HOME     SCHAAKRECHT     PIETER DE GROOT
HET VERBOD DE KONING TE SLAAN, HOOFDSTUK 2
2. De totstandkoming van de wijziging van de FIDE-regels in 2005

In dit hoofdstuk 2 ga ik uitgebreid in op de totstandkoming van het verbod. Dit doe ik om te laten zien dat bij die totstandkoming veel wordt gediscus-
sieerd. Echt overzichtelijk verlopen de discussies niet. Maar dat kan ik ook niet helpen, ik kan geen veranderingen aanbrengen in de gang van zaken van het verleden. Zo krijgt de lezer zelf een indruk van de kwaliteit van de totstandkoming van de FIDE-regels. Opvallend is dat de mening van de voorstanders van het verbod wel zijn gepubliceerd, maar nauwelijks die van de tegenstanders.

In een volgend hoofdstuk 3 zal ik enkele praktijkvoorbeelden geven.
In hoofdstuk 4 geef ik een schematisch overzicht van de heersende leer, voor zover daarvan sprake is. In hoofdstuk 5 geef ik mijn commentaar.


2.1 De eerste FIDE-regels 1929

De eerste FIDE-regels dateren van 1929 en deze blijven geldig tot 1955.
In artikel 1 staat het doel van het schaakspel beschreven: 'Het doel van het spel is de koning van de tegenstander mat te zetten, en de speler die de tegenstander mat zet, wint de partij.' Verder bestaat de regel van de onge-
oorloofde zet. Artikel 17 luidt: 'Indien een speler een ongeoorloofde zet doet en de tegenstander wijst daarop voordat hij zelf een stuk aanraakt, moet de ongeoorloofde zet hersteld worden.' Gevolgd door een regel die lijkt op het huidige artikel 4.3.


2.2 Het wereldkampioenschap 1953

De FIDE-regels geven geen duidelijk antwoord op de vraag of een speler
de koning van de tegenstander mag slaan. Voor het wereldkampioenschap 1953 maakt de FIDE een bijzondere toernooiregel.

Voor zowel gewoon als voor snelschaak geldt, in mijn woorden: als een speler een ongeoorloofde zet doet, blijft deze zet - net als bij snelschaak - geldig als de tegenstander zelf heeft gezet. Indien dat gebeurt wordt de ongeoorloofde zet omgezet in rechtsgeldige zet.

Wereldkampioenschap snelschaak
1 augustus 1953
Schach-Echo 1969, blz. 189, Hans Klüver




Wit die duidelijk slecht staat en een uitweg probeert te vinden, ziet niet dat hij schaak staat. Hij speelt 1. Tb5+? Zwart protesteert niet onmiddellijk, maar speelt 1. ... Kc4 Daardoor is de ongeoorloofde zet van wit op grond van de toernooiregel omgezet in een geoorloofde zet. Wit staat op de vol-
gende zet weer schaak. Dat moet hij dus opheffen. 2. Txe5? En weer doet wit een ongeoorloofde zet. Zwart: 2. ... Te2 en nu pas sommeert hij tegelijk dat wit zijn schaak moet opheffen. Wit doet 3. Kb1 Txe5 en het spel is uit.

Dit verloop van de partij komt volgens Klüver overeen met de geldende regels, zoals die gelden in 1953. 'Nog steeds komen bij snelschaken soort-
gelijke voorvallen voor,' aldus Klüver. Daarom hoopt hij dat 'ook de Hol-
landse schaakvrienden op snelschaaktoernooien weer terugkeren naar het eerbiedig slaan van de koning'. Als de regel had bestaan dat de koning ge-
slagen had mogen worden had zwart op de tweede zet gewonnen.


2.3 Wijziging FIDE-regels 1977

In 1977 werd in een aanhangsel bij de FIDE-regels, de FIDE-regels voor vijf minuten schaak, in artikel 8 geregeld dat bij snelschaak het slaan van de koning geoorloofd is 'or captures that king as valid proof' (of de koning slaat als een geldig bewijs). In 1992 werden de regels gewijzigd en kwam min of meer het huidige artikel C3 daarvoor in de plaats.

Maar wie denkt dat de rust daarmee is weergekeerd, heeft het mis.
'De Hollanders blijven zich verzetten tegen het slaan van de koning.'


top  


2.4 De opvatting van Gijssen

Al in zijn eerste column van 1998 schrijft Gijssen uitvoerig dat het verboden is de koning te slaan. Doet een speler dat toch, dan hoort die speler bij snel-
schaak de partij te verliezen. De speler had volgens hem de juiste proce-
dure moeten volgen:

1. de tegenstander (dat is degene die in staat is de koning van de speler te slaan) zet de klokken stil;
2. de tussenkomst van de scheidsrechter wordt ingeroepen;
3. de situatie wordt uitgelegd;
4. de claim om te winnen wordt gedaan en
5. als de scheidsrechter vaststelt dat de claim geldig is, kent hij de winst toe aan degene die claimt.

