HOME     SCHAAKRECHT     SCHAAKRECHTSVRAGEN     VRAAG 01-02-2004
BEANTWOORDING SCHAAKRECHTSVRAAG FEBRUARI 2004 (31-03-2004)
I. Inleiding

In de schaakrechtsvraag van januari ging het om de toepassing van de j'adoube regel, het rechtzetten van een schaakstuk. In die van februari gaat het erom wat er gebeurt als het stuk niet wordt rechtgezet en verder wordt gespeeld.

Bijvoorbeeld het geval waarin zwart Ta7xa6 zet, maar de toren slechts voor 10% op a6 plaatst. Voor de zwartspeler staat de toren op a6, maar voor zijn tegenstander staat die op a7. De tegenstander slaat een stuk op e6. Zwart pakt zijn toren die voor 90% op a7 staat en slaat dat stuk op e6.
Dan is er een probleem en het is aan de scheidsrechter uitkomst te bieden. Hij oordeelt niet subjectief, maar objectief aan de hand van de FIDE-regels.

De torenzet a7xa6 is een geoorloofde zet (reglementaire zet). Echter, de toren die voor 10% op a6 is geplaatst, is 'verkeerd geplaatst' in de zin van de artikelen 7.3 en 7.5.

Hierna volgt voor de leesbaarheid eerst het antwoord, dan een algemene uitleg over verkeerd plaatsen, vervolgens een vergelijking met de onge-
oorloofde zet, gevolgd door het achterliggende idee van regel bij het verkeerd plaatsen, de straf, de opvatting van Gijssen en tot slot de reacties.


II. Antwoord

De FIDE-regels bepalen meer dan eens dwingend dat bij een verkeerd geplaatst stuk de stelling teruggebracht moet worden naar die voordat de onregelmatigheid zich voordeed.
De gedachte achter de regel is de bescherming van de wederpartij. Het doet er niet toe of de wederpartij al of niet had kunnen begrijpen waar de toren had moeten staan.

Een scheidsrechter houdt geen debat over oorzaken, of over de vraag of de wederpartij had kunnen begrijpen waar het stuk had moeten staan, maar hij concentreert zich op de vraag of het stuk verkeerd geplaatst was. Aan de hand daarvan oordeelt hij zakelijk.

Teruggegaan wordt naar de stelling Ta7xa6. De toren wordt vervolgens rechtgezet op a6. Daarna worden de klokken met uiterste nauwkeurigheid bijgesteld. En zo wordt verder gespeeld. Hierna volgt de uitleg.


a. verkeerd plaatsen, inleiding

Bij verkeerd plaatsen kan gedacht worden aan een schaakstuk dat op de grond valt en op een verkeerd veld wordt teruggeplaatst, of aan een schaakstuk dat als het wordt losgelaten omvalt en op een ander veld wordt gezet en aan een schaakstuk dat gedeeltelijk op het juiste veld is geplaatst.

Bij het verkeerd plaatsen zijn de volgende situaties denkbaar:

a. één van de spelers constateert onmiddellijk de verkeerde plaatsing;
b. de spelers bemerken de verkeerde plaatsing niet direct, herstellen de stelling niet en vervolgen hun partij. In de laatste situatie zijn er drie mogelijkheden:
b1. voor het einde van de partij ontdekt één van de spelers de verkeerde plaatsing alsnog;
b2. de spelers bemerken de verkeerde plaatsing pas nadat de partij is afgelopen;
b3. de spelers hebben nooit wat door gehad.


b. verkeerd plaatsen, onmiddellijk constateren

Indien één van de spelers onmiddellijk de verkeerde plaatsing constateert, geldt artikel 7.3. Als volgt moet gehandeld worden:

a. de overtreder moet de stelling in de eigen tijd herstellen (is dwingend voorgeschreven);
b. indien noodzakelijk kan zowel de speler als zijn tegenstander de klokken stilzetten om de assistentie van de scheidsrechter te vragen;
c. de scheidsrechter kan de speler die de stukken verkeerd plaatste, bestraffen.

De toren wordt dus onmiddellijk rechtgezet op a6. En eventueel ontvangt de zwartspeler een straf.

Stel nu dat de scheidsrechter ziet dat de toren voor 10% op a6 wordt geplaatst, mag hij dan eigenmachtig deze rechtzetten op a6? Dat mag hij niet doen. Artikel 7.3 regelt dat de speler(s) dat zelf moet(en) doen. De spelers moeten het dus zelf uitzoeken, de scheidsrechter grijpt pas in op verzoek.


c. verkeerd plaatsen, later constateren

Als een stuk verkeerd is geplaatst, en het wordt een of meer zetten later ontdekt, moet in overeenstemming met artikel 7.5 gehandeld worden:

a. de stelling moet (is een dwingend rechtelijke bepaling) teruggebracht worden naar die voor de onregelmatigheid;
b. als de stelling onmiddellijk voor de onregelmatigheid niet met zekerheid kan worden vastgesteld, zal de partij worden voortgezet vanuit de laatste vast te stellen stelling voor de onregelmatigheid;
c. de klokken worden bijgesteld, waarbij de scheidsrechter met uiterste nauwkeurigheid moet bepalen welke tijden op de klokken moeten worden aangebracht;
d. de partij wordt voortgezet vanuit deze herstelde stelling.

