DE PARTIJ VAN DE MOERASKONING TEGEN DE BOSKONINGIN |
De grote ronde zaal in de toren van de boskoningin was prachtig; alles schitterde. Buiten in het donker waaide een kille regenwind, binnen knap- perde de open haard aangenaam. Aan de muren stonden boekenkasten met in leer gebonden schaakboeken. De zaal was verlicht met kaarsen. Een strijkorkest speelde sfeervolle muziek van Philidor, Schumann en Rimsky-Korsakov. Op een leestafel lag een antiquarische uitgave van 'De Koningin' van Piet Hein Donner. In het midden van de zaal schaakten de boskoningin en de moeraskoning aan een prachtige ebbehouten schaaktafel. Het was al vijfendertig jaren geleden dat ze dat voor het laatst hadden gedaan. Ja, toen waren ze nog tieners geweest. Dat was de tijd dat er geen FIDE-regels waren. Toen hadden ze te veel geruzied over ongeoorloofde zetten waardoor hun wegen werden gescheiden. Nu zag de boskoningin er in haar satijnen robe prachtig uit. Ze droeg een lichte gouden kroon op haar hoofd. Het leek wel alsof zij licht uitstraalde. De moeraskoning was gekleed in een licht donker jaquet met een hoge onderscheidingsteken. Hij had de waardigheid van een vorst. Op gepaste afstand keek de scheidsrechter toe, de raadsheer Niemand. Als er iemand was die zich bewust was van - ook het politieke - belang van deze partij dan was hij het. Nimmer in de schaakhistorie rustte zo'n zware last op de schouders van een scheidsrechter. Wit: de moeraskoning Zwart: de boskoningin (Italiaanse partij, Greco-aanval) 1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Lc5 4. c3 Pf6 5. d4 exd4 6. cxd4 Lb4+ 'Schaak!' zei de koningin en keek de moeraskoning aan en glimlachte vriendelijk. 7. Pc3 Pxe4 8. 0-0 De koningin riep uit: 'Je hebt eerst de toren aangeraakt, dan mag je niet meer rokeren! Bij het rokeren moet altijd eerst de koning twee velden worden verplaatst en dan pas de toren over de koning heen. De rokade is namelijk een 'enkele koningszet'. Raak je eerst de toren aan dan is dat een torenzet en mag je in dezelfde zet niet de koning verplaatsen. Dat zou een 'enkele torenzet' zijn en die bestaat niet. Je hebt dus een ongeoorloofde koningszet en een ongeoorloofde rokade gedaan. Je mag daarom alleen de toren twee velden verplaatsen. Zo luiden de regels.' De koning sprak toornig: 'Wat is dat voor een formalistisch gedoe!' Iedereen in de zaal voelde de spanning stijgen; het strijkorkest ging onmiddellijk zachter en nog sfeervoller spelen. Hij vervolgde: 'De werkelijkheid is weerbarstiger dan die zogenaamde FIDE-regel van je, zo die al bestaat. Je zag toch duidelijk wat mijn bedoeling was: in één vloeiende beweging rokeerde ik? Ik drukte toch ook pas de klok in nadat ik mijn rokade-zet had voltooid?' Nu wendde hij zich tot de scheidsrechter: 'Handelt een scheidsrechter nog wel te goeder trouw door mij te binden aan mijn duidelijk niet-bedoelde torenzet? Zijn voor een scheidsrechter de regels een doel op zich geworden of gaat het hem om het wezen van de schaakpartij? Als dit de regels zijn, houd ik er onmiddellijk mee op!' En om zijn woorden kracht bij te zetten ging hij dreigend opstaan. Ondertussen had de scheidsrechter de klokken stil- gezet en wachtte - iemand die boos is moet je altijd laten uitpraten - tot de geschrokken koning was uitgesproken. Het verleden - met die ruzies - kwam in al zijn scherpte weer terug. En juist nu na al die jaren een toenadering tussen beide landen en tussen beide staatshoofden op het persoonlijke vlak