HOME     SCHAAKSCHOLING LES 10
SCHAKEN IS PASSIE
Alles is geoorloofd, maar niet alles is oorbaar. Graag pas ik deze uitspraak van Paulus ook toe op het schaken. Je kunt een heleboel zetten spelen, goed of fout, maar sommige zetten kunnen echt niet. Ik bedoel dan de zogenaam-
de "lelijke zetten".

Lelijkheid is een subtiele kwestie, net als schoonheid, maar daar kom ik zo op. Veel sporters hebben een hekel aan lelijke acties. Bij tennissen is het gebruikelijk om na een winnend actie, waarbij je de bal helemaal verkeerd hebt geraakt, luidkeels "leluuuuuuk" te roepen. Ook bij andere sporten zie je vaak iets van schaamte als er op een lelijke manier gespeeld wordt of ge-
scoord. Dat is terecht.

Lelijkheid wordt in de sportwereld ten onrechte soms verward met stugheid of vasthoudendheid. Een beroemd boek in de tennissport is "Winning Ugly" van Brad Gilbert. Dat soort lelijkheid bedoel ik zeker niet. Integendeel. Gilbert heeft school gemaakt met slimme mentale adviezen. De sleutel naar succes is volgens hem "to outthink your opponents, forcing them to play your game". Hoewel ik het boek van Gilbert nooit gelezen heb, zal deze tip de trouwe studenten van mijn rubriek bekend voorkomen!

Wat bedoel ik dan wel? Misschien kan ik dat het beste duidelijk maken met een voorbeeld. Echt lelijk vind ik 1. b2-b4, de oerang oetang opening. Dieren hebben weinig of geen gevoel voor schoonheid, daarom is de naam van deze opening treffend gekozen. Niet alleen deze beginzet is lelijk, de hele opening is dat. De stelling na 1. b4 e5 2. Lb2 f6 is bijvoorbeeld niet om aan te zien. Hetzelfde geldt ook voor de stelling na 1. g2-g4, al vind ik dat om een of andere reden minder ernstig. Misschien omdat 1. g4 een kwa-
jongensachtige zet is, waar ik ook wel weer om kan lachen.

Maar wat is dan schoonheid? Ik heb er geen definitie van opgezocht, maar voor mij gaat het om drie aspecten:
  • Gaafheid of perfectie, bijvoorbeeld in de vorm van een ingewikkelde, precies kloppende matcombinatie.

  • Oorspronkelijkheid of uitzonderlijkheid; je kunt dan denken aan een bijzonder nieuwtje of een heel creatieve vondst.

  • Gratie; dat is het moeilijkste te omschrijven aspect van schoonheid. Voor mij gaat het dan niet alleen om een bepaalde stelling, maar ook om de "beweging" daar naar toe. Kenners van vrouwelijk schoon zullen direct erkennen dat dit het meest ongrijpbare, maar misschien wel het meest bepalende element van schoonheid is. Sommige vrou-
    wen hebben geen perfect uiterlijk, zien er niet bijzonder uit, maar als ze gaan bewegen houd je je adem in. Dat bedoel ik.


top  


Gaafheid

Ik ga het bovenstaande illustreren. Allereerst een illustratie van "gaafheid". Daarvoor ga ik terug naar 1851 in Londen. Daar speelden Adolf Anderssen en Lionel Kieseritsky "The immortal game", de onsterfelijke partij.

Anderssen speelde met zwart maar begon wel de partij. In die dagen maak-
te men zich niet zo druk over dat soort details. Hierna vindt u een link naar www.chessgames.com waar de partij te vinden (en na te spelen!) is, maar ik vermeld hem ook hier volledig.

Dus: zwart Anderssen, wit Kieseritsky, zwart begint.