Zodra de ongeregeldheid wordt ontdekt, moet teruggegaan worden naar de plek des onheils. De stelling moet worden teruggebracht naar die van voor de onregelmatigheid, dus Ta7xa6. Dan wordt de toren recht gezet op a6. Vervolgens moeten de klokken 'met uiterste nauwkeurigheid' bijgesteld worden. Dit is een lastige opgave. Zie voor het bijstellen van de klokken, hierna bij straffen.

Vanuit de herstelde stelling wordt de partij voortgezet. Dit alles is van dwingend recht: het is niet mogelijk daarvan af te wijken.


d. verkeerd plaatsen, na afloop constateren

Indien de verkeerde plaatsing wordt ontdekt, nadat de uitslag is doorge-
geven, is het te laat om er nog wat aan te doen. De uitslag is onaantastbaar.


e. verkeerd plaatsen, nooit constateren

Hier geldt: 'Wat niet weet, wat niet deert.'


f. vergelijking met een ongeoorloofde zet

Verkeerde plaatsing van een stuk moet onderscheiden worden van een ongeoorloofde zet (onreglementaire zet).

Een ongeoorloofde zet is een zet in strijd met artikel 3. Bijvoorbeeld Pg1-g3 als paardensprong of plaatsing van een loper van een wit veld naar een zwart veld, of een zet waarbij het schaak niet wordt opgeheven.

Verkeerde plaatsing van een stuk verschilt daarin van een ongeoorloofde zet dat bij verkeerde plaatsing de zet in beginsel geoorloofd is, maar bij de uitvoering iets fout is gegaan. Zoals het omgevallen stuk dat verkeerd wordt teruggeplaatst, of het geslagen stuk Ta7xa6 dat voor 10% op a6 wordt geplaatst.

Een verduidelijking over 'verkeerd plaatsen'. Dit betekent niet: het mogen terugnemen of verbeteren van een gedane zet. Ter illustratie een voorbeeld uit de praktijk.

Onder het toeziend oog van de scheidsrechter en tien omstanders zijn twee spelers in razende tijdnood. De stukken vliegen over het bord. Met een woeste arm- en handbeweging gooit een speler zijn toren van het veld h8 naar een ander veld. Dan bemerkt hij dat de toren op een veld te ver tot stilstand is gekomen. Hij neemt de toren weer op en plaatst deze van f8 naar g8.

Kennelijk heeft de tegenstander daar geen moeite mee, hij reageert niet en zonder problemen wordt nog even verder voortgeraasd.
Terzijde: de betrokken scheidsrechter achtte het gelet op de situatie niet verstandig in te grijpen. Hij had gelijk: op grond van artikel 13.6 was hij daartoe niet bevoegd.

Indien de tussenkomst van de scheidsrechter wordt ingeroepen, moet deze de FIDE-regels strikt naleven en oordelen dat aanraken is zetten en dat loslaten is gezet. De speler heeft twee zetten achter elkaar gedaan. Dat is in strijd met artikel 4.7, waarin staat dat na het loslaten een stuk niet meer op een ander veld mag worden geplaatst. De toren had moeten blijven staan op f8. Artikel 7.3 is niet van toepassing, maar wel 7.4. De torenzet Th8-f8-g8 was een ongeoorloofde zet (onreglementaire zet).

Als tijdens een partij blijkt dat er een ongeoorloofde zet is gedaan, regelt artikel 7.4 nagenoeg hetzelfde als artikel 7.5, dat wil zeggen: teruggaan naar de plek des onheils, dan wel proberen naar die plek terug te gaan en daarna zo nauwkeurig mogelijk de klokken bijstellen. Verder geldt nog het volgende:

a. voor het verder spelen zijn de regels van artikel 4.3 van toepassing op de zet die de ongeoorloofde zet vervangt;
b. de scheidsrechter geeft bij de eerste twee ongeoorloofde zetten van een speler, in beide gevallen twee minuten extra tijd aan zijn tegenstander;
c. bij een derde ongeoorloofde zet van dezelfde speler verklaart de scheidsrechter de partij voor hem verloren.


g. het achterliggende idee

De artikelen 7.3 en 7.5 zijn bedoeld om de tegenpartij te beschermen.
Waar het om gaat is dat het voor één van de spelers op het moment waarop de zet werd uitgevoerd onduidelijk was waar het schaakstuk precies stond. In die onduidelijke, verwarrende situatie heeft de regelgever de partij die daarvan het slachtoffer is willen beschermen. De scheidsrechter heeft de opdracht ervoor te zorgen dat die bescherming daadwerkelijk wordt gegeven.

