NAAM: PIET HANEMAAIJER |
Ik ben geboren op 18 juli 1950 op tweehonderd meter afstand van het Scheveningse strand en de zee, waarover Lou Bandy zong: "Er is geen strand zo charmant als het Scheveningse strand er is geen zee zo distingé als de Scheveningse zee ..." Datzelfde strand waar ik als kind bijna dagelijks vertoefde. 's Zomers voor de zon en het pesten van de standstoelwachter; we gebruikten de omge- keerde rieten strandstoelen als schepen op de golven. 's Winters om vuurtje te stoken van al het afvalhout van de strandtenten. Ik ging in het oude dorp naar de lagere school, waar ik het niet verder bracht dan klas 1. Ik deed mijn best om juffrouw Bles te vermaken; helaas adviseerde zij mijn vader het op een andere school te gaan proberen. Die heb ik tot klas 6 afgemaakt, ondanks mijn verstrooidheid. Na de lagere school heb ik de mulo gedaan en ging eigenlijk als vanzelf- sprekend naar de kweekschool in de Hortensiastraat in Den Haag (mijn oom zat ook in het onderwijs vandaar). Mijn vader runde een groentezaak. Hij zei altijd: "Als je een kist rode kool op kunt tillen, mag je werken". Dat lukte op mijn negende. Had ik het maar nooit gekund, want vanaf dat moment was het meehelpen in de winkel. Dat heb ik na schooltijd en op zaterdag gedaan tot mijn 21e. In de vrije tijd op zondag leerde hij mij schaken. Mijn eerste partijtjes zullen zo rond mijn negende jaar zijn geweest. Op woensdagmiddag als de winkel gesloten was, schaakte mijn vader met een kennis. Toen ik wat ouder was, deed ik ook aan die sessies mee. Afgestudeerd als onderwijzer met hoofdakte was er eindelijk tijd voor sport in het weekend. Ik leerde mijn vrouw Bartha kennen via de jongeren- sociëteit van de kerk. Zij was in het bezit van twee broers, die beiden voetbalden bij Die Haghe, een derde klasse KNVB club. Mijn zwager haalde mij over om ook bij deze club te gaan voetballen en op een zekere zaterdagmiddag mocht ik meedoen in het 6e elftal. De coach vroeg wat ik speelde, waarop ik antwoordde: "Geen idee, ik heb nog nooit gevoetbald". "Ga dan maar linksbuiten staan", was zijn antwoord. Mijn zwager dacht na een kwartiertje: "Laat ik de bal eens naar hem toe schieten". Bij mijn eerste actie maaide ik over de bal heen. Even later stormde een tegenstander (we speelden tegen een team van de Haagse politie) aan de rechterzijde naar voren. "Afstoppen", dacht ik en ging voor hem staan. Toen ik om keek lag de tegenstander bewusteloos op het veld. Ik had toch niets gedaan? In de eerste helft kreeg ik nog een keer een bal, die ik wel raakte en in de rust werd ik gewisseld. De week erop speelde ik in het 9e, lager was er niet. Voetballen bleek dus niet mijn sport en na twee jaar hield ik Die Haghe voor gezien. Inmiddels had ik een baan als onderwijzer aan de lagere school in Maasdijk. Met mijn amerikaan (een Plymouth) zoefde ik elke morgen van Scheve- ningen naar Maasdijk. Meestal precies om 8.45 uur stond ik in de school (de lessen begonnen om 8.45 uur). In 1975 zijn we getrouwd en in Maasdijk gaan wonen. Niet ver van Maasdijk lag het dorp De Lier, dat een schaakclub rijk was. In Maasdijk heb ik meegewerkt aan de oprichting van jeugdschaakclub 'De Maasdijkse pionnetjes'. De broertjes Van Dijk (Timon) en onder andere mijn in 1983 geboren zoon Harald schaakten onder leiding van Ar Verduijn en Teun van Dijk de stukken van het bord. Bij Lierse heb ik geschaakt tot ik in 1990 naar Zoetermeer verhuisde, waar ik sinds 1987 als leraar wiskunde op het ONC (Oranje Nassau College) werkte. In de