mogelijk was, stond de scheidsrechter voor een vreselijk dilemma: enerzijds vasthouden aan de FIDE-regels met het mogelijke gevolg dat de partij zou worden beëindigd met alle politieke gevolgen van dien, of anderzijds afwijken van de regels en hopen dat de boskoningin tegen die beslissing geen bezwaar en beroep zou aantekenen, dat overigens ook niet vrij zou zijn van politieke gevolgen. Nooit heeft iemand voor een moeilijker dilemma gestaan, zelfs Euwe niet in de voorbereiding op de match op IJsland tussen Fischer en Spassky. De scheidsrechter overwoog kalm: 'Sire, ik begrijp dat u boos bent'. Dat had hij goed aangevoeld. Het gevolg was dat de moeraskoning de indruk kreeg dat hij serieus werd genomen: er was iemand die hem begreep. De koning ging weer zitten. Scheidsrechters zouden dat vaker moeten doen: uitspreken dat zij begrip hebben voor de gevoelens van iemand die meent onrecht te zijn aangedaan, zonder dat dit hoeft te betekenen dat illusies worden gewekt. De scheidsrechter moet het namelijk hebben van de kracht van zijn overwegingen. Niemand vervolgde: 'Artikel 3.8, sub a, onder ii, van de FIDE-regels bracht in het verleden kennelijk onvoldoende tot uitdrukking bracht hoe een rokade-zet uitgevoerd moest worden. Daar is later in artikel 4.4. onder b nauwgezet beschreven hoe die zet gedaan moet worden. Het gevolg is dat in twee artikelen is geregeld dat als een speler opzettelijk een toren aanraakt en daarna zijn koning, hij niet aan die zijde mag rokeren maar een toren-zet moet doen. Omdat op grond van artikel 13.1 van de FIDE-regels een scheidsrechter geen bevoegdheid heeft zich af te vragen of een bepaling in de FIDE-regels wel juist is ('hij moet erop toezien dan de regels strikt worden nageleefd') kan een scheidsrechter alleen maar oordelen dat de uitgevoerde rokade-zet van de koning niet geoorloofd is. Het zijn immers de FIDE, de KNSB, de HSB en de schaakverenigingen die op grond van bestuurlijke, politieke afwegin- gen hebben voorgeschreven dan wel ingestemd hoe een rokade-zet moet worden uitgevoerd. Hun bepalingen moet een scheidsrechter onder alle omstandigheden respecteren. Daarom kan een scheidsrechter ook niet accepteren dat het gewoonterecht een nauwkeurig beschreven bepaling opzij zet. Als hij dat wel zou doen, zou dat scheidsrechterlijke ongehoorzaamheid zijn. Dat mag natuurlijk niet.' Hier wachtte hij even en vervolgde: 'In uw beider landen zoudt u het toch ook onaanvaardbaar achten indien rechters uw duidelijke wetten terzijde zouden schuiven, enkel en alleen omdat één van de partijen de regel onbillijk vindt. Mijn oordeel luidt dus dat ik de claim toewijs! Op grond van artikel 7.4 onder b ken ik de koningin een extra bedenktijd toe van twee minuten.' Maar de koningin die zag dat de koning het oordeel had begrepen en verbouwereerd naar zijn stelling keek, trok het initiatief naar zich toe, en met de warmste glimlach knipoogde ze oprecht naar de koning en sprak: 'Mijn beste vriend, het schaakrecht moet altijd zijn loop hebben. Ook al vinden de FIDE, de KNSB en de HSB de rokade-zet van Zijne Majesteit de moeraskoning ongeoorloofd, zodat de scheidsrechter niet anders kan beslissen dan de claim toe te wijzen, als echter de partijen zelf zo'n regel absurd achten kunnen zij besluiten het oordeel van de scheidsrechter terzijde te schuiven.' Nu wendde ze zich tot de koning en vervolgde: 'Het is mij duidelijk dat je intentie zuiver was, daarom trek ik mijn claim in, dan wel leg ik de beslissing van de scheidsrechter naast me neer!' De scheidsrechter boog en antwoordde: 'Zoals u wenst Majesteit. Een scheidsrechter mag nimmer weigeren recht te spreken, maar partijen hebben in het algemeen het recht het oordeel van een scheidsrechter ter zijde te schuiven om gezamenlijk in hun ogen een billijker oplossing te vinden voor hun probleem. Ook dat behoort tot het schaakrecht. Ik aanvaard uw beslissing.' 