1. e4 e5 2. f4 exf4 3. Lc4 Dh4+ 4. Kf1 b5
(dit ziet er misschien wat wild uit allemaal, maar was in die dagen een diep bestudeerde variant, we praten over het Bryan tegengambiet tegen het Koningsgambiet)
5. Lxb5 Pf6 6. Pf3 Dh6 7. d3 Ph5 8. Ph4 Dg5 9. Pf5 c6 10. g4 Pf6 11. Tg1 cxb5 12. h4 Dg6 13. h5 Dg5 14. Df3 Pg8 15. Lxf4 Df6 16. Pc3 Lc5 17. Pd5 Dxb2 18. Ld6 Lxg1 19. e5 Dxa1+ 20. Ke2 Pa6 21. Pg7+ Kd8 22. Df6+ Pxf6 23. Le7 mat.




Wat moet ik over deze partij zeggen? U moet zelf maar oordelen of u dit mooi vindt of niet. Ik vind het geweldig.
Speel de partij na  


top  


Oorspronkelijkheid

Bij het aspect "oorspronkelijkheid" is het lastig kiezen. Het eerste waar ik aan denk is de beroemde partij van Nimzovitsch tegen Johner, uit 1926.
Speel de partij na  

In deze partij demonstreerde Nimzovitsch het door hemzelf bedachte "hem-
men", het vastzetten van de tegenstander door het blokkeren van zijn pion-
nen.

Een vrij recent voorbeeld is het beroemde positionele dameoffer van Ivan-
chuk (21. Dg7!?) in zijn partij tegen Shirov in Wijk aan Zee 1996.
Speel de partij na  

Ik kies uiteindelijk voor een minder bekende partij, van mijn favoriete spe-
ler Bobby Fischer, uit 1968. Fischer speelde die partij met zwart tegen Matu-
lovic. Ik begin na de 10e zet van wit, 10. a4. Zie het diagram.




Het is een hele gewone stelling, eigenlijk. Wit probeert het veld d5 in handen te krijgen, liefst bezet door een paard. Zwart streeft naar actief stukkenspel, onder meer via de half open c-lijn.

Er volgt: 10. ... b4 11. Pd5 Pxd5 12. Dxd5 Tb8 13. Lxe7 Kxe7!!

Michael Stean, die deze stelling bespreekt in het boek "Schaken met groot-
meesters" (Amsterdam, 1977), merkt hierover op: "Nee, dit is geen druk-
fout, Fischer nam echt terug met de koning. Wit moet gerekend hebben op 13. ... Dxe7 14. Td1 Tb6 15. a5 met een onduidelijke stelling. Na de tekstzet evenwel dreigt zwart 14. ... Pf6 met stukwinst (de witte loper op h3), omdat de witte dame geen schaak meer heeft op c6. Bovendien is de zwarte d-pion nu zeer goed beschermd terwijl de witte stelling plotseling totaal gedesorga-
niseerd is."

Wit moet terug. Er volgde: 14. Dd2 Pf6 15. Lg2 Lb7 16. Dd3 Db6 17. 0-0 a5 18. Tfd1 La6 19. Dd2 Tfc8 20. h3 h5 21. b3 (verhindert Tc4, maar verzwakt veld c3) Lxe2! 22. Dxe2 Tc3 23. Td3 Tbc8 24. Txc3 Txc3 25. Kh2 Dc5 26. Ta2 g6. Zie het diagram.




Dit is de stelling die Fischer voor ogen heeft gehad. Zwart staat superieur. Als wit passief blijft gaat zwart verder met 26. ... Dd4 en 27. ... h4 om de witte stelling verder te verzwakken en zijn paard via h5 of g5 in het spel te betrekken.

Matulovic legt het hoofd in de schoot en speelt: 26. Lf1 Dd4 28. f3 Te3 29. Dg2 Dd1 (er dreigt onder meer Db1) 30. Lc4 Dxf3 31. Dxf3 Txf3 32. Kg2 Te3 en na nog een paar zetten gaf Matulovic op.