Hermionegang, waar wij woonden, werd ik verblijd met de geboorte van overbuurman Arthur Pijpers. Zou schaakliefde dan toch kunnen overwaaien? Lierse was een gezellige club. Om half negen stond het bier op tafel. In de eerste jaren heb ik nog wel pogingen ondernomen om te 'studeren' in de schaakboeken van Euwe. Maar de slapeloze nachten na een verliespartij werden mij te veel. Het schaken werd recreatiever voor mij. Het hoogtepunt beleefde ik in mijn eerste partij bij Lierse. Ik schaakte tegen de nestor en voormalig kampioen van de club. Na een zet of wat viel door een armbeweging mijn loper op de zwarte velden per ongeluk van het bord op de grond. Ik raapte hem op en zette hem terug op zijn plek, echter op een wit veld. Een paar zetten verder riep mijn tegenstander uit: 'Wel verdorie, had ik die witte loper er afgeslagen en nu staat er weer één'. We besloten tot remise. In Zoetermeer ben ik al snel op zoek gegaan naar een schaakclub. Als eerste heb ik een avond meegedraaid bij Promotie: doodse stilte, het mes op tafel. Dat leek niet op De Lier. Ook eens bij Botwinnik gekeken. Dat scheelde niet veel met Lierse: net zo gezellig en niet alleen schaken maar ook een avondje uit was daar het devies. Bij Botwinnik beleefde ik het dieptepunt in mijn schaakcarrière. In een partij waar ik steeds moeilijk stond, bood ik remise aan, wat vanzelf niet geaccepteerd werd. Als een wonder kreeg ik opeens kansen en kon mijn tegenstander in twee zetten mat zetten. Deze probeerde nog remise te halen door zetherhaling. Bij de voorlaatste herhalingszet zei hij: "Nou oké remise dan", en stak snel zijn hand uit. Ik schudde die en sloeg me een seconde later voor het hoofd om me zo te laten intimideren. Behalve schaken houd ik van de meeste sporten (boksen en zo vind ik niks). Mijn favoriete voetbalclub is Feyenoord, waar ik sinds mijn jeugd fervent aanhanger van ben. Immers mijn idool Coen Moulijn voetbalde bij deze club. Ondanks de vergane glorie is Feyenoord mijn club gebleven. Naast de actieve en passieve sportbeoefening heb ik nog veel hobby's. Tuinieren (jarenlang lid van amateur tuinvereniging 'Levenslust'), schilderen (zowel kunst als huis), het weer, mijn treinbaan. Films, zoals Starwars, en politieseries als New York Police en The District vormen een deel van mijn vrije tijdsbesteding. Ook lezen doe ik graag; vooral de romans van Kirst hebben mijn voorkeur. Tussendoor heb ik ook nog wel eens tijd om mijn lievelingseten: kleine spruitjes in een boterjus weg te werken. Daarbij natuurlijk genietend van een lekker glaasje rode wijn. Dat is op dokters- recept. Twee glazen rode wijn per dag is prima voor de bloeddruk. Inmiddels ben ik directeur van de Prins Claus-Oranjeschool in Rokkeveen. Deze baan is mijn schaakprestaties niet ten goede gekomen. In de aula van de school schaken elke maandagmiddag de senioren. Na schooltijd kunnen de kinderen ook meedoen. In tegenstelling tot mijn eigen prestaties is het schoolteam wel succesvol. Zij werden dit jaar regionaal kampioen van de scholencompetitie en doen op 28 mei mee aan de landelijke kwartfinale in Nijmegen. Als mijn baas, de minister van onderwijs, het toelaat, kan ik op mijn 62e van mijn pensioen gaan genieten. De ontwikkelingen van de laatste tijd doen mij echter vrezen, dat ik tot mijn 70e voor de klas moet staan. Dat lijkt me voor de kinderen geslaagd om mij met mijn rollator over het plein te zien cros- sen. Mijn toekomstwens is gezondheid voor al degenen, die me dierbaar zijn! 2005 Piet Hanemaaijer |
|
|