Het gaat dus om een feitelijke kwestie. De scheidsrechter gaat met de spelers terug naar de plaats des onheils en verifieert of het schaakstuk op een verkeerde wijze op het veld heeft gestaan. Hij vraagt aan de betrokken speler: 'is het juist dat u het schaakstuk op deze wijze heeft geplaatst?'

Een scheidsrechter houdt dus geen debat over oorzaken, of over de vraag of de wederpartij had kunnen begrijpen waar het stuk had moeten staan, maar hij concentreert zich op de vraag of het stuk verkeerd geplaatst was. Aan de hand daarvan oordeelt hij zakelijk.


h. straffen

Rijst de vraag of de overtreder gestraft moeten worden en of aan diens tegenstander extra bedenktijd toegekend moet worden.

Indien de torenzet a7xa6 een ongeoorloofde zet (onreglementair) is, en de tussenkomst van de scheidsrechter wordt ingeroepen, is de scheidsrechter verplicht twee minuten extra bedenktijd toe te kennen aan de tegenstander.

Echter, de torenzet waarbij het stuk op a6 wordt geslagen, is geen onge-
oorloofde zet. De toren is alleen maar 'verkeerd geplaatst', iets dat de spelers niet onmiddellijk hebben gemerkt. Dan is artikel 7.5 van toepassing, dat anders dan de artikelen 7.3 en 7.4 uitdrukkelijk geen strafregeling bevat. Dat is jammer.

De scheidsrechter is nu verplicht de klokken bij te stellen naar het tijdstip waarop de toren voor 10% werd geplaatst op a7. Indien de spelers de tijden niet hebben bijgehouden, heeft de scheidsrechter een moeilijk probleem. Hij kan niets anders doen dan de tijden zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen. Dat is eigenlijk niet te doen.

Er zijn wiskundigen die de gemiddelde tijd berekenen die een speler per zet heeft gedaan, en zo de klokken bijstellen. Dit is natuurlijk een schijnoplos-
sing, maar wie het beter weet mag het zeggen. Al met al is het bijstellen van de klokken onbevredigend voor iedereen, waardoor de onvrede zich vaak richt op de scheidsrechter. Die staat hierin machteloos, maar moet daar professioneel mee omgaan.

Het is beter dat de regelgever in artikel 7.5 een strafbepaling opneemt te vergelijken met 7.3. Dan komt de scheidsrechter er wel uit: de vaststelling van de tijden kan hij beter motiveren door de straf in te calculeren bij het bijstellen van de tijdstippen van de klokken. Door die strafbepaling wordt de scheidsrechter beschermd. Nu maken zachte heelmeesters stinkende wonden.

Verder denk ik dat de regelgever voor de leesbaarheid de artikelen 7.3 en 7.5 tot één artikel had moeten samenvoegen en de inhoud over twee artikelleden had moeten verdelen. Nu zit dat artikel 7.4 er tussen.


i. opvatting Gijssen

Gijssen meent dat 'de witspeler logischerwijs had kunnen weten dat nadat de zwarte toren de pion op a6 neemt deze thuishoort op a6'. Deze opvatting:

a. is in strijd met de artikelen 7.3 en 7.5, waarvan niet kan worden afgeweken;
b. leidt ertoe een speler te belonen voor het verkeerd plaatsen van stukken;
c. beschermt de partij die geen bescherming verdient;
d. geeft aan dat de verkeerde vraag wordt gesteld. Het gaat er niet om wat iemand had kunnen weten of begrijpen, het gaat om de feiten, zoals deze zich hebben voorgedaan.

Wat Gijssen stelt, heeft de regelgever nu juist uitdrukkelijk niet gewild. Indien de tussenkomst van de scheidsrechter wordt ingeroepen, is hij niet vrij van de artikelen 7.3 en 7.5 af te wijken. Het is niet van belang wat een speler geacht wordt te hebben geweten.
Dat is namelijk een aanpak waaraan een scheidsrechter niet moet beginnen. 'Je had dat kunnen weten.' 'Nee, hoe kon ik dat weten?'

Zoiets roept conflicten op waardoor een scheidsrechter nooit tot een snel en onomstreden oordeel komt. Rechtvaardig is een scheidsrechter die de FIDE-regels voor iedereen gelijk toepast, zonder aanzien des persoons. Fisher zei het al: 'Ik geloof niet in psychologie. Ik geloof in goede zetten.'


