DE GEHEIME KRACHT VAN DE TOREN IN HET STADSHART |
Op zaterdagmiddag 13 juli 2002 heeft zich een verrassende gebeurtenis voorgedaan tijdens het tuinschaakspel dat Botwinnik in het Stadshart organiseerde. Het spelen met levensgrote stukken is altijd heel anders dan spelen met de stukken van een gewoon schaakspel. Door de afmetingen van de stukken is het overzicht over het bord anders, waardoor de spelers over en weer regelmatig zwakke zetten doen. Dit maakt de uitkomst onvoorspelbaar en verhoogd het plezier in het spel. En daar gaat het om. Terwijl de warme zon aangenaam schijnt kijk ik tamelijk loom belangstellend naar een partij van Vincent Schraa (wit) tegen Arthur Pijpers. Vincent heeft drie pionnen en twee torens, Arthur twee pionnen en slechts één toren. Zal Vincent dan van Arthur gaan winnen? 1. ... Tg8 2. Kg2 Tf8 Arthur begaat een blunder door de dekking op te geven van zijn pion op b7. 'Pikinski,' denk ik. En dat doet Vincent. 3. Txb7 Tf2+! Arthur zet zijn toren pardoes naast de koning met schaak. Wie schetst de verbazing van de omstanders? Vincent mag deze toren niet slaan, want dan is het pat! Wat daarna volgt is een bizarre achtervolging. 'Het is hem weer gelukt,' hoor ik iemand bewonderend zeggen. Ik sta paf, het was geen blunder geweest maar een offer. Vincent's koning loopt weg, maar de toren van Arthur volgt hem zo trouw als een onafscheidelijk hondje. Geen moment wijkt hij van zijn zij. Ik zie allemaal vrolijke gezichten - ik zie Arthur vergenoegd ingehouden lachen - met uitzondering van Vincent die moeilijk kijkt. Je kunt het voorval vergelijken met het doelpunt van Cruijff die achterwaarts over zijn eigen hoofd heen een doelpunt maakt in een hectische wedstrijd waarin velen in het strafschopgebied rondlopen. Over zo'n doelpunt wordt generaties lang gesproken. Zo ook op Botwinnik over de trouwe toren van Arthur Pijpers in het Stadshart. Het gebeurt niet vaak, maar als het gebeurt en je hebt het voorrecht er bij te zijn, ja dan! Je proeft de sfeer, de schok, de ontzetting, de vrolijkheid, het ongeloof, het kat-en-muis spel, het proberen van het afschudden van de toren, het blijven achtervolgen van de arme koning. Dat alles vergeet je je hele leven niet. De achtervolging duurt een lange tijd. Twee facetten van dezelfde toren. De toren als bevrijder, als redder van de partij, als trouwe metgezel, als brenger van vrolijkheid. En die van de gevreesde, als de stalker (dat zelfs strafbaar is op grond van de Wet Belaging). Maar de toren is niet dol! Geenszins. Er moet heel zorgvuldig worden gespeeld. Het is geen toren die 'onbeheersbaar', 'onberekenbaar', 'driest', 'onbezonnen' of 'zonder na te denken' is. Het is geen 'dolle toren' maar een: berekenende toren. Het is een calculerende, gevreesde toren die bij zijn berekeningen fouten kan maken. Een moment van slapte van de toren en de koning is bevrijd van zijn belager. Wanneer de trouwe toren op het bord verschijnt moeten beide spelers dan ook goed opletten. Het spel is niet vanzelfsprekend remise. De vlag kan zijn beslissend werk nog doen. Als bijvoorbeeld Arthur nog maar weinig bedenktijd heeft zal hij steeds heel snel moeten zetten. Ook voor hem geldt dat hij zijn partij binnen de gestelde tijd af moet maken. Zolang de koning zich blijft verzetten, moet de speler van de toren vooral letten op de zogenaamde driemaal stellingherhaling van artikel 9.2 van de FIDE-regels of de zogenaamde 50-zetten regel van artikel 9.3 van de FIDE-regels (een prachtig voorbeeld waaruit het nut van noteren blijkt). De torenspeler kan daardoor uit zijn concentratie geraken waardoor hij de partij toch nog verliest. De koning heeft het makkelijker, hij kan niet verliezen: als hij in tijdnood is slaat hij de toren waardoor hij pat komt te staan. Na zo'n 20 of 30 zetten waarin de toren de koning hardnekkig volgt, gaat de partij tussen Vincent en Arthur als volgt verder: nn. ... Tb4+ nn. Kxa5 Txb5+ nn. Txb5 pat Terecht ontvangt de achtjarige Arthur van de Stadshartorganisatie de schoonheidsprijs voor deze partij. Dolle toren In het boek van Tim Krabbé, 'nieuwe schaakkuriosa' staan voor liefhebbers enkele leuke partijen van wat de auteur noemt 'dolle torens'. Onder de zoekterm 'mad rook' vond ik op internet een simultaanpartij in Warschau gespeeld op 5 februari 1966 tussen de duivelskunstenaar uit Riga, Mikhail Tal, en de 17-jarige Poolse jeugdkampioen, Jerzy Lewi. Tal was overigens wereldkampioen van 1960-1961. En uitsluitend deze jeugdspeler slaagde erin tijdens dat toernooi remise te maken. Later vroeg Jerzy na een internationaal toernooi in Athene asiel aan in Zweden. Hij overleed in 1972 in Lund onder nooit opgeloste omstandigheden. Wit staat hopeloos verloren, maar slechts een moment van verslapte concentratie werd van wezenlijk belang voor het vervolg van de partij. 1. ... Kg7? 2. Tg8+!! ½ - ½ 2. ... Kxg8 pat of 2. ... K-elke zet 3. Txg6 Kxg6 pat. De toren, het trouwste of het meest gevreesde stuk in het eindspel. Daarom: wees altijd op je hoede voor de geheime stille kracht van de toren. Voor je het weet komt die als een vulkaan tot uitbarsting. © 2003 Pieter de Groot |
|
|