Tegenwoordig is een zet als Ke7 in dit soort stellingen een vrij normale zet, maar in 1968 was het een enorme verrassing. Voor Fischer was het waar-
schijnlijk een vrij normale, logische zet. Een genie ziet de dingen nu een-
maal anders dan andere mensen.
Speel de partij na  


top  


Gratie

Het derde schoonheidskenmerk "gratie" illustreer ik met de beroemde studie van Barbier en Saavedra uit 1895. Ik vind deze studie, ook door het verhaal van zijn ontstaansgeschiedenis, heel gracieus, al is de studie uiteindelijk re-
delijk eenvoudig.

Het verhaal begint met een opgave van de Schotse schaker Barbier die hij plaatste in Glasgow's Weekly Citizen uit 1895. Zie het diagram hieronder.




Zwart speelt en maakt remise. De oplossing is als volgt:

1. ... Td6+ 2. Kb5 (als de witte koning naar de C-lijn gaat volgt Td1 en kan wit na de promotie van de c-pion Tc1+ spelen) 2. ... Td5+ 3. Kb4 Td4+ 4. Kb3 Td3+ 5. Kc2! (wat nu?) Td4! 6. c8D Tc4+! Dat is de oplossing. Wit moet de toren slaan met 7. Dxc4 en het is pat!

Echter, in Schotland woonde in die dagen de Spaanse pater, Saavedra.
Deze pater, die zich samen met het overgrote deel van zijn collega's met positieve zaken zoals schaken bezig hield, kwam met een alternatieve op-
gave. Hetzelfde diagram, maar alleen: wit wint! Hoe kan dat nou?
De clou is als volgt.

Wit speelt in plaats van 6. c8D, c8T! Zie het diagram.




Een minorpromotie. Als zwart nu 6. ... Tc4+ speelt dan volgt 7. Txc4 en het is geen pat, maar wit staat gewonnen.

Maar waarom zou zwart in dit geval 6. ... Tc4+ spelen? De stelling is toch gewoon gelijk? Dat is zo, maar er dreigt wel mat in één door 7. Ta8. Zwart is hierdoor gedwongen om 6. ... Ta4 te spelen. Nu komt het. Wit speelt 7. Kb3!, valt de zwarte toren op a4 aan en dreigt tegelijk 8. Tc1 mat.

Zo eenvoudig en zo gracieus kan schaken zijn. De studie van Barbier en Saavedra!


top  


Schaken is passie

Over schoonheid dus. Wat maakt het schaken zo aantrekkelijk?

Hét antwoord daarop bestaat natuurlijk niet. Ik geef daarom mijn mening maar. De schoonheid van het schaken is geen objectief gegeven. Het is een ervaring, een gevolg van de "liefde voor het spel".

Omwille van die liefde voor het spel probeer je er in iedere partij iets van te maken, neem je geen genoegen met halfzachte remises en werk je aan je techniek, zelfs aan het mat geven met loper en paard. Als je van schaken houdt kun je genieten van een mooie zet, ook als je die niet zelf bedacht hebt. Maar schaken is daarnaast ook vechten, met jezelf en met je tegen-
stander. Ook daar kun je van genieten. Schaken is passie.


Beste lezer, deze reeks lessen is voorbij. Schatplichtig ben ik aan de gewel-
denaar John Nunn, o.a. aan zijn "John Nunn's chess puzzle book, the new enlarged edition" uit 2009 en aan het klassieke boek "Fundamental chess endings" van Müller en Lamprecht uit 2001. Beide boeken kun je van mij lenen.

Wellicht tot een volgende reeks lessen!


© 2010  Jan Willem Duijzer

top  


Inleiding  

Schaakles 1  
Schaakles 2  
Schaakles 3  
Schaakles 4  
Schaakles 5  
Schaakles 6  
Schaakles 7  
Schaakles 8  
Schaakles 9  
Schaakles 10
Schaakles 11  
Schaakles 12  
Schaakles 13  
Schaakles 14  
Schaakles 15  
Schaakles 16  
WIL JE REAGEREN?
Jan Willem Duijzer stelt een inhoudelijk reactie op de artikelen zeer op prijs.

Natuurlijk kunt je hem ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailJan Willem Duijzer