III. Reacties

a. de vertaling

Han Perluka, nationaal arbiter en al vele jaren secretaris van Botwinnik, attendeerde mij erop dat de Nederlandse vertaling van 'to displace' driemaal voorkomt in 7.3 en 7.5 in telkens een andere vertaling.

Zo is in artikel 7.3 'If a player displaces one or more pieces' ten onrechte vertaald als: als een speler een of meer stukken niet goed op het schaak-
bord heeft geplaatst. 'Heeft geplaatst' moet zijn: plaatst. Een juiste vertaling maakt duidelijk dat er twee mogelijkheden zijn.

Pim Blijlevens uit Mierlo liet zich door die vertaling op het verkeerde been zetten. Hij zag geen verschil tussen de artikelen 7.3 en 7.5. Na raadpleging van de Engelse tekst begreep hij de kwestie.


b. de onreglementaire zet

Eric Roosendaal, internationaal arbiter, schreef dat de februarivraag het geval 'Almere' betrof, in de SGA. Hij schreef dat de beroepscommissie had geoordeeld dat zwart in de fout gegaan was.

'Zwart voerde een onreglementaire zet uit (namelijk Txa7 onder wegname van pion a6). De stelling moest dus terug worden gebracht tot de uitgangs-
stelling, waarna zwart met het aangeraakte stuk (stukken in dit geval) moest spelen. Txa6 was dus verplicht. Dat wilde hij toch spelen, dus dat maakte weinig uit.'

Eric zat in de protestcommissie. Hij gaf een aardige beschrijving: 'Redeneer eerst eens als volgt: beide spelers zijn in tijdnood. Wanneer op dat moment het licht zou uitvallen en het bord zou omvallen, zouden beide spelers dan 100% zeker weten waar exact die a-pion stond? Misschien niet.
De redenering dat wit 'dus' wist dat de toren op a6 staat is zodoende al minder duidelijk.

Hier is een tweede punt: Stel zwart speelt Txa6, maar doet dit zo woest dat de toren op de grond valt. Hij pakt de toren en zet deze op a7. Na Txe6 doet zwart Ta7xa6. Hier klopt duidelijk iets niet. En wat als zwart de toren op a4 gezet had, en vervolgt met Ta4xf4?

Of stel dat er geen tijdnood is: zwart speelt Txa6 maar zet zijn toren op a5. Wit komt terug aan het bord en noteert 'Txa5' (die pion stond zeker op a5... denkt wit). Goed, minder handig van wit, maar toch beslist illegaal van zwart.

En hier is nog een ander punt. Stel dat die zwarte toren daar een zet of 10 blijft staan. Moet je dan al die tijd onthouden dat hij 'eigenlijk' op a6 staat? Weet je op zet 60 nog dat die toren een pion sloeg op a6 op zet 49.

Gekkenwerk.... Het punt is dat de stelling op het bord geacht wordt correct te zijn. Diverse toeschouwers konden bevestigen dat de toren voor minstens 60% op a7 stond, waarschijnlijk wel 80 of 90%. Ook de wedstrijdleider bevestigde dit. Als een stuk op een verkeerd veld terechtkomt moet dit gecorrigeerd worden. Hoe verkeerd is verkeerd?

Volgens de protestcommissie is dit in elk geval zo als een stuk voor 50% of meer op een ander veld staat. En dat lijkt me nog vrij soepel. Ik zou zelf eerder neigen naar 30% of daaromtrent, maar in dit geval is dat niet relevant.

De wedstrijdleider was in deze daarom volgens de protestcommissie degene die na zwart de fout inging. Hij had de klok stil dienen te zetten en zwart had de zet dienen te corrigeren. De moraal is: je hoort een zet correct uit te voeren. En als je dat niet doet mag je er zeker geen voordeel uit trekken,' aldus Eric Roosendaal.


© 2004  Pieter de Groot

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DIT WAS DE VRAAG
Is gebeurd ergens in Nederland, in 2002.

Wanneer beide scha-
kers in de laatste tijdnoodfase zijn, en een assistent van de scheidsrechter de partij noteert, ontstaat de volgende stelling op het bord:

wit:
Kh2, Tg6, a6, f4, h3
zwart:
Kf8, Ta7, Pc2, e6

Zwart, die minder dan twee minuten bedenk-
tijd heeft, is aan zet en doet Txa6. Echter, hij plaatst de toren voor slechts 10% op a6, en voor de rest op a7.

Wit, die ongeveer vier minuten bedenktijd heeft, denkt dat de toren op a7 staat, en doet Txe6.

Zwart pakt zijn toren op a7 en slaat de witte toren op e6.

Opschudding!

Lees de hele vraag  

WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtsvraag zeer op prijs. Neem de uitdaging aan. Let op! Iedereen kan meedoen.

mailPieter de Groot