8. ... Pxc3 9. bxc3 Lxc3 10. Db3 Zo was tot nu toe ook de partij in het mistige moeras verlopen. 10. ... Lxd4 Dit was voor de moeraskoning een nieuwtje. Nu dacht hij vreselijk lang na. Deze zet had hij niet verwacht. Hij had erop gerekend dat La1 gespeeld zou worden. Dan wist hij dat hij zou winnen. Hij dacht aan zijn verloren partij in het mistige moeras tegen het meisje. Ja, waaraan dacht hij zoal? Hij ontwaakte uit zijn gepeins door 'de vlucht van de hommel' van Nicolas Rimsky-Korsakov dat het strijkorkest op dat moment speelde. 11. Lxf7+ Kf8 12. Lg5 Lf6 13. Tae1 Pe7 14. Lh5 Hier raakte de koningin het paard op e7 aan maar liet het in een fractie van een seconde weer los. Ze dacht opnieuw een tijd na en deed pion d5. De koning riep uit: 'Dat mag niet, aanraken is zetten. Je hebt het paard op e7 aangeraakt dan moet je ook met dat paard zetten.' De koningin antwoordde: 'Ja, ik heb het paard aangeraakt en onmiddellijk weer losgelaten. Nu ik dat onmiddellijk deed was het voor iedereen over en weer duidelijk dat ik niet de bedoeling had de paardzet te doen. Scheidsrechter!, handelt u nog wel te goeder trouw door mij te binden aan mijn duidelijk niet-bedoelde paardzet? Zijn voor een scheidsrechter de regels een doel op zich geworden of gaat het hem om het wezen van de schaakpartij?' Niemand had - weer - de klokken stilgezet en sprak: 'Indien een speler opzettelijk een stuk aanraakt moet hij dat stuk spelen, tenzij dat niet geoorloofd is. De opzet tot aanraken moet dus aanwezig zijn. Dan doet het er niet toe dat die opzet er maar een fraktie van een seconde was. De opzet was er, weliswaar gevolgd door spijt. Ook dan blijft aanraken is zetten. Op grond van artikel 4.3 van de FIDE-regels is een speler verplicht een aangeraakte zet uit te voeren. De FIDE-regels geven een scheidsrechter niet de bevoegdheid daarop een uitzondering te maken - de speler 'moet met het stuk spelen', zoals de regel luidt. Ik wijs de claim van de moeraskoning dus toe!' 'Als ik het goed begrijp betekent het dat je nooit een opzettelijk aangeraakt stuk kunt corrigeren als je je vergist?,' vroeg de koningin. 'Met uitzondering als het gaat om een ongeoorloofde zet is een verbetering inderdaad niet mogelijk. Daarom is aanraken-is-zetten een wezenlijk deel van het schaakspel. Het hoort bij de dramatiek van het schaken,' antwoordde de scheidsrechter. 'Goed dan, het zij zo,' besloot de koningin. De scheidsrechter gaf op grond van artikel 7.4 onder b van de FIDE-regels de moeraskoning twee minuten extra bedenktijd. 14. ... Pg6 15. Pe5 Pxe5 16. Txe5 g6 17. Lh6+ Lg7 18. Tf5+ De koning schrok vreselijk toen hij zag dat hij in ernstige tijdnood was. Gedurende de partij had hij nooit op de klok gelet. Hij had nog maar één minuut bedenktijd! 18. ... Ke7 De koning was helemaal van slag. Waar had hij al die tijd aan gedacht? Hij wist amper welke zetten hij moest doen. Zijn hoofd was helemaal leeg, zijn handen trilden. 19. Te1+ Le5 20. Txe5+ Kd6 Op het moment waarop de witte dame boven het matveld d5 zweefde, viel de vlag van de koning en riep de koningin 'vlag!'