In artikel 1.2 (de versie tot juni 2005) staat: 'Het is de bedoeling van elke speler om de koning van de tegenstander zodanig "aan te vallen", dat de tegenstander geen reglementaire zet heeft die voorkomt dat de koning op de volgende zet wordt "geslagen". Men zegt dat een speler die dit doel be-
reikt, de koning van de tegenstander heeft "matgezet" en dat hij de partij heeft gewonnen. De tegenstander, wiens koning is matgezet, heeft de partij verloren.'

Volgens Gijssen is het woord 'volgende' in dit artikel belangrijk. 'Het doel van het spel is niet simpel gezegd de koning te slaan, maar de koning in zo'n positie te brengen dat hij niet kan voorkomen dat hij geslagen wordt op de volgende zet,' aldus Gijssen, mei 2003, More king capturing.

In maart 2002, 10.2-10.2-10.2 it will never stop, legt Gijssen zijn opvatting uit aan Ian Reynolds uit Engeland: 'Ik ben het met u eens dat in een snel-
schaakpartij een speler die zijn koning schaak laat staan of schaak zet zijn partij hoort te verliezen. Wat is eenvoudiger voor de tegenstander de klok-
ken stil te zetten, de tussenkomst van de scheidsrechter in te roepen, en de winst van de partij te claimen?'

Hij vervolgt: 'Laten we aannemen dat de speler de koning van de tegen-
stander slaat. Daarna roept de speler de tussenkomst in van de scheids-
rechter en claimt hij de partij, omdat hij in staat is de koning te slaan. De tegenstander claimt dat de speler de koning heeft geslagen met de onge-
oorloofde zet Td1xe6 of Lc1xg7. Hoe kan de scheidsrechter dit probleem oplossen als hij niet aanwezig was en er geen getuigen zijn? Ik weet het niet, omdat door de koning van het bord te nemen er geen bewijs is dat de laatste zet af of niet reglementair was,' aldus Gijssen.


Vervolgens staat hij stil bij gewoon schaak waar artikel 7.4 van toepassing is, dat luidt:

a. Als tijdens een partij blijkt dat er een onreglementaire zet, inclusief het niet voldoen aan alle eisen van de promotie of het slaan van de koning van de tegenstander, is voltooid, wordt de stelling teruggebracht naar de stelling onmiddellijk voorafgaand aan de onregelmatigheid. Wanneer deze stelling niet kan worden bepaald, wordt de partij voortgezet vanuit de laatste vast te stellen stelling voor de onregelmatigheid. De klokken worden bijgesteld overeenkomstig artikel 6.14. Artikel 4.3 is van toepassing op de zet die de onreglementaire zet vervangt. De partij wordt dan voortgezet vanuit deze herstelde stelling.

b. Na de handeling, beschreven in artikel 7.4a, geeft de arbiter, bij de eerste twee onreglementaire zetten van een speler, in beide gevallen twee minuten extra tijd aan zijn tegenstander; bij een derde onreglementaire zet van de-
zelfde speler wordt de partij voor hem verloren verklaard door de arbiter.

Gijssen wil hier graag nog wat aan toevoegen: De scheidsrechter moet tus-
senbeide komen als hij ziet dat bij gewoon schaak een ongeoorloofde zet wordt gedaan.

Vervolgens schenkt Gijssen aandacht aan de regel bij Rapidschaak waar de regel anders luidt. In de eerste plaats mag een scheidsrechter niet tussen-
komen. Alleen na een claim van een speler moet hij handelen zoals zojuist beschreven in artikel 7.4. De speler verliest het recht te claimen zodra hij een stuk heeft aangeraakt met de bedoeling deze te zetten.

Gijssen: 'Om het ingewikkeld te maken is hier de snelschaakregel: "Een on-
reglementaire zet is voltooid zodra de klok van de tegenstander aan de gang is gebracht. De tegenstander mag daarna de winst claimen voordat hij zelf een zet heeft gedaan. Als de tegenstander echter de koning van de speler nooit mat kan zetten, door welke reeks reglementaire zetten dan ook (zelfs bij het slechts mogelijke tegenspel), dan mag de speler remise claimen voordat hij zelf een zet heeft gedaan. Wanneer de tegenstander zelf een zet heeft gedaan, dan kan een onreglementaire zet niet meer worden hersteld."

