natuurlijk niet. Het andere hoofd-
ingrediënt wordt vaak talent genoemd. Achter deze mysterieuze en alles omhullende term gaat een keur aan kwaliteiten schuil. In mijn visie is er geen directe relatie tussen deze kwaliteiten en het schaken. Hij had op basis van deze kwaliteiten ook doctor of nog beter ingenieur kunnen worden.

In vroegere tijden, toen de grootmeesters nog niet van het schaken konden leven, hadden veel kampioenen ook zo'n baan. Ik ben ervan overtuigd dat een grootmeester, wanneer hij zich daartoe zet, binnen een aantal jaren een uitstekende ingenieur zou kunnen zijn. Maar kan het ook andersom?

Voorlopig wijst mijn praktijktest anders uit. De conclusie dat dit aan mijn persoonlijke kwaliteiten ligt kan en wil ik niet accepteren. Ik werp het zelfs verre van me. Het moet liggen aan het gebrek aan ijver, af en toe een boekje inkijken komt natuurlijk niet in de buurt van de ongelofelijke inspanning en opoffering van de grootmeester. Schamper zou hij lachen als hij van mijn poging wist.

Met meer realiteitszin dan voorheen en diep respect geef ik mij toch niet gewonnen. Ik zet door op mijn manier, in de wetenschap dat ik het niet zal halen. Zittend achter het bord, even ontsnapt aan de realiteit, waan ik mij een meester. Ik imiteer de man in volle controle, ik ben onaantastbaar.

Tot ik door de loop van de stukken hardhandig wakker wordt geschut: je bent ingenieur, geen meester.

2005   Erik H. Middelkoop

top