. De koning plaatste de dame op d5 en riep onmiddellijk: 'mat!'. De koningin riep dat zij eerst was geweest en dus had gewonnen. Maar de koning vond dat de matzet voor de vlagval ging, zodat hij had gewonnen. Onmiddellijk kwam de scheidsrechter tussenbeide. Hij sprak: 'Nu de koning de matzet niet heeft uitgevoerd in de hem toegewezen bedenktijd, is op grond van artikel 6.10 van de FIDE-regels de partij voor hem verloren.' De moeraskoning reageerde: 'Dit moet een vergissing zijn. In de spelregels wordt in artikel 5 op geen enkele wijze gerept over het einde van de partij door het vallen van de vlag. Integendeel op grond van artikel 5.1. is de partij gewonnen door de speler die de koning van zijn tegenstander heeft matgezet.' Maar de scheidsrechter antwoordde: 'Er zijn meer manieren waarop een schaakpartij wordt beëindigd dan die genoemd zijn in artikel 5. Juist in artikel 6.10 staat simpel gezegd heel uitdrukkelijk vermeld dat de matzet verricht moet worden binnen de toegewezen bedenktijd. Dat artikel bevat dus een specifieke wijze van beëindiging van de partij.' De koning reageerde: 'U heeft gelijk. Natuurlijk horen de FIDE-regels bij het schaakspel. Door die regels komt er orde in schaakpartijen. Baba Jaga, je hebt de schaakpartij gewonnen. Maar dat niet alleen. Lieve Baba Jaga, ...' Maar op dat moment waaide er een windvlaag door de schoorsteen de zaal binnen en vormde zich tot een gedaante die op een jongeman van omstreeks vijfentwintig jaar leek. De jongeman sprak: 'In het schaakspel is schaakrecht zonder macht krachteloos; in het schaakspel is kracht zonder schaakrecht tyranniek. Schaakrecht zonder macht wordt weersproken, want er zijn altijd schakers die de uitslag anders wensen. En macht zonder schaakrecht wordt aangeklaagd. Daarom moet een scheidsrechter schaak- recht en macht verenigen, en maken dat wat rechtvaardig is machtig, of wat machtig is rechtvaardig is.' Niemand had glimlachend geluisterd, maar onderbrak hem nu: 'De beslissing van een scheidsrechter moet gebaseerd zijn op de regels die hem zijn gegeven door de FIDE, en die zijn goedgekeurd door de KNSB, de HSB en de schaakverenigingen. Die regels geven hem geen vrijheid naar eigen goeddunken te beslissen.' De jongeman vervolgde zacht: 'Al in 1621 heb ik deze partij en die in het mistige moeras gespeeld. Ik heb vastgesteld dat zwart op de tiende zet de toren op a1 of de pion op d4 niet mag slaan, maar pion d5 moet doen. Daarna pakt de witte loper de pion op d5. Zwart . rokeert . dan ... Op de . twaalfde zet .. slaat de .. witte loper .. op f7 .. met .. schaak ... Daarna ... doet ... zwart ... koning ... h8 ... En ... zijn ... er .... gelijke ...... kansen ......' De jongeman was steeds doorzichtiger geworden. De laatste zinnen sprak hij zacht. Het leek net of zijn geest het zou begeven. Niemand deed enkele stappen vooruit en sprak verschrikt: 'Wacht!, zeg mij, wie ..., wie bent u? Bent u Greco!?' Voor de jongeman kon antwoorden, was hij al vervaagd. De scheidsrechter keek teleurgesteld om en zag dat de staatshoofden geen belangstelling hadden gehad voor wat er was gebeurd - misschien hadden ze het niet eens gemerkt. Ze fluisterden over een beslissing met belangrijke politieke maatschappelijk gevoelige gevolgen. De scheidsrechter keek naar het boek van Donner en vroeg zich af: 'had de koningin de FIDE-regels en de HSB overwonnen?' Buiten flitste een bliksemschicht. © 2002 Pieter de Groot |
|
|