In april 2002, Leave the king alone!, schrijft Gijssen dat het FIDE-congres in Elista het voorstel (dat niet zijn voorstel was) heeft aangenomen dat het is verboden de koning te slaan. 'Maar de fout werd vervolgens gemaakt niet te regelen wat er moet gebeuren als de koning toch wordt geslagen. Vanaf dat moment bestaan er moeilijkheden. Sommige scheidsrechters accepteerden het slaan van de koning, andere verklaarden de partij verloren. Door gebrek aan vergadertijd werd op een volgend congres geen beslissing genomen. Hij is het er mee eens dat als een partij niet wordt genoteerd er geen bewijs is of de gedane zet geoorloofd of ongeoorloofd is geweest. Vals spelen is altijd mogelijk. Maar hij herhaalt wat hij eerder heeft geschreven: niet elke onge-
oorloofde zet beëindigt de partij onmiddellijk zoals het geval van slaan van de koning.


top  


2.5 De Schotse schaakbond

De Schotse schaakbond is van mening dat het ongewenst is dat een speler die de koning slaat de partij verliest. Ken Stewart uit Schotland wijst op het bestaan van onreglementaire stellingen. Verder vraagt hij zich af of de straf het verlies van de partij voor degene die de koning slaat wel proportioneel is. Bij elke partij die niet genoteerd wordt, vernietigt iedereen het bewijs. Gijssen, mei 2003, More king capturing.


2.6 Wereldkampioenschap

Op het knock-out wereldkampioenschap in Groningen 1997 en Lausanne 1998 is Gijssen de hoofdscheidsrechter. Bij de voorbereiding op dat kampi-
oenschap wordt gediscussieerd wat een scheidsrechter moet doen wanneer een speler zijn koning bij snelschaak schaak laat staan. Op grond van artikel C3, zoals dat in die tijd luidde, kan de tegenstander de winst claimen.

Vervolgens rijst de vraag wat te doen wanneer een speler de koning slaat. Deze kwestie wordt een tijd later besproken in de regel- en reglementen-
commissie van de FIDE. Zij vindt dat slaan ongeoorloofd. Een aanbeveling van deze strekking biedt zij aan aan de algemene vergadering van de FIDE. Deze aanvaardt deze aanbeveling unaniem, aldus Gijssen, april 1998, The king en prise.

In mei 1998 kondigt Gijssen aan dat in Elista besloten zal worden wat het gevolg is als een speler de koning van de tegenstander slaat.

Echter, in november 1998 komt de regel- en reglementencommissie er niet uit. 'Er waren verschillende meningen binnen de commissie en ook verschil-
lende interpretaties over deze regel. De eindbeslissing luidde dat geen be-
slissing genomen moet worden en dat er tot 2000 niets veranderd moet worden,' aldus Gijssen, november 1998, More events in Elista.

In mei 2000 verklaart Gijssen dat hij geïrriteerd is dat er nog steeds geen beslissing is genomen in de kwestie. Het geval is wel een beetje duidelijk. Het is verboden de koning te slaan, maar men komt er niet uit wat de straf moet zijn. Gijssen heeft verschillende malen in Elista in 1998, in Doha in 1999, geprobeerd te verduidelijken, maar zonder succes, vergelijk mei 2000 What shall we do with a stinking player?

Overigens zal Gijssen enkele jaren later in diverse columns verklaren dat er in Elista wel een besluit was gevallen, maar dan men dat niet geregeld had, vergelijk februari 2002, Capturing the king.

De opvatting van Gijssen samengevat. Gijssen, heeft twee argumenten:
a. het is mogelijk dat de koning is geslagen omdat de speler zijn koning schaak heeft laten staan, maar hoe kan iemand dat bewijzen?
b. in het algemeen kan de ongeoorloofdheid van een zet worden bewezen, maar indien de koning wordt geslagen, is de partij plotseling voorbij.

Uit a en b trekt hij de conclusie: het slaan van de koning moet gestraft wor-
den met het verlies van de partij. In diverse columns daarna herhaalt hij dat standpunt.


2.7 De opvatting van de scheidsrechterscommissie van de KNSB

In de herfst van 2001 is er een bijeenkomst van de scheidsrechterscommis-
sie van de KNSB. Na een lange discussie wordt besloten dat de partij verlo-
ren verklaard moet worden voor de speler die de koning heeft geslagen. De reden daarvoor: 'Het is duidelijk dat de speler die een zet voltooit waardoor zijn koning schaak komt te staan een onreglementaire zet doet. Op grond van artikel C3 heeft de tegenstander het recht de winst te claimen voordat hij zelf een zet doet.'

'Een belangrijk punt in de discussie is dat als de koning is geslagen, er geen bewijs is dat de speler wiens koning is geslagen een ongeoorloofde zet heeft gedaan. Daarom moet de tegenstander die dit bewijs laat verdwijnen ge-
straft worden. De scheidsrechterscommissie adviseert de organisatoren van snelschaaktoernooien in Nederland deze regel toe te passen. De scheids-
rechter moet deze regel voor het begin van de wedstrijd afkondigen,' aldus de scheidsrechterscommissie. Zie Gijssen, november 2001, The king en prise redux.


top  


2.8 Reacties op de opvatting van Gijssen

Gijssen stelt voor de FIDE-regels te wijzigen en te regelen dat het verboden is de koning te slaan. Hij roept lezers op te reageren, januari 2002, How to get a title?

Kevin Bonham, Koen van Venetië en Werner Stubenvol zijn het eens met Gijssen. Zonder dat zij nieuwe argumenten toevoegen.

Kritiek komt van Stewart Reuben en Lau Bjerno.

Stewart Reuben uit Engeland schrijft dat veel snelschaakpartijen worden gespeeld zonder scheidsrechter. 'Het moet aan de spelers overlaten worden hoe zij hun partijen spelen. Het is algemeen aanvaard de winst te claimen door het slaan van de koning. Volgens hem is het absurd de speler te laten verliezen omdat hij had kunnen winnen als hij de winst had geclaimd op een correcte manier. Als ik in zo'n geval de scheidsrechter was geweest zou ik proberen er samen met de spelers uit te komen. Als dat niet lukt en als zij de partij niet willen overspelen, verklaar ik de partij remise. Mijn gevoel van de afgelopen veertig jaar is, dat in alle gevallen die ik heb meegemaakt, de speler wiens koning werd geslagen inderdaad zijn koning schaak heeft laten staan en de partij zou moeten verliezen.,' aldus Reuben, Gijssen, februari 2002, Capturing the king.

Lau Bjerno uit Denemarken ergert zich aan de motivering van Gijssen en schrijft: 'Als ik - in een snelschaakpartij tegen u - mijn paard verplaats van b3 naar d5 en u wilt de winst claimen, heeft u geen bewijs dat het paard niet kwam van b3. Als ik ongeoorloofd rokeer, kunt u niet bewijzen dat ik mijn koning eerder in de partij heb verplaatst. Als u mijn dame slaat, kunt u op geen enkele manier bewijzen dat ik ongelijk heb als ik de scheidsrechter vertel dat u dat heeft gedaan met een onreglementaire zet. Als ik uw koning met een ongeoorloofde zet schaak zet, is er geen enkele manier dat u dat kunt bewijzen. Als ik een pion die u drie zetten daarvoor heeft geslagen, terugplaats op het bord kunt u niet bewijzen dat deze eerder geslagen was. Als ik eenvoudig uw dame van het bord neem, kunt u niet bewijzen dat ik deze niet eerder geoorloofd in de partij heb geslagen. Daarom, waarom is het in hemelsnaam voor u dan zo belangrijk, dat na een geslagen koning er geen bewijs is van een ongeoorloofde zet. Bij snelschaak is bijna geen bewijs van enige ongeoorloofde zet!'aldus Lau Bjerno, Gijssen april 2002, Leave the king alone. Gijssen geeft hier geen commentaar op.

Bill Gletsos uit Australië wijst Gijssen erop dat vanaf 1977 in regel 8 van het aanhangsel op de FIDE-regels geregeld was dat bij snelschaak de partij is beëindigd wanneer de koning wordt geslagen. In 1996 werden de FIDE-regels herzien. Het wezen van regel 8 komt voor in artikel C3. Pas sinds het verschijnen van de eerste column van Gijssen is er een probleem, aldus Gletsos. Gletsos vindt het vreemd dat als de FIDE in 2000 beslist dat het verboden is de koning te slaan, men dat dan niet heeft bekend gemaakt. Gijssen kende deze geschiedenis van de regel niet, mei 2002, Capturing the king - recording the moves.


2.9 De 35ste Schaak Olympiade in Bled in 2002

In Bled 2002 komt het congres van de FIDE bijeen. In de regel- en regle-
mentencommissie komt geen overeenstemming over het slaan van de ko-
ning bij snelschaak, vergelijk Gijssen, november 2002, the 35th Chess olympiad in Bled.

Uit de notulen: 'Er bestaat geen overeenstemming. Sommige scheidsrech-
ters menen dat als de speler de koning van zijn tegenstander slaat, de spe-
ler de partij moet verliezen. Anderen menen dat de speler moet winnen. Besloten wordt de huidige regels niet te wijzigen. Daarom, als een speler daadwerkelijk de winst claimt door de koning te slaan, loopt hij het risico dat de scheidsrechter anders beslist,' aldus de notulen.

Gijssen: 'Deze notulen werden besproken in het Uitvoerend Comité en ik herinner me dat een delegatielid me vroeg wat er nu moet gebeuren als een koning wordt geslagen. Ik ben nog steeds van mening dat in die vergadering werd besloten dat het slaan van de koning betekent het verlies van de partij. In de vergadering van de Algemene Vergadering gaf ik aan dat ik zeker weet dat iedereen de notulen had gelezen en als iemand een vraag had ge-
had had hij die kunnen stellen. Niemand reageerde en dat betekent dat de notulen van de regel- en reglementencommissie zijn aanvaard. Zie de pas-
sage uit de notulen hiervoor. Daardoor moet elke scheidsrechter op een snelschaaktoernooi van te voren aankondigen wat er gebeurt als een koning wordt geslagen. De keerzijde is natuurlijke dat de discussies in de vergade-
ring van het Uitvoerend Comité en die in de Algemene Vergadering niet beschikbaar zijn,' aldus Gijssen mei 2003, More king capturing.


2.10 Het 75e FIDE-congres in 2004

Op het congres in 2004 komt de gevraagde duidelijkheid. De FIDE-regels worden gewijzigd en het slaan van de koning wordt verboden. Gijssen: 'Nieuw in dit artikel is de zinsnede 'Het is niet toegestaan de eigen koning aangevallen te laten staan of een zet te doen waardoor de eigen koning aangevallen wordt. Ook is het niet toegestaan de koning van de tegen-
stander te 'slaan'. 'Deze wijziging betekent dat het slaan van een koning wordt beschouwd als een ongeoorloofde zet en er zijn geen uitzonderingen voor Rapid en snelschaakregels,' aldus Gijssen, november 2004, the 75th FIDE Congres.

'De regel- en reglementencommissie van de FIDE heeft deze wijziging ge-
makkelijk geaccepteerd, maar er was stevige oppositie in het Uitvoerend Comité van de FIDE. Een meerderheid ging akkoord met het voorstel en in bilateraaltjes na de bijeenkomst, probeerde ik de tegenstanders ervan te overtuigen dat het een verdienstelijk voorstel was,' aldus Gijssen.

'Later had ik (d.i. Gijssen) een discussie met een collega over het geval waarin een speler in een snelschaakpartij zijn koning schaak laat staan.
We vonden het vreemd dat een speler de partij kon verliezen wanneer hij
de koning van de tegenstander slaat. Dus gingen we akkoord met het vol-
gende: als een speler zijn koning schaak laat staan, doet hij een ongeoor-
loofde zet. Als de tegenstander niet claimt, gaat hij akkoord en beschouwt deze de zet als geoorloofd. Maar dit betekent niet dat het de tegenstander vrijstaat een ongeoorloofde zet te doen door de koning te slaan. Dus, is het niet mogelijk dat twee ongeoorloofde zetten achter elkaar kunnen bestaan,' aldus Gijssen november 2004.

Op 1 juli 2005 is artikel 1.2 gewijzigd. De volgende twee zinnen zijn inge-
voegd in dat artikel: 'Het is niet toegestaan de eigen koning aangevallen te laten staan of een zet te doen waardoor de eigen koning aangevallen wordt. Ook is het niet toegestaan de koning van de tegenstander te "slaan".' Door deze wijziging is het verboden de koning van de tegenstander te slaan.

Zie ook Schaakmagazine december 2005, blz. 23


© 2007  Pieter de Groot

Wordt vervolgd

top  

vorig artikel schaakrechtVORIGE | VOLGENDEvolgend artikel schaakrecht
DE KONING SLAAN
Artikelenreeks 'Het ver-
bod de koning te slaan' door Pieter de Groot.

Hoofdstuk 1  
Hoofdstuk 2  
Hoofdstuk 3  
WILT U REAGEREN?
Pieter de Groot stelt een inhoudelijk reactie op de schaakrechtartikelen zeer op prijs. Natuurlijk kunt u ook vragen stellen over de behandelde onderwerpen.

mailPieter de Groot


schaakrechtrubriek Geurt Gijssen op ChessCafe.com